Al-Hasakah (plaats)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Al-Hasakah
Plaats in Syrië Vlag van Syrië
Al-Hasakah (Syrië)
Al-Hasakah
Situering
Gouvernement Al-Hasakah
District Al-Hasakah
Coördinaten 36° 29′ NB, 40° 45′ OL
Algemeen
Inwoners
(2007)
81.809
Portaal  Portaalicoon   Azië

Al-Hasakah (Aramees: ܚܣܝܟܐ, Ḥasakeh) (ook wel geschreven Hasaka, Hasakah) is een plaats in het Syrische gouvernement Al-Hasakah en telt 81.809 inwoners (2007). De stad ligt vlak ten zuiden van de Autonome Regio Noord- en Oost-Syrië en wordt bevolkt door Arameeërs, Arabieren en Koerden. Een aanzienlijk deel van de bevolking behoort tot de christelijke minderheid in Syrië.

Archeologie[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens gevonden tabletten van koning Ashur-Bel-Kala bevindt de stad zich op de locatie van de antieke Aramese stad genaamd Magarisu, dat 'grasland' betekent. De stad was daarnaast ook de hoofdstad van de Aramese deelstaat Bit-Yahiri.[1][2]

Rond 1200 v.Chr. hebben de Assyrische koningen Tukilti-Ninurta II en Ashurnasirpal II de stad veroverd van de Arameeërs en er een vazalvorstendom genaamd Tâbatu gesticht. Bij opgravingen van het naburige Tell Taban door Hirohito Numoto werd een tablet gevonden van de Assyrische vorst Assur-nadin-apli en van de vazalkoning van Tâbatu; Ashur-Bel-Kala, die onder niet minder dan vier Assyrische vorsten regeerde.

De stad kan in nog vroegere tijden geïdentificeerd worden met Qirdaḫat. Het lag op weg op de langste "bedevaart" die Zimri-Lim van Mari ooit ondernam, in zijn 9e regeringsjaar (waarschijnlijk 1764 v.Chr.). De tocht zou vijf maanden in beslag nemen en Oegarit aan de Middellandse Zee als eindpunt hebben. De reis was cultisch en religieus van aard en voerde van heiligdom naar heiligdom om er een rijke variëteit aan rituelen uit te voeren. Maar de reis had ook zeker zijn politieke, diplomatieke en economische kanten. In Qirdaḫat, dat nog binnen zijn invloedssfeer lag, ontmoette Zimri-Lim een paar van zijn bondgenoten, zoals Šenna, de koning van Uršum en Ḫayya-Sumu, de vorst van Ilānṣurā. Hij huurde er ook enige troepen in om hem op zijn verdere reis te vergezellen, voordat hij doorreisde naar Tuttul waar hij enige dagen doorbracht. [3]