Chronischevermoeidheidssyndroom

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Chronisch vermoeidheidssyndroom)
Samenvoegen van Ten minste één Wikipediagebruiker vindt dat de tekst van Myalgische encefalomyelitis in dit artikel ingevoegd zou moeten worden of dat er een duidelijkere afbakening tussen deze artikelen dient te worden gemaakt. Als de tekst wordt ingevoegd, dient dat artikel een doorverwijzing te worden (bekijk voorstel).
Esculaap Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Chronischevermoeidheidssyndroom
Coderingen
ICD-11 8E49
ICD-10 R53
ICD-9 780.71
MedlinePlus 001244
eMedicine med/3392ped/2795
MeSH D015673
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Het chronischevermoeidheidssyndroom[1] (CVS) (oftewel chronic fatigue syndrome, CFS) is een syndroombeschrijving die eind jaren 1980 werd geïntroduceerd door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) naar aanleiding van twee ziekte-uitbraken in de Verenigde Staten.[2] Vermoed wordt dat het hier twee uitbraken van de ziekte myalgische encefalomyelitis (ME) betrof.

In een deel van de medische literatuur werden de diagnoses ME en CVS vervolgens door elkaar gebruikt.[3] Later verschenen er nieuwe definities van CVS en verschoof geleidelijk de betekenis. In de ICD-10 viel CVS onder onverklaarde vermoeidheid en malaise. In de ICD-11 valt CVS, net als ME, onder het post-viraal vermoeidheidssyndroom.

Volgens de CDC is het hoofdkenmerk van het chronischevermoeidheidssyndroom inspanningsintolerantie, ook wel Post-Exertionele Malaise (PEM) genoemd : een relatief geringe inspanning leidt al tot uitputting, waarbij bovendien het herstel langer dan 24 uur duurt.[4]

Hoewel de term CVS oorspronkelijk alleen was bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek,[5] wordt hij tegenwoordig ook gebruikt in de klinische praktijk. Omdat CVS alleen een beschrijving van klachten is, is nader medisch onderzoek altijd gewenst.

Symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

De symptomen van CVS zijn in de wetenschappelijke literatuur diverse malen uitgewerkt tot criteria. De definities verschillen onderling sterk van elkaar.

De bekendste criteria, en het meest gebruikt, zijn de CDC-criteria van 1994.[5] Deze luiden samengevat als volgt:

  • Hoofdcriterium: klinisch geëvalueerde chronische vermoeidheid die:
    • onverklaarbaar is;
    • continu aanwezig is, of herhaaldelijk terugkeert;
    • nieuw is, of een duidelijk begin heeft (niet het hele leven al aanwezig);
    • niet het resultaat is van voortdurende belasting;
    • niet duidelijk minder wordt door rust;
    • een aanzienlijke afname van het vroegere activiteitenniveau op het gebied van werk, studie, sociale of persoonlijke activiteiten tot gevolg heeft.
  • Nevencriteria: het tegelijkertijd voorkomen van ten minste vier van de volgende symptomen. Deze symptomen moeten allemaal een periode van ten minste zes achtereenvolgende maanden aanhouden of gedurende deze periode steeds weer terugkeren. Ze mogen niet reeds hebben bestaan voor de vermoeidheid begon.
    • de patiënt geeft aan dat hij of zij een verslechtering van het kortetermijngeheugen of van het concentratievermogen ervaart die zo ernstig is dat het een aanzienlijke vermindering van het vroegere activiteitenniveau op het gebied van werk, studie, sociale of persoonlijke activiteiten tot gevolg heeft;
    • zere keel;
    • gevoelige cervicale of axillaire lymfeklieren;
    • spierpijn;
    • hoofdpijn die qua vorm, patroon en ernst nieuw is;
    • slaap waar de patiënt niet van uitrust;
    • na inspanning malaisegevoel dat meer dan 24 uur aanhoudt;
    • pijn in verschillende gewrichten zonder zwelling of roodheid.
  • Uitsluitingscriteria: de diagnose CVS mag niet worden gesteld als de vermoeidheid kan zijn veroorzaakt door:

