Dracovenator

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dracovenator
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Dracovenator
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Dinosauria (Dinosauriërs)
Orde:Saurischia
Onderorde:Theropoda
Geslacht
Dracovenator
Yates, 2006
Typesoort
Dracovenator regenti
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Dracovenator op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Dracovenator is een geslacht van vleesetende theropode dinosauriërs, misschien behorend tot de groep van de Ceratosauria, dat tijdens het Vroege Jura leefde in het gebied van het huidige Zuid-Afrika.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De typesoort Dracovenator regenti is in 2006 benoemd en beschreven door Adam Mathew Yates. De geslachtsnaam is een samentrekking van de Latijnse woorden draco, "draak" en venator, "jager" en verwijst meteen naar de Drakensbergen waar het fossiel gevonden is. De soortaanduiding eert wijlen Regent Huma, de assistent van professor James Kitching die het typespecimen vond bij de boerderij Upper Drumbo in het oosten van de Kaapprovincie.

Diagram van het bewaarde materiaal, afgebeeld op de schedel van Dilophosaurus

Het holotype, BP/1/5243, is gevonden in een laag van de bovenste Elliotformatie die dateert uit het Hettangien, ongeveer 199 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een fragmentarische schedel met onderkaken.

Als paratype is BP/1/5278 verwezen, een gedeeltelijke schedel, de snuit, van een jong dier. Het werd na een vondst in 1981 bij de boerderij Paradys al in 1999 beschreven als een exemplaar van Megapnosaurus ("Syntarsus"). In 2012 viel het in een analyse uit op een andere positie in de stamboom dan het holotype, een indicatie dat de toewijzing aan Dracovenator incorrect was. Beide fossielen maken deel uit van de collectie van het Bernard Price Institute for Palaeontological Research.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Grootte en onderscheidende kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Dracovenator werd zo'n zes meter lang. De lengte van de schedel van het holotype werd geschat op een halve meter. Gregory S. Paul schatte in 2010 het gewicht op tweehonderdvijftig kilogram.

Yates wist drie autapomorfieën vast te stellen, unieke afgeleide kenmerken. Rond een groot foramen in de zijwand van de praemaxilla ligt een tweelobbige uitholling die met de rand waaraan de tandkassen geplaatst zijn verbonden is door een diep nauw kanaal. Het articulare heeft in de zijwand een diepe schuine inkeping die het retroarticulair uitsteeksel scheidt van de achterrand van het onderste kaakgewricht. Aan de bovenrand van het articulare bevinden zich twee bijlvormige uitsteeksels, een aan de binnenzijde net achter de opening van de chorda tympanica en een aan de buitenzijde aan de voorste buitenrand van de groeve voor de Musculus depressor mandibulae, de spier die via het retroarticulair uitsteeksel de muil opent.

Skelet[bewerken | brontekst bewerken]

Schedeldelen

De praemaxilla vormt een afhangende snuit. De achterste tak is door een rechte hoek ingekeept, onder het neusgat. Daar paste kennelijk een rechthoekige voorste tak van het bovenkaaksbeen in, et als bij de Tetanurae. In de zijwand van de praemaxilla bevinden zich verschillende grote foramina. Een onderste foramen wordt omgeven door een bovenste en onderste ronde uitholling, met elkaar verbonden. Het foramen loopt door de onderste uitholling uit in een smal kanaal tot aan de kaakrand. De snuitpunt is afgerond in zijaanzicht en kromt geleidelijk omhoog rond het grote neusgat. De snuit is vrij laag. De dunne tak boven het neusgat splitst zich van zijn wederhelft, kennelijk het begin vormend van een dubbele snuitkam als bij Dilophosaurus. Die zou dan wel lager geweest zijn dan bij die soort. De praemaxilla draagt vier tanden. De eerste daarvan is vrij klein maar wel afgeplat, afwijkend van het coelophysoïde type dat een ronde dwarsdoorsnede heeft. De derde tand is erg lang. Hiervan is de kroon bewaard, met duidelijke kartelingen op de achterrand, veertien per vijf millimeter, maar zwakke op de voorrand.

Een stuk bovenkaaksbeen draagt zes tanden. De uitholling rond de fenestra antorbitalis vormt een duidelijke afgeronde rand, net als bij de coelophysoïden. De interdentaalplaten achter de tanden zijn driehoekig en niet vergroeid anders dan de rechthoekige vergroeide platen bij Ceratosauria. De maxillaire tanden hebben aan beide randen vertandingen, wat dieper aan de achterrand. Bij de dentaire tanden lopen de vertandingen door over het spits.

In de onderkaak omgrenst het angulare een groot zijvenster. Het element is ook vooraan hoog, een basaal kenmerk. De achterkant van de onderkaak is sterk gebroken bewaard gebleven, wat een interpretatie bemoeilijkt. Het surangulare vormt volgens Yates een dikke rand aan de voorste zijkant van het kaakgewricht. Hij reconstrueert de zone met twee vreemde, tegen over elkaar liggende, uitsteeksels.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

De snuit van het paratype

Een cladistische analyse door de beschrijver toonde aan dat Dracovenator zich wellicht basaal in de Ceratosauria bevindt of nog dieper in de Theropoda, in een klade samen met Dilophosaurus en Zupaysaurus. Dat laatste werd bevestigd door latere analyses. Andere analyses plaatsten de soort echter in de Coelophysoidea.

Een stamboom met een positie als lid van de Dilophosauridae toont het volgende kladogram.

Neotheropoda 

Coelophysoidea


unnamed

Neoceratosauria



Tetanurae




Zupaysaurus


unnamed
Dilophosauridae 

Sinosaurus (= Dilophosaurus sinensis)


unnamed

Dracovenator


unnamed

Dilophosaurus



Cryolophosaurus









Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Paul zag Dracovenator in 2010 als een apexpredator die joeg op grote prooien zoals Massospondylus. Het leefgebied was relatief droog.