Geschiedenis van de Nederlandse spelling

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Robbot (overleg | bijdragen) op 26 mrt 2005 om 19:44. (Robot-geholpen doorverwijzing: Brabant)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De spelling van het Nederlands is tegenwoordig zowel in Nederland als in Vlaanderen officieel geregeld. Het gebruik van de officiële spelling is voorgeschreven voor de overheid en het onderwijs. Het betreft, in gewijzigde vorm, de zogenoemde spelling-De Vries en Te Winkel. Maar de geschiedenis van de Nederlandse spelling is een bewogen geschiedenis.


Spelling in de Middeleeuwen

Het Middelnederlands, het Nederlands tussen ongeveer 1150 en 1500, kende geen vaste grammatica. Teksten zijn in de regel geschreven in het dialect van de auteur. Aan de taal in manuscripten is dus vaak te zien of het een tekst was uit bijvoorbeeld Limburg, Brabant of Holland. Ook in de spelling bestond er veel variatie. Woorden werden vaak geschreven zoals ze werden uitgesproken: lant, hi vint. Schrijvers gingen dus vooral af op de klank van een woord. Het principe van gelijkvormigheid (land, want landen) of analogie (hij vindt, want hij loopt) waren veel minder belangrijk dan tegenwoordig.

Karel ende Elegast (regels 1-6)
Fraeye historie ende al waer
Mach ic v tellen hoort naer
Het was op enen auontstont
Dat karel slapen begonde
Tengelem op den rijn
Dlant was alle gader sijn.

Het Nederlands werd vanaf het begin geschreven met het Latijnse alfabet. Het kende oorspronkelijk 23 letters: a, b, c, d, e, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, v, x, y, z. Pas in een later stadium kwamen hier de j, u en w bij.

Een probleem van het Latijnse alfabet was dat het voor het Nederlands zo belangrijke verschil tussen korte (a) en lange klinkers (aa) er niet gemakkelijk mee kon worden aangegeven. Dat werd op verschillende manieren opgelost. Voor jaar schreef men aan begin van de dertiende eeuw wel eens het nogal onpraktische jar, en al snel ging men ook jaer en jair schrijven, nog later ook jaar. Aan deze schrijfwijzen kunnen ook varianten als yaer en iaer toegevoegd worden.

Een ander kenmerk van de manier waarop men schreef, was dat men woordjes als lidwoorden en voorzetsels vaak vast schreef aan het woord waar ze bij hoorden: tjaer. En dland, zoals hiernaast in het fragmentje uit Karel en de Elegast.

Toch was de chaos niet compleet: vaak was een schrijver binnen dezelfde tekst wel consequent, en ook waren er zekere regionale voorkeuren in de verschillende schrijfcentra die waren ontstaan. Zo schreven de klerken in Amsterdam in de veertiende eeuw meestal lant, die in Utrecht land. En het moderne systeem van verdubbeling en verenkeling van letters was toen ook al bekend: zie de vormen tellen en slapen in Karel en de Elegast.

Meer eenheid kwam er toen rond het midden van de vijftiende eeuw de boekdrukkunst werd uitgevonden.

Spelling-Siegenbeek (1804, Nederland)

De eerste officiële regeling van de spelling in Nederland dateert van 1804. Onder de Franse revolutionaire wind die er in de Bataafse Republiek waaide zag men kans om tot één spelling en grammatica te komen. De Leidse hoogleraar Matthijs Siegenbeek werd in 1801 gevraagd om een uniforme spelling op te stellen; de predikant Petrus Weiland werd bij die gelegenheid verzocht een grammatica schrijven. Enkele jaren later publiceerde Siegenbeek zijn spelling in Verhandeling over de Nederduitsche spelling ter bevordering van de eenparigheid in dezelve (1804) en een Woordenboek voor de Nederduitsche spelling (1805). Het Staatsbewind van de Bataafse Republiek voerde de spelling-Siegenbeek al op 18 december 1804 officieel in.

Siegenbeek stond op het standpunt dat de spelling de beschaafde Hollandse uitspraak van een woord moest weergeven. Daarbij moest echter wel rekening gehouden worden met de principes van de gelijkvormigheid, de etymologie en de analogie. Aan de spelling-Siegenbeek heeft het huidige Nederlands de schrijfwijze van de lange ij als ij (ijzer) te danken, vroeger ook vaak als yzer geschreven. Kenmerkende schrijfwijzen voor deze spelling zijn bijvoorbeeld berigt, blaauw, Dingsdag, gooijen, magt, kagchel, koningrijk, muzijk, zamen.