Volgens een vergelijkend onderzoek zouden ME-patiënten niet meer dan de helft uitmaken van alle personen die aan deze criteria voldoen.[6] De auteurs achten het belang van inspanningsintolerantie onderbelicht.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De diagnose myalgische encefalomyelitis dateert uit 1956[7] toen kort na elkaar diverse uitbraken van de ziekte hadden plaatsgevonden[8] en bij enkele autopsies ontstekingen in hersenen en ruggenmerg werden geconstateerd.[9][10] Voor die tijd was als diagnose (epidemische) Neuromyasthenie gebruikelijk.[11] De Canadese wetenschapper Byron Hyde[3] geeft als enkele eerdere diagnoses die min of meer hetzelfde ziektebeeld beschrijven atypische poliomyelitis en spierreuma (Sydenham, 1681).[12] Beschrijvingen van het ziektebeeld gaan, aldus Hyde, terug tot papyrus-fragmenten van 1900 en 1400 v.Chr.

De diagnose ME werd – met de doorgaans weggelaten toevoeging benigne (goedaardig) – in 1969 opgenomen in de ziekteclassificatie van de Wereld Gezondheidsorganisatie, waar het tegenwoordig staat gerangschikt onder postviraal vermoeidheidssyndroom in het hoofdstuk 'overige hersenaandoeningen'. In Nederland wordt door onder andere het UWV gebruikgemaakt van de van de WHO-classificatie afgeleide CAS-code,[13] waar ME met de code N690 staat vermeld als ziekte van het zenuwstelsel.

In Japan is de ziekte bekend geworden onder de naam "Low natural killer cell syndrome", naar een veel voorkomende afwijking.

Nadat het CDC in 1994 een relatief eenvoudig te hanteren set van criteria voor de werkdiagnose "chronisch vermoeidheidssyndroom" had geïntroduceerd, raakte de diagnose ME in het wetenschappelijk onderzoek in onbruik; vrijwel al het onderzoek op dit gebied vond sindsdien plaats bij mensen die voldoen aan deze criteria voor CVS. Een uitzondering hierop is het werk van de Nightingale Research Foundation. Sinds 2007 is de internationale specialistenorganisatie IACFS/ME, in navolging van veel patiëntenorganisaties, voorstander van het gebruik van de gecombineerde aanduiding ME/CVS.

Oorzaken[bewerken | brontekst bewerken]

CVS is een syndroomomschrijving en geeft dus geen oorzaak aan. Hoewel de term is bedoeld voor het onderscheiden van patiënten die lijden aan myalgische encefalomyelitis (ME), valt niet uit te sluiten dat ook anderen aan de gestelde criteria voldoen. Zeker als de ruime CDC-criteria van 1994 worden gehanteerd, is het dan ook niet verrassend dat bij wetenschappelijk onderzoek naar CVS een gevonden afwijking altijd slechts bij een gedeelte van de onderzochte patiënten voorkomt. In onderzoek waarbij de striktere Canadese criteria worden toegepast wordt een abnormaal lage efficiëntie van de ATP-productie gemeten.[14]

Omdat nog niet systematisch is onderzocht in hoeverre dat steeds dezelfde patiënten zijn, kunnen de gevonden afwijkingen niet automatisch worden toegeschreven aan de ziekte ME. Een sluitende biomedische verklaring is dan noodzakelijk.

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

CVS ontstaat in veel gevallen na een acute infectie, hoewel sommige patiënten een langzaam, sluipend begin ervaren. Ook bloedtransfusies en vaccinaties zijn met het ontstaan van de aandoening in verband gebracht.[15]

Er zijn aanwijzingen voor een relatie met bepaalde veelvoorkomende virussen, waaronder herpesvirussen zoals het Epstein-Barrvirus,[16] maar ook enterovirussen zoals Coxsackie B[8] en poliovirussen.[8] Bij een onderzoek in 2007[17] werden bij 82% van de volgens CVS-criteria onderzochte patiënten enterovirussen aangetoond in maagbiopten. Bij vrijwel alle patiënten werd een milde chronische ontsteking geconstateerd.

