Alexander van Oranje-Nassau (1851-1884)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Prins Alexander
1851–1884
Alexander van Oranje-Nassau
Prins van Oranje
Periode 1879–1884
Voorganger Willem
Opvolger Willem-Alexander
Geboren 25 augustus 1851, Den Haag, Paleis Noordeinde
Overleden 21 juni 1884, Den Haag, Kneuterdijk 6 / Johan de Witthuis
Vader Willem III
Moeder Sophie van Württemberg
Dynastie Oranje-Nassau
Broers/zussen Willem, Maurits, Wilhelmina

Willem Alexander Carel Hendrik Frederik (Den Haag, 25 augustus 1851 – aldaar, 21 juni 1884), prins van Oranje, prins der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, was de derde en jongste zoon uit het huwelijk van koning Willem III en Sophie van Württemberg. Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins. Hij werd echter nooit koning, want zijn vader overleefde hem.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Alexander op jeugdige leeftijd
Tekening van prins Alexander
Prins Alexander op zijn doodsbed

Prins Alexander[1] was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Voor zijn moeder was dat reden hem met veel zorg en liefde te omringen, maar zijn vader ergerde zich daaraan. Tot zijn negende zou hij de zomers doorbrengen op Paleis Huis ten Bosch.

Om Alexander meer onder leeftijdsgenoten te brengen werd op initiatief van zijn moeder in Den Haag een dispuutgezelschap opgericht met de naam, Serva Fidem (Dien trouw). Behalve Alexander behoorden er zoons van adellijke families, staatslieden en hofpersoneel toe. Er werd gediscussieerd over allerlei actuele onderwerpen. Hij bouwde daar vriendschappen op, bijvoorbeeld met de latere politicus Theo Heemskerk, Jacques en Cor Beelaerts van Blokland, Franck Schimmelpenninck, Willem van der Vlugt en Catharinus Henri Cornelis Ascanius van Sypesteyn. In tegenstelling tot zijn oudste broer was prins Alexander gedisciplineerd, intellectueel en las hij veel. Hij hield zich via kranten en andere bronnen op de hoogte van wat er in het land en de wereld gebeurde.

Op 1 oktober 1870 schreef hij zich in bij de Rijksuniversiteit van Leiden.[2] In de periode 1871-1874 studeerde hij Rechten, met als studierichting Nederlands staatsrecht en administratief recht. Hij woonde daar in een gehuurde woning aan de Rapenburg. Later woonde hij in de voormalige huurwoning van Johan de Witt aan de Kneuterdijk te Den Haag, later genaamd het Johan de Witthuis. De koning, die alles financierde, wilde dat Alexander meer op eigen benen kwam te staan en zorgde er voor dat hij een eigen hofhouding kreeg.

In 1869 is Alexander, zoals gebruikelijk binnen het koningshuis, toegetreden tot de Nederlandse Hervormde Kerk. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. In 1881 volgde hij prins Frederik na diens dood op als Grootmeester.

Na het overlijden van zijn broer Willem, wordt Alexander kroonprins en daarmee automatisch van rechtswege lid van de Raad van State (Nederland), van 11 juni 1879 tot zijn dood op 21 juni 1884.

In zijn vroege jeugd vond vader koning Willem III het noodzakelijk dat Alexander een functie kreeg in het leger, net zoals zijn broer Willem Alexander. In augustus 1861 werd hij daarom benoemd tot tweede luitenant bij het Regiment Grenadiers en Jagers. Deze functie was een erebaan die weinig om het lijf had. Voor militaire zaken had de prins geen interesse. Op latere leeftijd toen hij volwassen was en kroonprins vanaf 1879, zou hij de officiersrangen bekleden van schout-bij-nacht à la suite, en generaal-majoor bij de Grote Staf.

Bij de uitvaart van zijn moeder, koningin Sophie, in de Nieuwe Kerk te Delft raakte Alexander buiten zichzelf van wanhoop. Vlak voordat de kist in de grafkelder werd gedragen kwam Alexander naar voren, omklemde de kist met beide handen en bedekte het hout met kussen. Het was zijn broer Willem die hem wist te kalmeren. Prins Alexander bezocht zijn broer nu en dan in Parijs. Na het overlijden van zijn moeder in 1877 en zijn oudste broer in 1879 vereenzaamde de prins. Op 2 november 1877 schreef hij zijn vriend Cor Beelaerts van Blokland: 'Laat mij de vrijheid mijn eenzaam levenspad alleen te bewandelen. Ik weet zeer goed dat ik door het afsterven van mijner geliefde moeder volkomen alleen op de wereld sta'.

Na het overlijden van zijn broer Willem voelt Alexander zich nog eenzamer dan hij al was, na het overlijden van zijn moeder. Hij begon over trouwen na te denken, hij zocht iemand die hem volledig begreep, met wie hij zijn problemen en verdriet kon bespreken en waar hij zijn hart kon uitstorten. Ondanks enkele plannen en het inwinnen van informatie over geschikte huwelijkskandidaten zou een huwelijk geen werkelijkheid worden.

