Pasen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jupiler (overleg | bijdragen) op 14 apr 2005 om 09:04.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Paaseieren illustreren hoe voorchristelijke, heidense elementen opduiken in de christelijke riten. In Praag bijvoorbeeld, worden paaseieren opgehangen in de bomen. Het is een overblijfsel van de heilige-boom cultus. Zowel het ei als de paashaas symboliseren vruchtbaarheid en nieuw leven.

Pasen is in de christelijke traditie het belangrijkste liturgische feest. Met Pasen, of het paasfeest, herdenken gelovigen het lijden en de kruisdood van Jezus Christus en vieren zij zijn opstanding, ook wel 'verrijzenis' genoemd, uit de dood.

De oorsprong van het christelijke paasfeest ligt in de joodse traditie. Het joodse Pesach of Pascha is nauw verbonden met de uittocht uit Egypte, de Exodus. De viering en herdenking hiervan werd volgens het bijbelboek Exodus de avond voor de uittocht ingesteld en is de eeuwen door in verschillende vormen bewaard gebleven. Inherent is de gedenking van de grote daden van Jahwe aan het volk Israël. Het idee van 'bevrijding' ligt erin besloten, evenals in het christelijke paasfeest, zij het vanuit een heel andere invalshoek.

Met de christelijke viering wordt eveneens de uittocht herdacht, zij het metaforisch vanuit het werk van God in en door de persoon Jezus Christus, voor christenen de Zoon van God, de beloofde Messias, de Verlosser. Hij wordt in het Nieuwe Testament het paaslam genoemd, die zichzelf vrijwillig liet offeren voor de verzoening van God met de mensen. Dit duidt op de symbolische betekenis van het offerlam, wat volgens de Mozaïsche voorschriften (Oude Testament, Pentateuch) en de tradities van de joodse godsdienst geofferd moest worden ter vergeving van zonden. Met de voorstelling van Jezus als het eeuwige paaslam werd in geestelijke zin een 'nieuw verbond' tussen God en mens aangeboden, gebaseerd op de genade, waarmee het oude verbond, gebaseerd op de wet, buiten werking kon worden gesteld. Wie in Hem gelooft, hoeft volgens de christelijke traditie niet meer 'onder de wet' te leven, maar valt 'onder de genade'. Deze begrippen en de verhoudingen tussen het een en ander zijn in onder meer de brieven van de apostel Paulus nader uitgewerkt.

Met het paasfeest wordt ook uitgezien naar de verwachte wederkomst van Jezus Christus op aarde.

De gebeurtenissen

De belangrijkste bron voor het nagaan van de gebeurtenissen rond lijden, sterven en opstanding van Jezus is de Bijbel, met name de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. In Matteüs 26 -27, Marcus 14-15, Lucas 22-23 en Johannes 18-19 wordt deze geschiedenis beschreven. Hieronder volgt een beknopte weergave.


De arrestatie

In waarschijnlijk zijn 33e levensjaar werd Jezus van Nazareth net voor het joodse paasfeest door Judas Iskariot, een van zijn volgelingen, verraden en door een groep van Romeinse soldaten, overpriesters, oversten en tempeldienaars gearresteerd. Verslagen hiervan zijn terug te vinden in alle vier evangelieverhalen. Jezus, die wist wat er zou gebeuren, had enkele benauwde uren doorgebracht in een tuin net buiten de muren van Jeruzalem, die de Hof van Gethsémané heette.

De rechtszaak en veroordeling
Hij werd naar het huis van de hogepriester gebracht, om verhoord te worden door Annas, de schoonvader van de hogepriester van dat jaar, Kajafas. Men bespotte Hem en mensen spuwden en sloegen Hem in zijn gezicht. In de vroege ochtend kwam de Joodse Raad, het Sanhedrin, bijeen voor de rechtszaak. Daar werden door betaalde getuigen beschuldigingen tegen Hem geuit en scheurde de hogepriester zijn kleren uit verontwaardiging dat Jezus niet ontkende de Zoon van God te zijn.

Hierna werd Jezus naar het gerechtsgebouw, de verblijfplaats van de Romeinse procurator Pontius Pilatus gebracht. Deze was ter gelegenheid van het Pesach naar Jeruzalem gekomen. Normaal verbleef de procurator in de Romeinse stad Caesarea aan de Middellandse Zee kust wegens het mildere klimaat. Pilatus kon echter geen misdaad vinden en wilde Jezus vrijspreken, maar omdat overpriesters en andere omstanders zeiden dat Hij een onruststoker was, stuurde hij Hem naar Herodes, de bestuurder van Galilea, de thuisprovincie van Jezus. Hij was ook in Jeruzalem op dat moment. Maar omdat deze Herodes alleen uit was op sensatie zei Jezus helemaal niets, en werd hij weer teruggestuurd naar Pilatus. Die wilde hem opnieuw vrijlaten, omdat hij niets kon vinden wat de doodstraf verdiende. Hij stelde voor Jezus te geselen en los te laten, omdat hij toch al verplicht was op het feest een gevangene vrij te laten. Maar de mensen riepen dat hij Barabbas moest vrijlaten en bleven op kruisiging aandringen. Uiteindelijk gaf Pilatus toe. Jezus werd alsnog gegeseld, een purperen koningsmantel omgedaan, een kroon van gevlochten doorntakken op zijn hoofd gedrukt en opnieuw uitvoerig bespot. Ten slotte werd hij, met het kruis op zijn schouders, naar Golgotha, de plaats van terechtstelling, gevoerd. Onderweg werd een toevallige voorbijganger, Simon van Cyrene, gedwongen het kruis over te nemen.

