Lang leek het er op dat de etappe een traditioneel verloop zou kennen. De sprintersploegen lieten zich deze keer niet verrassen en haalden de vroege vluchters (Olivier Kaisen, Rick Flens, en Joeri Krivtsov) netjes in op 15 kilometer van de meet. Op het laatste klimmetje van de dag reed een groepje weg waarin enkele favorieten voor het eindklassement zaten. Cadel Evans en Carlos Sastre waren niet mee en probeerden de schade te herstellen. Uiteindelijk bedroeg deze tien seconden op de kopgroep waarin Filippo Pozzato de sprint om de eerste plaats won. Hij zorgde hiermee voor de eerste individuele Italiaanse overwinning in deze Giro, Italië moest nog nooit zo lang wachten voordat het een individuele rit kon winnen in zijn eigen Ronde.