Addertong

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Addertong
Gewone addertong (Ophioglossum vulgatum)
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Clade:Tracheophyta
Clade:Euphyllophyta
Clade:Monilophyta
Klasse:Psilotopsida
Orde:Ophioglossales
Familie:Ophioglossaceae (Addertongfamilie)
Geslacht
Ophioglossum
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Addertong op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Addertong (Ophioglossum) is een geslacht van ongeveer 50 soorten varens uit de addertongfamilie (Ophioglossaceae).

Ze komen wereldwijd voor, voornamelijk in subtropische en tropische streken, overwegend in vochtige, verstoorde graslanden.

De gewone addertong (Ophioglossum vulgatum) komt, zij het zeldzaam, in België en Nederland voor. De azorenaddertong (Ophioglossum azoricum) is nog zeldzamer in de Vlaamse duinen.

Naamgeving en etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Duits: Natternzungen
  • Frans: Ophioglosses
  • Engels: Adder's-tongue

De botanische naam Ophioglossum is afgeleid van Oudgrieks ὄφις, óphis (slang) en γλώσσα, glṓssa (tong), wat slaat op de slangentongachtige vorm van de sporenaar.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Addertongen zijn voornamelijk terrestrische geofyten, die overwinteren met vlezige rizomen. Elke plant bestaat uit één, zelden meer bladen, met een onvruchtbaar deel, de trofofoor, en een vruchtbare sporofoor of sporenaar, met een gemeenschappelijke steel. De trofofoor is bladvormig, ongesteeld of zittend, ongedeeld, ovaal tot lancetvormig, met netvormige nerven en een spitse top.

De sporenaar is eveneens ongedeeld, zittend tot lang gesteeld, vlezig, lancet- tot lijnvormig, geribbeld, de sporenhoopjes in twee rijen gescheiden door een diepe gleuf, en meestal met een spitse top.

De plant laat niet elk jaar een sporenaar groeien, en soms wordt er zelfs niet elk jaar een blad gevormd. Dan leeft de plant ondergronds verder met behulp van mycorrhiza.

Evolutie[bewerken | brontekst bewerken]

Het geslacht Ophioglossum staat bij genetici bekend als het geslacht met het grootste aantal chromosomen per cel. Dat kan gaan van 30 chromosoomparen bij O. eliminatum tot 720 chromosomenparen (dus 1440 chromosomen) per cel bij O. reticulatum.[1] Dit is te verklaren door opeenvolgende cycli van polyploïdie, een mutatie waarbij de chromosomen zich delen maar waarbij de cel zich niet splitst, tijdens de evolutie van deze soorten. Het feit dat slechts enkele, zeldzame, soorten deze eigenschap vertonen, suggereert dat polyploïdie door natuurlijke selectie in de regel onderdrukt wordt. Door het traject van de verdubbelingen van soort tot soort te volgen, kan een evolutionaire stamboom van Ophioglossum opgesteld worden.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

Het geslacht telt naargelang de gevolgde taxonomie dertig tot vijftig soorten. Daarnaast worden nog verscheidene ondersoorten en variëteiten onderscheiden.

Soortenlijst[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Ophioglossum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.