De kruisiging

Grünewalds laat-gothische schilderij van de kruisiging, "Paneel van het Isenheim altaarstuk", toont een gemartelde Christus. Het altaarstuk moest een troost zijn voor pestlijders. Circa 1515.

Jezus werd om ongeveer negen uur 's morgens aan het houten kruis vastgespijkerd en omhooggehesen. Naast hem werden meteen twee misdadigers meegekruisigd. Tot verontwaardiging van de overpriesters liet Pilatus een bordje met de tekst Dit is de Koning der Joden boven Jezus' hoofd bevestigen. Soldaten dobbelden onder het kruis om zijn kleding; sommige discipelen en Maria, Jezus' moeder, keken van een afstandje toe. Om een uur of twaalf werd het opeens in het hele land donker vanwege een (vermeende) zonsverduistering, drie uur lang (volgens Matteüs, Marcus en Lucas). Een probleem met de aanname dat de verduistering door een eclips, een zonsverduistering, veroorzaakt was is dat deze alleen bij nieuwe maan kan plaatsvinden en Pasen is altijd bij een volle maan (zie punt 3). Tijdens zijn zes uren aan het kruis deed Jezus verschillende uitspraken, die de kruiswoorden genoemd worden. Om drie uur 's middags hoorden omstanders Jezus hard roepen, waarna hij stierf. Soldaten staken, waarschijnlijk ter controle, een speer in zijn zij. Volgens het Evangelie van Marcus scheurde het 'voorhangsel' in de tempel op het moment van Jezus' overlijden doormidden (volgens Matteüs, Marcus en Lucas). Alleen Matteüs schreef dat er een aardbeving plaatsvond, waarbij rotsen scheurden en graven opengingen.

De begrafenis

Omdat de voorbereiding voor de sabbat al om zes uur 's avonds zou ingaan, werd Jezus' lichaam snel in linnen gewikkeld en in een graf in de buurt gelegd, dat door een rijke jood, Jozef van Arimathea, beschikbaar was gesteld. Hij wentelde een zware steen voor de opening. Op last van Pilatus werd het graf de volgende ochtend verzegeld en hielden twee soldaten de wacht. De reden hiervoor was de klacht van joodse leiders dat de discipelen wel eens zijn lichaam zouden kunnen stelen om te kunnen beweren dat hij was opgestaan. Jezus had namelijk zelf aangekondigd dat hij na drie dagen uit de dood verrezen zou zijn.

De opstanding

Tegen het aanbreken van de dag na de sabbat gingen enkele vrouwen kijken of ze Jezus' lichaam zouden mogen balsemen. Ze vonden de steen van zijn plaats gerold, het lichaam verdwenen en het linnen netjes opgevouwen in een hoek. Ook word bericht in Lucas dat twee engelen verschenen en tegen de vrouwen zeiden: "Waarom zoekt u de levende bij de doden? Heeft hij niet voorspeld dat hij moest lijden en sterven en ten derde dage opstaan uit de doden?". De vrouwen herinnerden zich dit nu en gingen de andere discipelen op de hoogte brengen. Later gingen twee gewaarschuwde discipelen kijken, en vonden het net zo. Volgens onder meer Matteüs verscheen Jezus aan Maria Magdalena in de graftuin, en volgens meedere verslagen minstens driemaal aan een aantal discipelen, aan de twee 'Emmaüsgangers' en verder aan vele anderen; er wordt een getal van vijfhonderd mensen genoemd, die Jezus na zijn opstanding hebben gezien. Velen hadden zelfs met hem gegeten en gesproken, tot op de dag van zijn hemelvaart (Zie Hemelvaartsdag).

Behalve in de genoemde hoofdstukken van de vier Eeangeliën zijn ook aanwijzingen en uitspraken over het lijden, sterven en opstanding van Jezus te vinden in de voorgaande hoofdstukken. In het Evangelie naar Johannes in 2:3; 6:4; 13:1; 18:28; en 19:14. In het boek Handelingen der Apostelen onder andere 12:1-4; 20:6; I Korinthiërs 5:8; en Hebreeën 11:28.