Fysieke en mentale stress kunnen de aandoening verergeren.

Vatbaarheid, behandeling en prognose[bewerken | brontekst bewerken]

Het aantal personen op wie de omschrijving 'CVS' van toepassing is, hangt sterk af van de gekozen definitie.[18] De ME/CVS-Stichting Nederland noemt als omvang van haar doelgroep aantallen van 60.000 tot 150.000 patiënten. In vergelijking tot ME is er een hoger percentage jongeren bij wie CVS is vastgesteld.

Er is geen geneeswijze bekend; behandelingen gericht op diverse symptomen helpen sommige patiënten. De behandeling bestaat daarom vooral uit symptoombestrijding. Daarnaast zijn er experimenten, onder meer met hoge doses van vitamine B of carnitine. Omdat CVS een complex ziektebeeld is, bestaat het risico dat alle klachten van de patiënt hieraan worden toegeschreven waardoor bijkomende ziektes worden gemist.

Het lijkt erop dat degenen bij wie CVS vroeg is vastgesteld, en voldoende rust nemen in de acute fase van de ziekte, bij terugvallen het meest herstellen. Overmatige inspanning kan de symptomen verergeren. In een retrospectief, niet vergelijkend, ongeblindeerd onderzoek naar het effect van azithromycine, een antibioticum, werd door 58 van 99 patiënten aangegeven dat hun klachten verminderden. Het niveau van de stof acetylcarnitine was in deze groep ook lager.[19] Het mechanisme van dit effect, dat nog in nader onderzoek bevestigd zou moeten worden, is nog onbegrepen; ook de auteurs geven in hun hypothesen naar aanleiding van deze bevinding niet aan dat ze verwachten dat dit door een effect op een bacteriële infectie zou komen. Retrospectieve onderzoeken hebben in de geneeskunde slechts een zeer beperkte bewijskracht.

Het verloop is variabel en onvoorspelbaar. Na de beginfase vertoont de ziekte deze in de meeste gevallen door de jaren heen een patroon van verslechtering en verbetering. De meesten worden geleidelijk iets beter, een belangrijke minderheid blijft echter ernstig aangedaan.

Bij een subgroep van patiënten die een inefficiënte ATP-productie hebben is een verhoging van deze productie effectief. Gemiddeld werd de ATP-productie met 44% verbeterd en de klinische klachten verbeterden vergelijkbaar.[20] De behandeling bestaat uit het verhogen van de stoffen die betrokken zijn bij de ATP-productie en verminderen van stoffen die de productie schaden.

In Engeland, België en Nederland is getracht om patiënten te behandelen met een combinatie van cognitieve gedragstherapie en geleidelijke activering. De veronderstelling daarbij is dat men soms niet weet wat de lichamelijke oorzaak van de klachten is. Dat wil echter niet zeggen dat de klachten dus psychisch zijn. Omdat de oorzaak dus onduidelijk is, kan die ook niet behandeld worden met cognitieve gedragstherapie. Wel kan gewerkt worden aan de negatieve gevolgen van CVS. Negatieve gevolgen kunnen angst, boosheid, de uitval op werk en school of vermijding van beweging of juist over-activiteit zijn. Door aan deze negatieve gevolgen te werken kan een verbetering van de klachten worden bereikt. Deze filosofie wordt onder andere aangehangen door het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid, waar op basis van een biopsychosociaal model met cognitieve gedragstherapie wordt gewerkt. Volgens een Belgische evaluatie-studie leidt deze benadering tot een negatief effect op het functioneren.[21][22] Een ander onderzoek concludeert tot positieve effecten op enkele symptomen (vermoeidheid, stemming en lichamelijke fitheid) bij sommige CVS/ME-patiënten maar leidde niet tot een verbetering in cognitieve functies of levenskwaliteit.[23] Het Nijmeegse model bleek bij een bevolkingsonderzoek wel toepasbaar op psychische vermoeidheid, maar niet op CVS.[24]

