De lantaarnplanten vormen een geslacht van 160 tot 200 plantensoorten die wereldwijd voorkomen. De botanische naamCeropegia is een samenstelling van de Oudgriekse woorden κηρός (kēros), 'was' en πηγή (pēgē), 'bron'. Riocreuxia-soorten worden soms ook in dit geslacht geplaatst.
Sommige Ceropegia-soorten, waaronder Ceropegia woodii (Chinees lantarentje), zijn populair als kamerplant.
Binnen het geslacht kunnen we twee hoofdgroepen onderscheiden: soorten met vlezige, opgaande, vaak bladloze stengels en de soorten met hangende, draaddunne stengels, waarbij op de geledingen paarsgewijs tegenovergestelde blaadjes zitten. Een groot aantal soorten is succulent.
De wortelstokken van de meeste soorten zijn knolvormig. Bij de 'hangers' kunnen die knollen wel een doorsnede van 5 cm bereiken; de planten vormen ook knolletjes in hun bladoksels, maar die blijven veel kleiner. De bloemen bestaan uit een lange, vrij smalle kroonbuis, die eindigt in vijf kroonslippen waarvan de toppen vergroeid zijn of, in enkele gevallen, teruggebogen zijn. Zijn de kroonslippen smal, dan lijkt de bloem op een lantarentje; zijn ze breed, dan is de bloem parasolvormig. Omdat de basis van de bloembuis vaak verbreed is, spreekt men ook wel van ketelbloemen. De bloemen zijn okselstandig en meest alleenstaand.