Prins Alexander stierf uiteindelijk ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan vlektyfus. Omdat zijn vader, die met koningin Emma, zijn tweede vrouw, en hun dochtertje Wilhelmina een reis naar Duitsland en Zwitserland maakte, zijn verblijf aldaar niet wilde onderbreken werd de begrafenis alsmaar uitgesteld. De koning keerde uiteindelijk op 15 juli 1884 terug in Den Haag. Prins Alexander werd op 17 juli 1884 bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft. Zijn halfzus Wilhelmina was vanaf zijn overlijden de troonopvolgster.

Anderen over prins Alexander[bewerken | brontekst bewerken]

  • Zijn moeder, december 1876: 'Mijn tweede zoon is een voortreffelijk mens, maar hij heeft geen charme voor vrouwen, en hij voelt ook niets voor hen.'
  • Minister Weitzel, 20 mei 1883, in zijn dagboek na een diner bij de prins: 'Ik vond de prins geheel anders dan ik mij had voorgesteld. (...) Hij is een zeer ontwikkeld en zeer onderhoudend man die over velerlei zaken met kennis en oordeel spreekt en die met bescheidenheid luistert of met scherpzinnigheid inlichtingen vraagt als er onderwerpen ter sprake komen die hij niet voldoende machtig is. Men kan met hem redeneren, hij duldt tegenspraak zelfs al wordt die tot het uiterste volgehouden; hij schijnt voor overtuiging vatbaar te zijn, al geven zijne handelingen daarvan niet altijd de blijken. Het schijnt hem aan de geestkracht te ontbreken om zich zelf te dwingen; tegenover anderen, niet het minst tegen den Koning, is hij volhoudend genoeg.'[3]
  • Nogmaals een observatie van toenmalig minister van Oorlog, A. Weitzel: "Hij huldigt in zijn uitspraken de beginselen van een zeer liberaal constitutioneel vorst. Hij geeft zeer duidelijk te kennen dat hij die beginselen eenmaal met nauwgezetheid denkt toe te passen, maar van politiek heeft hij geen begrip."

Nalatenschap[bewerken | brontekst bewerken]

Alexander had een brede belangstelling voor boeken en oude geschriften, zoals die van Voltaire en andere intellectuelen. Hij verzamelde originele handschriften en andere belangrijke stukken uit de tijd van de hertog van Alva en over de onafhankelijkheidsstrijd van de Zuidelijke Nederlanden in de jaren 1830. Tevens begon hij met het verzamelen van vlinders en miniaturen, zijn huis werd daardoor een soort rariteitenkabinet. Hij zocht hiermee afleiding -en na het overlijden van zijn moeder en broer prins Willem- troost in deze wereldse zaken. Ook de schilderkunst kon hem behagen, hij legde een verzameling schilderijen aan, stimuleerde jonge kunstenaars en betaalde in sommige gevallen hun opleiding. Instellingen die zich bezighouden met de beeldende kunst konden altijd op de steun van Alexander rekenen.

Tijdens de laatste jaren van zijn leven kocht hij een aantal zaken, die eigendom waren geweest van zijn overleden moeder en broer. Deze waren door koning Willem III te koop aangeboden, een van deze zaken was de voormalige woning van zijn broer Willem, Paleis Kneuterdijk. Hij wist deze woning terug te kopen van de gemeente Den Haag, omdat hij vond dat ze in de familie moestt blijven. Een kostbaar parelsnoer van zijn overleden moeder kocht hij terug van de juwelier aan wie broer Willem dit verkocht had.

In zijn latere levensjaren werd de band tussen Alexander en zijn vader steeds slechter. Het opnieuw trouwen van zijn vader en het wederzijds onbegrip, door uitersten in karakters, maakte dat hij in de jaren voor zijn overlijden een teruggetrokken leven ging leiden.

Aangezien Alexander geen testament bezat, was zijn vader zijn erfgenaam. Deze deed van de nalatenschap afstand ten behoeve van zijn dochter Wilhelmina. In haar naam werden na zijn overlijden, via een openbare veiling zijn bezittingen verkocht. Zijn vader was in dit alles niet geïnteresseerd. Men zag echter af van het verkopen van juwelen, die eigendom waren geweest, van 's konings eerste vrouw Sophie. Veel ervan bevindt zich nog altijd, al dan niet herschikt, in koninklijke collecties.

In de nalatenschap bevond zich onder andere een stapel brieven en documenten die voor een deel afkomstig waren van koningin Sophie. Om redenen van privacy werden deze toevertrouwd aan de persoonlijke secretaris van Alexander, Willem Johannes Dominicus van Dijck, die ze op verzoek van koningin Emma, tot 1924 zou bewaren in zijn familie, veertig jaar na de dood van de kroonprins. Later zijn deze documenten door de kleinzoon van Van Dijck aangeboden aan koningin Wilhelmina.

