Adrian Belew

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Adrian Belew
Adrian Belew in de Paradox in Tilburg (2016)
Algemene informatie
Geboortenaam Robert Steven Belew
Geboren 23 december 1949
Geboorteplaats Covington, Kentucky
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Jaren actief 1977-heden
Genre(s) Progressieve rock, industrial rock, experimentele rock, new wave
Instrument(en) Gitaar, synthesizer, drums, keyboard, contrabas, cello, slagwerk
Label(s) Island Records, Atlantic Records, Caroline Records, Virgin Records
Act(s) King Crimson, Frank Zappa, David Bowie, Talking Heads, Tom Tom Club, Laurie Anderson, Nine Inch Nails, The Bears, Gizmodrome
Officiële website
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Adrian Belew (Covington (Kentucky), 23 december 1949), geboren als Robert Steven Belew, is een Amerikaanse multi-instrumentalist die vooral bekend staat als gitarist en zanger. Specifiek is zijn ongebruikelijke en impressionistische benadering van zijn gitaarklanken die, in plaats van te vertrouwen op standaard instrumentale tonen, vaak lijken op geluidseffecten of geluiden gemaakt door dieren en machines.

Jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Robert Steven Belew werd op 23 december 1949 geboren in een middenklasse gezin in Covington, een stadje in Kentucky. Aanvankelijk bekend bij vrienden en klasgenoten als "Steve", speelde hij drums in zijn tienerjaren, speelde hij met de Ludlow High School marching band en later met de middelbare schoolband The Denems. Geïnspireerd door Jimi Hendrix begon hij gitaar te spelen. Op 17-jarige leeftijd werd hij verder geïnspireerd door een cluboptreden van bluesrockgitaar solopionier Lonnie Mack, die later een goede vriend werd.

Speelstijl[bewerken | brontekst bewerken]

Belew was niet geneigd tot formele muziekstudie, maar ontwikkelde zich snel als een gitaarheld op de middelbare school. Hij leerde zichzelf meestal door naar platen te luisteren, was onwetend van geluidsmanipulatie in studio's en vond daarom manieren om ze zelf zonder electronica te repliceren met behulp van ongebruikelijke speeltechnieken en een groeiende interesse in effecten. Terwijl hij volwassen werd als speler en verschillende speelstijlen beheerste, raakte Belew steeds meer in beslag genomen door manieren om te voorkomen dat hij "klinkt als iedereen". Uiteindelijk vond hij zijn eigen geluid en stijl door te leren hoe hij zijn gitaar geluidseffecten kon laten nabootsen, zoals claxons, dierengeluiden of industriële geluiden, en die geluiden vervolgens toe te passen op relatief standaardnummers.

Carrière[bewerken | brontekst bewerken]

Halverwege de jaren zeventig begon Belew de voornaam "Adrian" te gebruiken en verhuisde naar Nashville om een fulltime carrière als professionele muzikant na te streven. In 1977 speelde hij met de regionaal 5-mansband Sweetheart (Saxofoon, keyboards, bas, drums, gitaar, drie zangers). Sweethart speelde alleen maar covers van o.a. Stevie Wonder en Steely Dan, maar hij vroeg zich af of hij (op 27-jarige leeftijd) zijn kans had gemist om de kost te verdienen met originele muziek.

Werk met Frank Zappa (1977-1978)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1977, tijdens een Sweetheart-optreden in Nashville, werd Belew ontdekt door Frank Zappa, die door zijn chauffeur was getipt over de talenten van de band. Zappa benaderde Belew en vroeg of hij auditie wilde doen voor een aanstaande tournee. Toen de formele uitnodiging - vergezeld van een paar liedjes voor de auditie - na een paar maanden van Zappa eenmaal kwam, vloog Belew naar Los Angeles en merkte dat hij auditie deed naast meer formeel geschoolde muzikanten, waaronder 50 gitaristen. In de overtuiging dat hij zijn eerste auditie had verpest, haalde Belew Zappa over om hem een tweede kans te geven. Belews tweede auditie was een meer intieme één-op-één-ervaring die plaatsvond in de woonkamer van Zappa. Zappa was zo onder de indruk dat hij Belew voor een jaar inhuurde via een mondelinge overeenkomst.[1]

Belew speelde een jaar bij Zappa, en maakte deel uit de band op het Zappa-album Sheik Yerbouti, waarop Belew een rol vervulde als gitarist, maar ook als zanger in de nummers "City of Tiny Lights" en "Jones Crusher". Vanwege drugsproblemen hief Zappa de band na een jaar op, hijzelf vervolgde met montagewerk aan een concertfilm, maar bood Belew een vervolg aan.

Werk met David Bowie (1978-1979)[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de tournee met Zappa door Europa werd Belew in Keulen via Brian Eno benaderd door David Bowie, die toen een gitarist zocht. Belew had nog de keus pm later met Zappa verder te gaan, maar koos voor Bowie met diens "Isolar II Tour" in 1978. Belew speelde op het dubbel-livealbum Stage en droeg ook bij aan Bowie's opvolgende album Lodger. Twaalf jaar later keerde hij terug naar de samenwerking met Bowie, waar hij optrad als muzikaal leider tijdens de Sound+Vision Tour van 1990, waarin hij ook gitaar speelde en zong.