Cognitieve gedragstherapie wordt (met een heel andere invalshoek) ook wel gebruikt om het leren omgaan met een chronische ziekte te vergemakkelijken en op die manier de levenskwaliteit te verbeteren. Bij CVS worden er wat dat betreft evenwel betere resultaten gerapporteerd over methoden als pacing (afwisseling van activiteit en rust) en envelope (opbouwen van reserve). Hier is nog geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan.[25][26]

Wetenschappelijk onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Wetenschappelijk onderzoek naar CVS wordt in Nederland voornamelijk gefinancierd via ZonMw en door het Zorginstituut Nederland. Daarbij is de aandacht lange tijd uitgegaan naar cognitieve gedragstherapie met het Nederlands Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid als uitvoerder.

In 2021 startte ZonMw een nieuw programma waarbij de nadruk ligt op biomedisch onderzoek naar ME/CVS en waarvan de doelstellingen in samenwerking met patiënten, wetenschappers en behandelaren werden opgesteld. Dit onderzoeksprogramma heeft een looptijd van 10 jaar en een budget van € 28,5 miljoen.[27] In de eerste subsidieronde werden twee samenwerkingsverbanden gefinancierd: ME/CFS Lines onder leiding van Judith Rosmalen en het Nederlandse ME/CVS Cohort- en Biobank-consortium (NMCB) onder leiding van Jos Bosch.[28] Een motie van de heer Nico Drost om het budget voor het ME/CVS-onderzoeksprogramma te verhogen met €4,4 miljoen werd in september 2023 aangenomen door de Tweede Kamer.[29]

Noorwegen[bewerken | brontekst bewerken]

In een kleinschalig fase-II-onderzoek naar de effectiviteit van Rituximab (merknaam MabThera®) bij 30 ME/CVS-patiënten bleek dat tien van de vijftien ME/CVS-proefpersonen een vermindering van hun symptomen vertoonden en twee personen volledig herstelden.[30] De studie werd uitgevoerd door twee Noorse oncologen: professoren Øystein Fluge en Olav Mella van het Haukland Universitair Ziekenhuis[31][32] te Bergen (Noorwegen). Het fase-III onderzoek toonde echter aan dat Rituximab niet geassocieerd was met klinische verbetering bij ME/CVS-patiënten.[33] De documentaire 'Left-out' gaat dieper in op het Noorse onderzoek en de teleurstelling die de negatieve resultaten veroorzaakten.[34]

Verenigd Koninkrijk[bewerken | brontekst bewerken]

In 2021 startte een grootschalig DNA-onderzoek naar mogelijke genetische risicofactoren voor ME/CVS in het Verenigd Koninkrijk.[35] Het onderzoek wordt geleid door professor Chris Ponting van het Medical Research Council Human Genetics Unit aan de Universiteit van Edinburgh.[36] Meer dan 26.000 personen deden aan het onderzoek mee[37], waardoor het de grootste studie naar ME/CVS tot op heden is.[38] Bij het onderzoek worden patiënten en patiëntenvertegenwoordigers nauw betrokken.[39]

Differentiaaldiagnoses[bewerken | brontekst bewerken]

Bij een patiënt die klachten heeft van chronische vermoeidheid kunnen de volgende ziekten overwogen worden.[40] Sommige ziekten komen veel voor (depressies, anemie, schildklierafwijkingen, diabetes mellitus), sommigen zijn (zeer) zeldzaam (myasthenia gravis, SLE, polio). Afhankelijk van bijkomende klachten, leeftijd, geslacht, vaccinatiestatus, etniciteit, buitenlandse reizen, eventuele afwijkingen bij lichamelijk onderzoek en oriënterend laboratoriumonderzoek zijn bepaalde klachten meer of minder waarschijnlijk.