Brochure door Alexander, Prins der Nederlanden: Een vermoedelijk Slotwoord, 1879

Eerbewijzen en nevenfuncties[bewerken | brontekst bewerken]

Mede dankzij zijn reizen was prins Alexander de bezitter van enige hoge ridderorden. Hij was sinds 1861 ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw en ook ridder Grootkruis in de Orde van de Eikenkroon. Een andere eerbewijs was, kolonel Russisch regiment nr. 5, grenadiers van Kiev "Koning der Nederlanden".
Hij was erelid van de National Skating Association of Great-Britain, gevestigd te Cambridge. Deze Britse schaatsenrijdersbond had reeds een Prins van Oranje-beker, waar eind 19e eeuw in Groot-Brittannië kampioenschappen om werden gehouden. Hij was erevoorzitter van de Commissie tot oprichting van het gedenkteken voor de leiders van het ontzet van Leiden (in het Plantsoen), 1923-1924, tevens was Alexander erevoorzitter van de Koningin Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren, deze vereniging werd opgericht uit naam van zijn moeder koningin Sophia[4].

Alexander is de naamgever van de Prins Alexanderpolder in Rotterdam.

Televisieserie[bewerken | brontekst bewerken]

In 1998 werd door de KRO de televisieserie Wij Alexander uitgezonden, die het leven van prins Alexander als onderwerp had. De thrillerserie, die in het begin van de twintigste eeuw speelt, voert een door Jacques Commandeur gespeelde oude heer op, die - zo wordt gesuggereerd - wellicht prins Alexander zou zijn. Deze zou niet zijn overleden, maar wegens geestesziekte zijn weggestopt in een tehuis.

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nadere toelichting van mijnen brief van den 17den September 1879, 1879[5]
  • Een vermoedelijk Slotwoord. Toegeschreven aan Z.K.H. Prins Alexander der Nederlanden (december 1879), P. Engels & Zoon, Leiden 1879.[6]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Fred J. Lammers, Alexander, de vergeten kroonprins. Bosch & Keuning, 1998 eerste druk, ISBN 9789024604371.

Dit boek is een latere versie dan zijn eerste uitgegeven boek uit 1979. Echter met als extra een voorwoord en naschrift. Waarop de schrijver reageert op de TV serie , Wij Alexander, verschenen in 1998.

Voorouders[bewerken | brontekst bewerken]

Koning Frederik I van Württemberg
(1754-1816)
 
Hertogin Augusta Caroline van Brunswijk
(1764-1788)
 
Tsaar Paul I van Rusland
(1754-1801)
 
Prinses Sophia Dorothea van Württemberg
(1759-1828)
 
Koning Willem I der Nederlanden
(1772-1843)
 
Prinses Wilhelmina van Pruisen
(1774-1837)
 
George II van Waldeck-Pyrmont (1789-1845)
 
Emma van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym (1802-1858)
 
Willem van Nassau (1792-1839)
 
Pauline van Württemberg (1810-1856)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Koning Willem I van Württemberg
(1781-1864)
 
Grootvorstin Catharina Paulowna van Rusland
(1788-1819)
 
 
 
 
 
Grootvorstin Anna Paulowna van Rusland
(1795-1865)
 
Koning Willem II der Nederlanden
(1792-1849)
 
 
 
 
 
George Victor van Waldeck-Pyrmont (1831-1893)
 
 
 
 
 
Helena van Nassau (1831-1888)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Prinses Sophie van Wurtemberg
(1818-1877)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Koning Willem III der Nederlanden
(1817-1890)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Emma van Waldeck-Pyrmont (1858-1934)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Willem
(1840-1879)
 
Maurits
(1843-1850)
 
Alexander
(1851-1884)
 
Wilhelmina der Nederlanden (1880-1962)
Voorganger:
Willem
Prins van Oranje
1879 – 1884
Opvolger:
Willem-Alexander
Voorganger:
Willem
Kroonprins
1879 – 1884
Opvolger:
Wilhelmina
Voorganger:
Frederik van Oranje-Nassau
Nederlandse Grootmeester (G.O.N.)
1882-1884
Opvolger:
Pieter Johannes Gesinus van Diggelen

Varia[bewerken | brontekst bewerken]

  • Alexander deed van zich spreken door twee brochures: Nadere toelichting van mijnen brief van den 17den September 1879, waarin hij toelichtte waarom hij als kroonprins de opening van de zitting van de Staten-Generaal (op de derde maandag van september, dus 17 september 1879) toch niet wilde bijwonen (hij was alleen aanwezig in 1874 en 1876 toen hij nog geen kroonprins was), en Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden.
  • Was in 1880 niet aanwezig bij de doop van zijn halfzuster prinses Wilhelmina. Hij was zo verbolgen over zijn vaders tweede huwelijk, dat hij weigerde zijn halfzusje te zien.