Ambt Krieckenbeck

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Werk aan de winkel Dit artikel staat op een nalooplijst. Als de inhoud op verifieerbaarheid gecontroleerd is, kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dat ook aan op de betreffende nalooplijst. Bekijk ook de bewerkingsgeschiedenis om te zien of anderen hier al aan gewerkt hebben. Vanaf 23 november 2023 kunnen de niet-geverifieerde artikelen via nuweg of TBP verwijderd worden.

Ambt Krieckenbeck, ook gespeld als Ambt Krieckenbeek, Ambt Krieckenbeeck of Ambt Kriekenbeek (Duits: Amt Krickenbeck), is een voormalig en historisch ambt in de huidige Duitse regio Nederrijn. Het ambt bevond zich in de omgeving van Straelen.

Kasteel Krieckenbeck[bewerken | brontekst bewerken]

Kasteel Krieckenbeck
Zie Kasteel Krieckenbeck voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De oude burcht, ook wel Alde Borch of Alt-Krickenbeck geheten, was vanaf de middeleeuwen het bestuursslot van de drost van Krieckenbeck en Erkelenz. Het werd gebouwd aan de Nette, een zijrivier van de Niers. De eerstvermelde bewoner was in 1104 Hendrick graaf van Krieckenbeck. In 1243 wordt de burcht verkocht aan Otto II van Gelre, maar dan is de burcht al grotendeels verwoest.

Circa twee kilometer noordwaarts werd medio 13e eeuw de nieuwe burcht gebouwd. De voorburchten zijn aanzienlijk later gebouwd. Deze nieuwe burcht wordt na de Tweede Wereldoorlog betrokken door een zusterorde en tot 1969 doet het kasteel dienst als bejaardentehuis.

Geschiedenis van het ambt Krieckenbeck[bewerken | brontekst bewerken]

Het ambt Krieckenbeck lag in het Overkwartier, onderdeel van het graafschap Gelre, dat in 1339 tot hertogdom werd verheven. De politieke indeling van dit ambt was als volgt. Behalve het Land van Krieckenbeck omvatte het ambt ook de heerlijkheden Wankum, Herongen, Grefrath, Leuth en Lobberich. Ook Venlo, tijdens de verheffing van Gelre tot hertogdom nog een dorp, en de exclave Viersen hoorden tot het rechtsgebied van Krieckenbeck. Na de stadsverheffing van Venlo kreeg deze plaats haar eigen stedelijke jurisdictie. De hoofdzetel van het Landsgerechtshof was Hinsbeck. Zowel land als ambt waren afgeleid van het hierboven genoemde kasteel Krieckenbeck.

Habsburg[bewerken | brontekst bewerken]

Het hertogdom Gelre was meerdere eeuwen het strijdtoneel van rivaliserende huizen. Zo werden in 1424 Grefrath en Viersen, en in 1428 Leuth door troepen van Adolf van Gulik-Berg platgebrand. Nadat Willem V van Kleef zich in 1543 aan keizer Karel V na het Beleg van Venlo had overgegeven, werd het Traktaat van Venlo opgesteld. Daarbij deed Willem van Kleef afstand van zijn hertogdom en viel het Overkwartier, samen met de exclaves Viersen en Erkelenz aan het huis Habsburg.

Spaanse Nederlanden[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de volgende opdeling van het Rijk in 1555-1556 vielen deze gebieden, samen met de Habsburgse Nederlanden, aan de Spaanse Nederlanden, maar bleven desondanks ook onderdeel van het Heilige Roomse Rijk. De daarbij nieuw gevormde provincie Gelderland, ontstaan uit de noordelijke kwartieren van Arnhem, Nijmegen en Zutphen werden daarbij onderdeel van Nederland.

Ook na de Vrede van Münster in 1648 kwam de regio niet tot rust. Talrijke oorlogen en de hoge schulden van de verschillende plaatsen hielden het dagelijks leven in hun greep. In Hinsbeck stonden steevast zes ruiters en 30 soldaten te voet in een landweer paraat om buursteden en –dorpen bij te staan in geval van nood. Desondanks ging Leuth in 1658 in vlammen op.

Om hun schulden af te betalen, verkochten de Spanjaarden, aan wie het Ambt Krickenbeck sinds 1543 toebehoorde, in 1673 de rechtsgebieden van veel ambten, het ambt Krickenbeck aan baron Wolfgang Willem van Palts-Neuburg, heer van kasteel Krickenbeck. Tot deze rechtsgebieden hoorden op dat moment de heerlijkheden Hinsbeck, Wankum, Leuth en Herongen. Hierdoor verwierf hij de hoge, midden en lage jurisdictie over deze plaatsen en het recht om schouten, schepenen en ingezworenen te installeren. Daarmee was hij landsheer en hield zich dus het recht voor om tolgelden en cijnzen te heffen vanuit kasteel Krieckenbeck. Galg en rad bleven echter wel in Hinsbeck in gebruik.

Pruisen[bewerken | brontekst bewerken]

Anders dan in Nederland bestond er in de nieuwe heerlijkheid Krieckenbeck al een Franse bezetting in 1648. Deze bezetting was relatief van korte duur en de Franse troepen verwoestten Hinsbeck en plunderden kasteel Krieckenbeck. De rest van het tot het Roomse Rijk behorende Overkwartier bleven nog tot de dood van het uitsterven van de Habsburgse monarchie onderdeel van het Spaanse koninkrijk, tot het moment dat de Spaanse Successieoorlog uitbrak.