GaGa, Talking Heads en de Tom Tom Club (1979-1982)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1980 vormde Belew zelf een nieuwe band onder de naam GaGa waarvan hij de zanger en gitarist werd. Hij was ook de primaire songwriter en verzorgde via tapes het drumwerk. Belew was inmiddels een frequente bezoeker van de muziekscene in New York en werd bevriend de opkomende Talking Heads. Belew werd uitgenodigd om zich bij de band op het podium te voegen voor uitvoeringen van hun bekendste nummer "Psycho Killer", en maakte indruk op hen met zijn wilde en onorthodoxe gitaarsoli. Hij werd af en toe gastartiest bij liveconcerten. Rond deze tijd ontmoette Belew ook King Crimson-gitarist Robert Fripp tijdens een Steve Reich-concert. In juli van dat jaar werd GaGa uitgenodigd om in de omgeving van New York als openingsact te spelen bij verschillende concerten van League of Gentlemen, de band van Fripp.

In diezelfde periode werkte hij als gitarist mee op het Talking Heads album Remain In Light, waarna hij twee jaar met hen op tournee ging. Belew's betrokkenheid bij Talking Heads strekte zich uit tot het spelen in de sideprojecten van de bandleden. Hij speelde op het debuutalbum van toetsenist/gitarist Jerry Harrison, The Red and the Black, op verschillende nummers van de soundtrack van David Byrnes The Catherine Wheel, een balletstuk voor Twyla Tharp. Hij werkte ook mee op het debuutalbum van Tina Weymouth en Chris Frantz Tom Tom Club, maar kreeg problemen met hen over de rechten op de muziekstukken waar hij aan meegeschreven had.

Begin van solocarrière (1981)[bewerken | brontekst bewerken]

Belew kreeg een platencontract voor een solo-album bij Island Records, dat reulteerdein zijn Lone Rhino, dat in 1982 uitkwam. Het album bood een thuisbasis voor verschillende GaGa-nummers en vermengde verschillende elementen van Belew's werk van de afgelopen tien jaar, waaronder pittige en luidruchtige door Zappa/Byrne beïnvloede nummers, liefhebberijen in wereldmuziek, mogelijkheden voor dierlijke/mechanische geluiden op gitaar en sonische experimenten die doen denken aan van Jimi Hendrix of de Beatles. Het bevatte ook een instrumentaal duet tussen Belew en zijn vierjarige dochter Audie (de laatste improviseerde op akoestische piano, waarbij Belew een bewerkt gitaarcontrapunt toevoegde).

King Crimson (1981–2013)[bewerken | brontekst bewerken]

Belew's betrokkenheid bij King Crimson begon toen hij nog speelde bij Talking Heads. Frontman Robert Fripp vroeg Belew om zich bij zijn nieuwe vierkoppige band (destijds Discipline genaamd) aan te sluiten als zanger en tweede gitarist. Belew was destijds niet alleen bezig met Talking Heads, maar ook met de Tom Tom Club-sessies en de opname van zijn eerste soloalbum. Gezien de interne problemen tussen de Talking Heads-leden zag hij meer toekomst bij Fripp, bij wie hij meer kansen zou krijgen om zich te ontwikkelen en zich te uiten. Een van zijn voorwaarden om lid te worden van de nieuwe band was dat hij de tijd zou krijgen om zijn nieuwe solocarrière voort te zetten en uit te bouwen, waarmee Fripp instemde.

Zie ook King Crimson

In september 2013, na opnieuw een bandonderbreking van vier jaar, kondigde Fripp de vorming aan van een nieuwe zevenkoppige King Crimson, zonder Belew. Belew verklaarde op zijn Facebook-pagina dat Fripp hem had verteld dat hij "niet de juiste man zou zijn" voor wat Fripp in gedachten had met de nieuwe versie van de band.

Solocarrière II (1983–1986)[bewerken | brontekst bewerken]

Na de release van zijn eerste soloalbum Lone Rhino in 1982, nam Belew in 1983 een vervolg op genaamd Twang Bar King, waarin GaGa opnieuw als begeleidingsband speelde (nu aangevuld met voormalig Elvis Presley-drummer Larrie Londin). Zijn daaropvolgend soloalbum werd opgenomen in 1986 en was een experimenteel, volledig instrumentaal album met bewerkte gitaar, gitaarsynthesizer en percussie genaamd Desire Caught By the Tail. Naar Belews mening heeft de plaat hem zijn contract bij Island Records gekost vanwege het zeer a-commerciële karakter ervan.

