Hoornviooltje

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hoornviooltje
Hoornviooltje
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Fabiden
Orde:Malpighiales
Familie:Violaceae (Viooltjesfamilie)
Geslacht:Viola (Viooltjes)
Soort
Viola cornuta
L. (1763)
Viola cornuta, habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Hoornviooltje op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het hoornviooltje (Viola cornuta) is een kruidachtige plant uit de viooltjesfamilie (Violaceae), die vooral te vinden is op subalpiene graslanden in het hooggebergte van de Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte.

Het is een viooltje met relatief grote lichtblauwe bloemen met een opvallend lang spoor.

Naamgeving en etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Synoniemen: Viola rolandii Sennen, Viola cornuta var. parvistipula Lange, Viola cornuta var. micrantha Lange, Viola calcarata var. pyrenaica L., Mnemion cornutum (L.) Spach
  • Frans: Pensée cornue, Pensée à cornes, Violette cornue
  • Duits: Hornveilchen
  • Engels: Horned Pansy

De botanische naam Viola is Latijn voor 'purperen bloem'. De soortaanduiding cornuta is eveneens afkomstig van het Latijnse cornu (hoorn) en betekent zoveel als 'hoorndragend', naar het lange opstaande spoor.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het hoornviooltje is een overblijvende, kruidachtige plant met tot 30 cm lange, opgerichte bloemstengels, onderaan behaard, de onderste bladeren rond, hogerop ovaal tot hartvormig, met gekartelde bladrand en grote, diep ingesneden en getande steunblaadjes met een driehoekige centrale lob.

De bloemen zijn groot, langgesteeld en blauw of (minder algemeen) geel of meerkleurig. De kelkbladen zijn lijnlancetvormig. Het spoor is slank en zeer lang, aan de top versmallend. De stempel is trechtervormig verbreed.

Het hoornviooltje bloeit van april tot september.

Habitat en verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Het hoornviooltje komt vooral voor op stenige, kalkhoudende bodems op zonnige plaatsen, zoals in kalkgraslanden, vooral op het subalpien niveau.

De plant is van oorsprong endemisch in de Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte, maar is nu ook hier en daar in de Alpen, de Vooralpen en de Apennijnen te vinden.