In 1703 werd het hertogdom Gelre tijdens de Spaanse Successieoorlog door Pruisische troepen bezet om hun aanspraak in het gebied Nederrijn kracht bij te zetten. Het westelijke deel rondom Venlo werd onderdeel van Nederland, Oostenrijk kreeg de stad Roermond en de gebieden rondom Niederkrüchten, Elmpt en Wegberg. Het oostelijke deel met de Ambten Krieckenbeck, Geldern, Straelen en Wachtendonk werden bij het koninkrijk Pruisen gevoegd. Het nieuwe gebied stelde de koning van Pruisen voor een grote opgave: de protestantse staat kreeg een overwegend katholiek territorium, waarin bovendien tot die tijd Nederlands gesproken werd.

In 1713 had de gemeente Hinsbeck een totaalschuld van 52.710 gulden; daar kwam 2015 gulden achterstallige rente bij. Deze schuld droeg de gemeente nog decennialang met zich mee.

Franse Tijd[bewerken | brontekst bewerken]

In het najaar van 1792 bereikten Franse troepen de Nederrijn. Ook de regio Krieckenbeck werd daarbij betrokken. Kasteel Krieckenbeck was al verlaten, dus trokken de troepen van Napoleon al snel verder. Twee jaar later kwamen zij echter terug en namen in oktober 1794 de gebieden ten westen van de Rijn in hun bezit. 20 jaar lang stond de regio, net als de rest van de Lage Landen, onder Frans bewind. Het gebied werd in 1798 in vier departementen ingedeeld: Roer, Rijn en Moezel, Saar en Donnersberg. Het grootste gedeelte van het voormalige ambt Krieckenbeck, en daarmee ook Hinsbeck, lag vanaf dat moment in het kanton Wankum, in het arrondissement Kleef. Dit arrondissement was weer het noordelijkste deel van het Roerdepartement.

Napoleon wilde een verbinding tussen de Rijn, de Maas en de Schelde laten graven, om zo de patstelling met de Noordelijke Nederlanden te doorbreken en vanaf de Rijn een directe zeeverbinding te creëren op eigen territorium, het zogeheten Grand Canal du Nord. Ter hoogte van kasteel Krieckenbeck liep dit kanaal door de Krieckenbecker Seen, om van daaruit via Hinsbeck en Herongen in noordelijke richting verder te stromen naar Louisenburg, waar de stroming weer in westelijke richting liep, richting Venlo naar de Maas. Van daaruit zou het kanaal vervolgens richting Antwerpen stromen. In 1810 was circa twee derde van het kanaal gereed, maar toen waren Amsterdam en Rotterdam al bij Frankrijk ingelijfd. Het kanaal was dus overbodig geworden en werd daarom niet voltooid.

Wederom Pruisisch[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat Napoleon in 1814 verslagen was, werd het gebied in 1815 bij het Congres van Wenen wederom opgedeeld. Het oostelijke deel van het Overkwartier kwam weer toe aan het koninkrijk Pruisen, terwijl de westelijke helft aan het Koninkrijk der Nederlanden werd toebedeeld. De nieuwe staatsgrens werd bepaald door een kanonschot vanaf de Maas in oostelijke richting. Hierdoor werden Venlo, Arcen en Roermond Nederlands, en Wankum, Herongen, Leuth, Lobberich en Hinsbeck (en dus ook Krieckenbeck) werden Pruisisch. Later ging dit Pruisen over in het Duitse Rijk, en zo na de Tweede Wereldoorlog in de Bondsrepubliek Duitsland.

Drosten van Krieckenbeck[bewerken | brontekst bewerken]

Drosten waren vanaf de middeleeuwen de bestuursambtenaren die een bepaald gebied, oftewel ambt bestuurden. Zij werden aangesteld door de regerende landheer om in diens naam de wetten in het betreffende gebied te handhaven.

De onderstaande lijst is verre van volledig, maar geeft wel een overzicht van de tot nu toe bekende drosten van het ambt Krieckenbeck.[1]

Ambtsperiode Naam drost
1288 Rutger van Tysse
1347 Arnold Spede
1348 Henrik der Langen
1360 Johan van Broeckhuysen
1364 Johan van Broeckhuysen
1373 Johan van Broeckhuysen
1381-1397 Heinrich van Wickrath
1399 Karl van Wyenhorst
1400-1404 Heinrich van der Neersen
1406-1420 Johan van Wickrath
1420-1429 Wilhelm van Wachtendonk
1429-1449 Johan van Wickrath
1449 Johan van Wachtendonk
1461 Sweer van Warick
1465 Heinrich van Wickrath
1466-1467 Eduard Vogt zu Bell
1467?-1471 Johan van Wickrath
1471-1486 Reiner van Holthuysen
1492-1496 Johan Bastaard van Gelre
1496-1501 Andreas van Vischennich genaamd Bell
1540 Frans van Stalbergen[2]
1555-1567 Jan van Stalbergen senior
1569-1581 Jan van Stalbergen junior
1584 Johan van Holthuysen
1638-1664 Arnold V Wolfgang Huyn van Geleen[3]