The Bears (1985-1989, 1997-heden)[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat King Crimson een pauzeperiode inlaste in 1984 vormde Belew de popband The Bears met collega-gitarist en zanger Rob Fetters, drummer Chris Arduser en basgitarist Bob Nyswonger, vrienden die hij had ontmoet tijdens zijn Sweetheart-dagen halverwege de jaren zeventig. The Bears ondertekenden een platencontract bij de I.R.S. Records-dochter Primitive Man Recording Company, waarvoor zij twee albums opnamen, The Bears in 1987 en Rise and Shine in 1988. Na drie jaar ging de band in 1989 uit elkaar nadat I.R.S. de stekker trok uit PMRC.[2] In eigen beheer werden in 2001, 2002 en 2007 nog drie albums uitgebracht.

Solocarrière III (1989-heden)[bewerken | brontekst bewerken]

Belew blies zijn solocarrière nieuw leven in met Mr. Music Head uit 1989, waarop hij vrijwel alle instrumenten bespeelde (met uitzondering van de contrabas door Mike Barnett). Het album was opgesplitst in relatief eenvoudige pop- en meer experimentele nummers, met een sterke nadruk op de kenmerkende elektrische tonen van Belew, plus veel percussie en een ongebruikelijke benadering van akoestische productie. Mr. Music Head genereerde ook een hitsingle (nr. 5 op de Amerikaanse Modern Rock-hitlijst) in de vorm van "Oh Daddy", waarop Belew een duet zong met zijn 11-jarige dochter Audie.

In 1990 produceerde Belew een soortgelijk vervolg met Young Lions. Dit bevatte een aantal covers, plus twee gastoptredens van David Bowie, die Belew had ingehuurd als muzikaal leider voor zijn toenmalige Sound+Vision Tour. Het album genereerde opnieuw een hit met het Belew-and-Bowie-duet "Pretty Pink Rose", en een kleine hit met de daaropvolgende single "Men In Helicopters".

In de volgende fase in Belews carrière streefde hij een meer traditionele zang- en songwritingstijl na in Inner Revolution uit 1992 en Here uit 1994 (evenals het voor zichzelf sprekende en herziene The Acoustic Adrian Belew uit 1993). Zij waren allemaal sterk songgericht en toegankelijk, maar verkochten minder dan Belew had verwacht. Op Zop Too Wah uit 1996 mengde Belews solide songwritingaanpak met meer avant-gardistische instrumentale kleuring.

Belew werkt regelmatig mee met Nine Inch Nails en leverde bijdragen aan hun albums The Downward Spiral, The Fragile, Ghosts I – IV en Hesitation Marks. Zijn klassiek werk E For Orchestra werd opgenomen in de MCO Studio 3 in Hilversum, en kreeg zijn wereldpremière in Paradiso.[3]

Experimentel Gitaar Werk[bewerken | brontekst bewerken]

The Experimental Guitar Series Volume 1 was oorspronkelijk bedoeld als de eerste in een reeks experimentele gitaaralbums die muzikale concepten uitdrukten die anders niet door conventionele platenlabels zouden worden uitgebracht. Alle tien composities – uitgevoerd door Belew op een op maat gemaakte Fender Stratocaster en waarbij gebruik wordt gemaakt van technische elementen als Roland-gitaarsynthesizers, Korg-gitaarprocessors en Roland-delays zouden kunnen worden gecategoriseerd als ‘moeilijke luistermuziek’, een term bedacht door performancekunstenaar en Belew-tijdgenoot Laurie Anderson. Daarnaast is Belew begonnen met het werken met mobiele app-platforms via zijn zelf ontworpen iOS-apps FLUX:FX.

Adrian Belew (2006)

Discografie[bewerken | brontekst bewerken]

Solo-albums[bewerken | brontekst bewerken]

Album met eventuele hitnotering(en) in de Nederlandse Album Top 100 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
Lone Rhino 1982 - - - -
Twang Bar King 1983 - - - -
Desire Caught By the Tail 1986 - - - -
Mr. Music Head 1989 - - - -
Young Lions 1990 - - - -
Desire of the Rhino King 1991 - - - Verzamelalbum
Inner Revolution 1992 - - -
The Acoustic Adrian Belew 1993 - - - -
Here 1994 - - - -
The Experimental Guitar Series Volume 1: The Guitar as Orchestra 1995 - - - -
Op Zop Too Wah 1996 - - - -
Belew Prints: The Acoustic Adrian Belew, Vol. 2 1998 - - - -
Salad Days 1999 - - - -
Coming Attractions 2000 - - - -Verzamelalbum
Side One 2004 - - - -
Side Two 2005 - - - -
Side Three 2006 - - - -
Side Four 2007 - - - Live-album
e 2009 - - - -
Live Overseas 2009 - - - -
Idiom' on Classwar Karaoke 0031 Survey 2015 - - - Verzamelalbum
Pop-Sided 2019 - - - -
Elevator 2021 - - - -

Solo-singles[bewerken | brontekst bewerken]

Single met eventuele hitnotering(en) in de Nederlandse Top 40 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
Oh Daddy 1989 - - - -
Pretty Pink Rose 1990 - - - (met David Bowie)
Men in Helicopters 1990 - - - -


Zie de categorie Adrian Belew van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.