Vasovagale syncope

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Inge Habex (overleg | bijdragen) op 14 nov 2006 om 02:01. (eerste revisie (rest volgt))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Esculaap Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.

Sjabloon:SignSymptom infobox Vasovagale syncope is de meest voorkomende vorm van syncope. Het tijdelijk en reversibel bewustzijnsverlies (syncope) wordt uitgelokt door een vasculaire stimulus van de nervus vagus. Het betreft dus voornamelijk een plotse onvoldoende doorbloeding die een vagale reactie uitlokt. Deze vasculaire stimulus kan op haar beurt veroorzaakt worden door een scala van factoren die allen leiden tot hetzelfde syncopale syndroom. De vasovagale syncope kan bijgevolg veroorzaakt worden door meerdere aandoeningen of omgevingsfactoren.

Uitlokkende factoren

Frequente oorzaken van vasovagale syncope zijn:

Verloop en kenmerken

In principe kan iedereen mits voldoende heftige uitlokkende factoren occasioneel een vasovagale syncope doen.
In geval van vaak terugkerende aanvallen betreft het meestal een blootstelling aan steeds dezelfde specifieke uitlokkende factor. De eerste aanval vindt vaak plaats tussen het tiende en twintigste levensjaar en komt vervolgens gegroepeerd terug in de rest van het leven.

Kenmerkend voor de vasovagale syncope zijn volgende prodomen: lichthoofdigheid, misselijkheid, zweten, oorsuizen en problemen met het gezichtsvermogen. Deze symptomen zijn tot enkele seconden voor het bewustzijnsverlies aanwezig, vooral wanneer de persoon staat of rechtop zit.

Typerend voor elke syncope is de spontane recuperatie. Dit gebeurt voornamelijk omdat bij het flauwvallen de persoon in horizontale positie terecht komt. In deze positie wordt de nodige bloedtoevoer naar de hersenen hersteld en komt de persoon weer bij bewustzijn.

De nog niet volledig gerecupereerde fysiologische staat van het autonoom zenuwstelsel (dat het bewustzijnsverlies controleert) zorgt ervoor dat

  1. het bewustzijnsverlies makkelijk terug optreedt als de persoon vlak na een syncope opnieuw tracht recht te staan of te zitten (de bloedtoevoer naar het hoofd vermindert hierdoor opnieuw)
  2. de persoon tot enkele minuten na het bijkomen misselijk, bleek en zweterig is.

Pathofysiologie en mechanismen

Bij elke uitlokkende factor verloopt het mechanisme van de vasovagale syncope identiek. De nucleus tractus solitarius, gelegen in de hersenstam, wordt direct of indirect geactiveerd door de uitlokkende stimulus hetgeen resulteert in een gelijktijdige stimulatie van het parasympatisch zenuwstelsel (nervus vagus) en de remming van het orthosympatisch zenuwstelsel.

Dit resulteert in een spectrum van hemodynamische reacties:

  1. Aan de ene kant van het spectrum is er een cardioinhiberende reactie, gekenmerkt door een verlaging van de hartslag. Deze verlaging zorgt voor een daling in de bloeddruk die zo ernstig is dat het bewustzijn wordt verloren. Men denkt dat deze reactie vooral door de stimulering van het parasympatisch zenuwstelsel wordt veroorzaakt.
  2. Aan de andere kant van het spectrum is er een vasodepresserende reactie, veroorzaakt door een daling van de bloeddruk zonder een grote verandering in de hartslag. Dit fenomeen komt voor door vasodilatatie, waarschijnlijk als gevolg van de remming van het orthosympatisch zenuwstelsel.
  3. De meerderheid van de mensen met vasovagale syncope hebben een gemengde reactie, ergens tussen de twee uitersten van het spectrum.

Diagnose

Als aanvulling op de mechanismen zoals hierboven beschreven zijn er ook een aantal andere aandoeningen die syncope kunnen veroorzaken. De juiste diagnose stellen bij bewustzijnsverlies is een moeilijke taak voor een arts. De kern van de diagnose van vasovagale syncope bestaat uit een duidelijke beschrijving van triggers, symptomen en tijdsduur door de patiënt.

Bij patiënten met terugkerende syncope kan de nauwkeurigheid van de diagnose worden verbeterd door de volgende tests:

  1. Een tilt table test (hellende tafel test)
  2. Een Holter monitor of een gebeurtenismonitor
  3. Een echocardiogram
  4. Een electrofysiologisch onderzoek

Prognose

Vasovagale syncope zelf is bijna nooit levensbedreigend, maar de verwondingen door het vallen kunnen dat wel zijn.

Behandeling

De behandeling van vasovagale syncope richt zich op het vermijden van triggers, het herstellen van de bloedstroom naar de hersenen tijdens een aanval en maatregelen die pathofysiologische mechanismen onderbreken of voorkomen.

  • De kern van de behandeling berust op het vermijden van triggers waarvan bekend is dat ze syncope veroorzaken bij die persoon. Als een patiënt weet dat er een triggerende gebeurtenis aankomt kan hij zijn vocht- en zoutenconsumptie vergroten om het bloedvolume te vergroten. De patiënt kan bijvoorbeeld sportdranken drinken.
  • Het stoppen met medicatie om de bloeddruk te verlagen kan helpen, maar kan ook gevaarlijk zijn. Dit proces moet onder medische begeleiding staan.
  • Aan patiënten zou geleerd kunnen worden hoe ze moeten reageren bij volgende syncope-episodes, vooral als ze prodromale waarschuwingstekenen ervaren: Ze zouden plat moeten liggen en hun benen moeten optillen, of in ieder geval de positie van hun hoofd moeten verlagen. Als de patiënt het bewustzijn heeft verloren zou hij of zij neergelegd moeten worden met zijn of haar hoofd gedraaid naar één kant. Strakzittende kleding zou moeten worden losgemaakt. Als de trigger bekend is, moet deze waar mogelijk worden weggenomen (bijvoorbeeld de veroorzaker van de pijn)
  • Er zijn zekere orthostatische trainingsoefeningen die patiënten bij terugkerende syncope kunnen helpen de symptomen te verlichten.
  • Bij patiënten met de cardioinhibiterende vorm van vasovagale syncope kan de implantatie van een pacemaker helpen, of zelfs verder symptomen voorkomen.

Bronnen

  • Daroff, Robert B. & Carlson, Mark D. (2001). Faintness, Syncope, Dizziness, and Vertigo. In Eugene Braunwald, Anthony S. Fauci, Dennis L. Kasper, Stephen L. Hauser, Dan L. Longo, & J. Larry Jameson (Eds.), Harrison's Principles of Internal Medicine (15th Edition), pp. 111–115. New York: McGraw-Hill