Echt populair werd deze spelling-Siegenbeek nooit. Vooral de dichter en geleerde Willem Bilderdijk verzette zich heftig tegen de spelling van Siegenbeek, deels uit persoonlijke rancune. In het spellingsysteem dat hij voorstelde, komen we het moderne kachel, plicht (in plaats van pligt) en gooien tegen, maar ook andwoord, hair (voor haar), ontfangen, thands en wareld. Spellingen die gebaseerd waren op het systeem van Bilderdijk waren de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw vooral populair bij een aantal schrijvers.

Willems-spelling (1844, België)

In de Zuidelijke Nederlanden gold de spelling-Siegenbeek in de korte periode van het Verenigd Koninkrijk. Ze was er nooit populair, en na het uitroepen van de onafhankelijk 1830 werd de spelling er als 'Hollands' en 'protestants' verketterd. De spellingsituatie was er vrij chaotisch, en er werd veel gediscussieerd over hoe men behoorde te spellen: over a of ae, oo of , ee of , ei of ey, ui of uy, ambt of ampt u of ue en over de werkwoordspelling.

In 1836 werd een door de Belgische regering gesteunde prijsvraag uitgeschreven om tot een officiële spelling komen. De jury, onder voorzitterschap van Jan Frans Willems, kwam in 1839 met een eigen voorstel. Dit voorstel leunde dicht aan bij de in Nederland gebruikte Siegenbeek, al bleef men wel kaes, ryden en vuerig schrijven. Deze spelling, Willems-spelling of commissiespelling genoemd, werd op 9 januari 1844 per Koninklijk Besluit van kracht.

Spelling-De Vries en Te Winkel (1864, België; 1883, Nederland)

Titelpagina van de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel (2e druk, 1872)

De spelling die vandaag de dag - in gewijzigde vorm - in Nederland en Vlaanderen in gebruik is, was oorspronkelijk alleen bedoeld voor het gebruik in een woordenboek. In 1851 werd op het Taal- en Letterkundige Congres in Brussel, waarbij zowel Nederland als Vlaanderen vertegenwoordigd was, besloten tot een groots opgezet project: het samenstellen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), een groot woordenboek waarin de Nederlandse woordenschat van de voorbije eeuwen beschreven moest worden.

Dit gezamenlijke project wierp echter wel een probleem op: in welke spelling moest het woordenboek geschreven worden? Op dat moment genoten er drie spellingsystemen enige populariteit: de officiële commissiespelling in België, de spelling-Siegenbeek in Nederland en allerlei varianten gebaseerd op het systeem van Bilderdijk. Het door elkaar gebruiken van deze spellingen zou tot groot ongemak voor de makers en de gebruikers leiden. Bovendien ging het spellingsysteem van Siegenbeek niet in op een aantal belangrijke kwesties, zoals het los of aaneenschrijven van samenstellingen, en de tussenklanken in samenstellingen. Er werd dan ook besloten een speciale woordenboekspelling op te stellen.

Deze spelling werd opgesteld door de taalgeleerden Matthias de Vries en L.A. te Winkel. In 1863 publiceerde Te Winkel de resultaten in De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch Woordenboek. De spelling van De Vries en Te Winkel verenigde elementen van de drie op dat moment gangbare spellingsystemen. Ze bleek in een behoefte te voorzien: na enig onderzoek werd ze in België al op 21 november per Koninklijk Besluit ingevoerd voor overheid en onderwijs. Voor de gewone taalgebruiker verscheen in 1866 verscheen van de hand van De Vries en Te Winkel de voorloper van het huidige Groene Boekje, de Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal.

In Nederland verliep de acceptatie van de spelling-De Vries en Te Winkel langzamer. In 1870 verviel de verplichting om op scholen de spelling-Siegenbeek te onderwijzen, wat de weg vrijmaakte voor de spelling-De Vries en Te Winkel. De overheid volgde pas jaren later: in december 1882 besloot de regering om de spelling vanaf 1 januari 1883 in haar stukken te gebruiken. Het Wetboek van Strafrecht (1886) werd daarbij door De Vries zelf doorgelicht op het gebied van taal en spelling. Door de beslissing van de regering om over te stappen op de spelling-De Vries en Te Winkel was zij ook in Nederland een feit, al werd de spelling-Siegenbeek in sommige kringen nog lang gebruikt.

De spelling-De Vries en Te Winkel leidde in ieder geval tot een grote uniformiteit van de spelling in Nederland en België.

