Antidiuretisch hormoon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
CYS = cysteïne
TYR = tyrosine
PHE = fenylalanine
ASN = asparaginezuur
GLN = glutaminezuur
PRO = proline
ARG = arginine
GLY = glycine

Antidiuretisch hormoon (ADH) of vasopressine is een hormoon en een neurotransmitter dat een aantal belangrijke lichamelijke functies aanstuurt, zoals bloeddrukregulatie. Het is een cyclisch peptide dat is opgebouwd uit negen aminozuren. Qua structuur lijkt het erg op oxytocine. In het lichaam wordt het geproduceerd door de hypothalamus en via neurale banen afgegeven in de achterkwab van de hypofyse (de neurohypofyse) van waaruit het in de bloedbaan terechtkomt. De afgifte van ADH wordt gereguleerd door osmotische receptoren in de hypothalamus en bloeddrukreceptoren in het hart, de longvaten, de sinus caroticus en door de aanwezigheid van angiotensine II. Nadat de moleculaire structuur van ADH bekend is geworden, is de naam veranderd van ADH naar argininevasopressine (AVP).

ADH als hormoon[bewerken | brontekst bewerken]

ADH speelt een belangrijke rol bij de resorptie van water in de distale tubulus en de verzamelbuis in de nieren. De V2-receptoren van de nieren dienen als bindingsplaats voor ADH. Door het stimuleren van waterresorptie zorgt ADH ervoor dat er minder water in de urine terechtkomt. Hierdoor wordt de osmolaliteit van urine verhoogd en de osmolaliteit van het bloed verlaagd. Een verlaagde (of verhoogde) osmolaliteit wordt aanvankelijk waargenomen in het achterkwab van de hypofyse. De hypothalamus bevat osmosensoren die verschillen in de osmolaliteit tot 1 procent variatie kunnen waarnemen. Als de osmolaliteit toeneemt, stijgt de vasopressineconcentratie in het bloed. ADH heeft ook een kleine vaatvernauwende werking.

ADH als neurotransmitter[bewerken | brontekst bewerken]

ADH speelt een rol bij agressie en bij de regulatie van bloeddruk en lichaamstemperatuur. Mogelijk speelt het ook een rol bij de vorming van herinneringen.

ADH wordt door de hypothalamus op een door de biologische klok gereguleerde manier in de hersenen uitgescheiden.

ADH en sociaal gedrag[bewerken | brontekst bewerken]

ADH speelt een grote rol bij een aantal facetten van sociaal gedrag.

Dr. Ariel Knafo van de Universiteit van Jeruzalem heeft een verband gevonden tussen de productie van ADH en vrijgevigheid. Het onderzoek werd gedaan op 203 proefpersonen, iedereen kreeg 12 dollar en mocht bepalen of hij/zij alles zelf hield of het weggaf aan een ander anoniem proefpersoon. Van alle proefpersonen werd het DNA nagekeken. Uit de test bleek dat de proefpersonen die de AVPR1a variant van het ADH-gen bezaten gemiddeld 50% meer geld weggaven dan degenen met een andere variant van dat gen. De AVPR1a-variant heeft een langere promotor, hierdoor zal het gen vaker worden afgeschreven en komt er meer ADH vrij.[1]

ADH speelt ook een grote rol bij monogamie. De productie van ADH is bij monogame diersoorten veel hoger dan bij soorten die polygaam of promiscue zijn. Dit mechanisme schijnt in de evolutie meerdere keren opnieuw te zijn uitgevonden, want het is tussen niet-verwante soorten hetzelfde. Om te achterhalen of ADH de enige bepalende factor is verrichtte Larry Young een experiment waarbij door genetische modificatie de productie van ADH in de graslandwoelmuis verhoogd werd. De graswoelmuis is van nature promiscue, maar de gemodificeerde muizen werden specifieker bij de keuze van hun partner en bleven er trouw aan. ADH lijkt daarmee de bepalende factor te zijn.[2]

ADH medisch[bewerken | brontekst bewerken]

Bij gebrek aan antidiuretisch hormoon treedt een centrale diabetes insipidus op, waarbij de patiënt water niet goed vast kan houden (polyurie) en ontzettend veel moet drinken (polydipsie) (soms wel 10-20 liter per dag of meer) om niet uit te drogen (dehydratie). Een gebrek aan ADH kan ook veroorzaakt worden door het nuttigen van alcohol en cafeïne. Vandaar dat men veel en vaak moet plassen als er (veel) koffie, thee, cola of alcoholhoudende dranken gedronken wordt. Men spreekt van een nefrogene diabetes insipidus als de V2-receptoren in de nieren afwezig zijn, als de receptoren het ADH niet goed kunnen binden of als de receptoren niet goed werken.

Bij een teveel aan ADH houdt de patiënt water vast waarbij gewichtstoename, hyponatriëmie en oedemen optreden. Dit komt weleens voor bij mensen die bepaalde longtumoren hebben. Men spreekt dan van SIADHS, (Syndrome of Inappropriate ADH Secretion).

Bij het vermoeden van een gebrek of teveel aan ADH kan het ADH in het klinisch chemisch laboratorium gemeten worden in bloedplasma. De osmolaliteit van het bloedplasma en de urine wordt dan ook altijd bepaald.[3]

ADH en stoffen met een soortgelijke werking worden wel gebruikt als behandeling van bedplassen. Er moet wel op worden gelet dat deze middelen dan alleen voor het slapengaan worden genomen om vasthouden van water overdag te voorkomen. Een bijwerking kan zijn dat de bloeddruk sterk toeneemt.

ADH heeft ook een negatieve werking op de nieren en is onder andere geassocieerd met nierfunctieachteruitgang bij patiënten met diabetes mellitus en polycysteuze nieren (ADPKD).[4]