Richtlijnen[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium[bewerken | brontekst bewerken]

In 1996 kwam het Tijdelijk instituut coördinatie en afstemming (Tica) met een richtlijn over het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium,[42] met een aparte paragraaf over 'moeilijk objectiveerbare aandoeningen' zoals CVS. Daarin is als leidraad gegeven: Het feit dat er geen lichamelijke of psychische oorzaken gemeten of aangetoond kunnen worden betekent niet dat er daarom geen stoornissen, beperkingen en handicaps bestaan. De conclusie van deze richtlijn werd in 2000 opgenomen als nota van toelichting bij het schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten uit 2000.[43]

Verzekeringsprotocol 2007[bewerken | brontekst bewerken]

In 2007 publiceerde de Gezondheidsraad een verzekeringsprotocol voor CVS.[44] In dit protocol erkent de Gezondheidsraad CVS als een reële en invaliderende aandoening, met zowel fysieke als cognitieve beperkingen. Vanuit de patiëntenorganisaties is dit protocol niettemin sterk bekritiseerd. De organisaties stellen onder meer dat de omschrijving van het ziektebeeld onherkenbaar is en dat er overdreven aandacht is voor Cognitieve Gedragstherapie.[45][46]

CBO-richtlijn 2013[bewerken | brontekst bewerken]

In 2013 bracht het CBO een richtlijn voor CVS uit, in samenwerking met het Nederlands Huisartsen Genootschap, de ME/CVS-Stichting Nederland en de Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid.[47] In deze richtlijn wordt cognitieve gedragstherapie als enige behandeling aanbevolen.

Gezondheidsraad 2018[bewerken | brontekst bewerken]

De Gezondheidsraad concludeerde in haar rapport over ME/CVS uit 2018: "Behandeling van ME/CVS kan niet gericht zijn op de aanpak van de oorzaken van de ziekte, bij gebrek aan goed inzicht daarin. Wel is het soms mogelijk de symptomen van de ziekte te verlichten." [48] Ook cognitieve gedragstherapie is een te overwegen behandelingsoptie, zo vond de meerderheid van de commissie. Niettemin merkte het rapport op dat cognitieve gedragstherapie niet beschouwd kan worden als een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling waartoe patiënten verplicht kunnen worden.[48]

Nieuwe richtlijn 2023-2026[bewerken | brontekst bewerken]

In 2023 ging de ontwikkeling van een nieuwe multidisciplinaire richtlijn ME/CVS van start. De richtlijnontwikkeling wordt gefinancierd door het Ministerie van VWS. De Nederlandse Internisten Vereniging (NIV) is penvoerder van het project en het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten zal de methodologische ondersteuning bieden.[49] Uiterlijk 1 mei 2026 zal de richtlijn ME/CVS gefinaliseerd worden.[49]

België[bewerken | brontekst bewerken]

De Belgische Hoge Gezondheidsraad publiceerde in 2020 een nieuw advies over ME/CVS.[50] Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) publiceerde in januari 2024 een nieuwe conventie voor multidisciplinair diagnostisch centra voor ME/CVS. Deze overeenkomst voorziet een terugbetalingsregeling voor de diagnose van ME/CVS en behandeling met cognitieve gedragstherapie. Tot op heden ondertekende enkel één ziekenhuis, het Multidisciplinair diagnostisch centrum voor CVS in het UZ Leuven, de overeenkomst.[51]

Overige landen[bewerken | brontekst bewerken]

Naast Nederland[52] en België[50] zijn richtlijnen voor ME/CVS uitgebracht in Canada,[53][54][55] Australië,[56] Engeland,[57][58][59] de Verenigde Staten,[60][61][62] Noorwegen[63] en de Europese unie.[64]

Schrijfwijze[bewerken | brontekst bewerken]

Ook komen de schrijfwijzen chronisch vermoeidheidssyndroom[65][66][67][68] en chronische vermoeidheidssyndroom[1] voor. Die schrijfwijzen zijn volgens Pinkhof Geneeskundig woordenboek echter onjuist, aangezien niet het syndroom maar de vermoeidheid chronisch is.[1]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]