Spelling-Marchant (1934, Nederland)

Hoewel de spelling-De Vries en Te Winkel beter bleek dan de voorgaande spellingsystemen, kleefden er in de ogen van sommigen toch nogal wat haken en ogen aan. Onderwijzers en taalgeleerden maakten bezwaar tegen het grote gewicht dat er aan de etymologie van woorden werd toegekend. Het verschil tussen lezen en heetten was weliswaar etymologisch verantwoord, maar lastig te onderwijzen, aangezien het niet de uitspraak van een meerderheid van de taalgebruikers weerspiegelde. Een van de bekendste tegenstanders was R.A. Kollewijn, die in 1891 het artikel Onze lastige spelling. Een voorstel tot vereenvoudiging publiceerde. Hierin hamerde hij op het belang van de uitspraak, die volgens hem het belangrijkste richtsnoer bij de spelling zou moeten zijn. Mensch en Nederlandsch moesten mens en Nederlands worden, Russisch moest volgens hem als Russies geschreven worden, en moeilijk als moeilik.

In 1916 ging een Nederlandse commissie aan de slag om te kijken of er een compromis tussen de spelling-De Vries en Te Winkel en de spelling-Kollewijn gevonden kon worden. Dit leidde langzaam tot aanpassingen: op 1 september 1934 voerde de minister van Onderwijs, Marchant, de meeste voorstellen van Kollewijn in het onderwijs in Nederland in. Hierdoor begonnen Nederland en België toch weer uit de pas te lopen.

De spellingwijziging van 1946 (België) en 1947 (Nederland)

Het Groene Boekje van 1954

Nog tijdens de Tweede Wereldoorlog besloten de regeringen van Nederland en België om de spellingeenheid te herstellen door gezamenlijk te bekijken hoe men op basis van de spelling-De Vries en Te Winkel tot overeenstemming kon komen. Dit leidde tot het invoeren van de versimpelingen van de spelling-Marchant, in België in 1946, in Nederland in het jaar daarop. De bijbehorende Woordenlijst van de Nederlandse taal, het eerste groene Groene Boekje, liet op zich wachten tot 1954; deze woordenlijst was door een gezamenlijk Belgisch-Nederlandse commissie samengesteld.

De spellingwijziging van 1996 (Nederland en Vlaanderen)

Bestand:Groeneboekje1.png
Het Groene Boekje van 1995

Over een aantal aspecten van de Nederlandse spelling bleef ook na 1954 ontevredenheid bestaan. Zo bestond er onzekerheid over het grote aantal dubbelspellingen: een groot aantal woorden mocht op twee manieren worden gespeld. De ene variant (actie) was de voorkeurspelling, de andere (aktie) de toegelaten spelling. Hierbij koos men in Nederland meestal voor de voorkeurspelling, in België juist voor de toegelaten spelling, ook wel progressieve spelling genoemd.

Een ander probleem was dat de woordenlijst van het Groene Boekje uit 1954 snel verouderde, en dat de leidraad en de woordenlijst in een groeiend aantal gevallen niet toereikend bleken om de juiste spelling van een woord te bepalen.

Na jarenlange discussies en verschillende spellingcommissies, nam het Comité van Ministers van de in 1980 opgerichte Nederlandse Taalunie in 1994 een nieuw spellingbesluit aan. Dit leidde tot een nieuwe editie van het Groene Boekje. Het opvallendste verschil was misschien wel de afschaffing van de dubbelspelling. Op een paar uitzonderingen na werd de voorkeurspelling tot de officiële spelling verklaard: aktie werd actie, ook in Vlaanderen. Een ander opvallend verschil met het Groene Boekje van 1954 waren de regels met betrekking tot het schrijven van de tussen-n: pannekoek werd pannenkoek; bessesap werd bessensap (en bessenjam bleef bessenjam).

De voorgestelde wijzigingen werden in Nederland op 1 augustus, in Vlaanderen op 1 september 1996 van kracht. In 1994 is afgesproken om de woordenlijst van het Groene Boekje elke tien jaar te herzien, waarbij de regels blijven. De eerste revisie van het Groene Boekje zal op 15 oktober 2005 verschijnen. Inmiddels is al bekend dat er één uitzonderingsregel geschrapt wordt: paardebloem en vliegezwam worden paardenbloem en vliegenzwam, zodat de spelling van deze woorden beter aansluit bij bijvoorbeeld paardenstaart en vliegenmepper.

Zie ook

Externe links