Buiten het Nieuwe Testament zijn er ook enkele, meestal vrij summiere, buiten bijbelse bronnen bewaard gebleven die over het paasgebeuren berichten.

Ontwikkeling van het christelijke paasfeest

Jezus' tijd

Ten tijde van Jezus was het Pascha, naast het pinksterfeest en het Loofhuttenfeest een van de drie belangrijke pelgrimsfeesten. Het was nauw verbonden met het Massotfeest; beide werden in feite als één feest gevierd. Van heinde en ver kwamen de mensen naar de tempel in Jeruzalem. De betekenis was nog altijd: herdenking van de bevrijding uit Egypte en hoop op de komende verlossing door de beloofde Messias.

Zeer waarschijnlijk was het 'laatste avondmaal' van Jezus en zijn volgelingen, de discipelen, een Pesachviering. Het voldeed volgens de evangelieverhalen in elk geval aan belangrijke voorschriften en tradities van het Pesach. Men trof de voorgeschreven voorbereidingen de avond ervoor, de viering vond plaats in Jeruzalem na 19.00 uur, er werd wijn gedronken, brood gegeten en een loflied gezongen, het Hallel. De vereiste kruiden en woord 'ongezuurd' (brood) worden niet genoemd, maar dat kan komen doordat de evangelieschrijvers niet per se volledig pretendeerden te zijn en men zich bij de verslagen kennelijk concentreerde op wat men voor de eerste christenen van die tijd van belang vond.

De eerste christenen

Ook de eerste christenen, waarvan de meesten joden waren, bleven aan de joodse feesten deelnemen, ook aan het Pesach. Gaandeweg werd het voor de christenen een tijd van vooral vasten ter herdenking van Christus' lijden, en een nachtwake. Later is een scheiding tussen de feesten gekomen, alleen al door het instellen van verschillende data voor Pesach en Pasen (zie onder).

313 t/m de Middeleeuwen

Na 313, het jaar van de zg. 'kerkvrede', kreeg het paasfeest een ander aanzien. Toen werd het liturgische Triduum Sacrum';' ingevoerd:

  1. Witte Donderdag (instelling van de Eucharistie en het priesterschap, begin van het lijden van Christus)
  2. Goede Vrijdag (lijden en sterven)
  3. Stille Zaterdag of Paaszaterdag (grafrust)
  4. Paaszondag (opstanding)


Na de Middeleeuwen

Paaszondag in Portugal: de "compasso" gaat met een kruis, versierd met bloemen, de katholieke huizen van het dorp langs

Van de Middeleeuwen tot halverwege de 20e eeuw werd de paaszondag min of meer apart gezien van de overige paasdagen. Het Tweede Vaticaans Concilie herstelde de liturgische eenheid van het Triduum. Ook hersteld is de Paaswake, die in de nacht van zaterdag op zondag gehouden wordt. Deze was in de reformatorische traditie vrijwel onbekend, maar wordt de laatste decennia her en der gevierd, ook in evangelische- en Pinksterkringen.

De Rooms-katholieke Kerk kent de traditie van de Kruisweg, een uitbeelding van de lijdensgang van Christus. Tijdens de paasdagen worden, met name in de rooms-katholieke streken, passiespelen uitgevoerd. Het bijwonen van uitvoeringen van passiemuziek van met name Bach is bij gelovigen en in feite meer nog bij niet-gelovigen een populaire vorm van paasviering.

De seculiere paasviering komt onder andere tot uiting in de paashaas en paaseieren, een symbool van nieuw leven. Het paasfeest is voor niet-christenen daarmee een lentefeest geworden.

Ook het Carnaval, Aswoensdag, de Vastentijd en Palmpasen zijn vanouds voorbereidingen voor de paasviering.

De Paasdata

Het joodse Pesach en het christelijke paasfeest kunnen qua tijd ver uiteen liggen.

Het joodse Pesach begint op de avond van de 14e Nisan (omstreeks maart/april). De 14e Nisan valt op de dag dat het volle maan is en in de maand waarvan de 14e dag, van de nieuwe maan af gerekend, valt op of na de lente-equinox.

Het christelijke paasfeest (1e paasdag) begint volgens de christelijke kalender op de eerste zondag na de eerste volle maan vanaf het begin van de lente (20/21 maart). Daardoor kan het christelijke paasfeest in een periode van 34 dagen vallen, van 22 maart tot 25 april. Overigens valt Pasen in de Orthodoxe kerken zoals de Grieks Orthodoxe kerk om de zoveel jaar, dus niet ieder jaar, samen met dat van westerse kerken.

Pasen valt de komende jaren op de volgende data:

Zie ook: Paas- en Pinksterdatum

Spelling

Volgens het Groene Boekje krijgt Pasen een hoofdletter, maar alle samengestelde en afgeleide vormen niet: paasfeest, paasavond, paasei.


Externe Links

The Passion of the Christ (film)

De Kruisiging van Hans Memling