Arrest Containerdiefstal

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Containerdiefstal
Datum 17 november 1981
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters Ch.M.J.A. Moons, C. Bronkhorst, G. de Groot, Ch.Th. Hermans, W.E. Haak
Adv.-gen. J.C.M. Leijten
Soort zaak   strafkamer
Procedure cassatie
Wetgeving 47, 310 Sr; 358, 359 Sv
Onderwerp   diefstal, medeplegen
Vindplaats   NJ 1983/84 + 197, m.nt. Th.W. van Veen
ECLI   ECLI:NL:HR:1981:AC7388

Het arrest Containerdiefstal (HR 17 november 1981, NJ 1983/84 + 197) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op de diefstal van containers met inhoud en een opdrachtgever achter de schermen die wordt veroordeeld wegens medeplegen.

Casus[bewerken | brontekst bewerken]

Het hof heeft bewezen verklaard: diefstal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van:

  1. een oplegger met container met bougies en auto-onderdelen, in de nacht van 14 op 15 mei 1980
  2. een oplegger met container met auto-onderdelen, in de nacht van 26 op 27 augustus 1980
  3. een oplegger met container met dozen kalkoenvlees, in de nacht van 4 op 5 juli 1980
  4. brandstof van Shell, in de periode 1972-1974.

De diefstal van de twee containers bewezen verklaard onder 2 en 3 werd daadwerkelijk gepleegd door Cor K. en John V, waarbij Van der L. niet fysiek aanwezig was. Hij was wel de opdrachtgever en "auctor intellectualis". Hij had een DAF-trekker gekocht en een loods geregeld in Ouderkerk aan den IJssel. De sleutels van trekker en loods had hij aan Cor K. gegeven. Op 26 augustus 1980 had hij samen met John V. in Dordrecht in een auto rondgereden op zoek naar weg te nemen containers. Hij noteerde de nummers van containers en vervaardigde vrachtbrieven met die nummers, om deze zo nodig bij een controle aan de politie te kunnen tonen. Hij regelde, dat Cor K. op weg naar Dordrecht eerst John V. in Rotterdam zou ophalen en dat John V. hem zou bellen zodra de gestolen container in de loods was gearriveerd.

Procesgang[bewerken | brontekst bewerken]

Verdachte Van der L. is in hoger beroep door het hof veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf wegens diefstal in vereniging, meermalen gepleegd. Hiertoe had het hof Van der L. ook aangemerkt als medepleger van de containerdiefstallen sub 2 en 3, waarbij hij niet fysiek aanwezig was. Het cassatiemiddel, door advocaat Spong bij pleidooi voorgesteld, richt zich hiertegen. Het cassatieberoep is verworpen.

Hoge Raad[bewerken | brontekst bewerken]

Bij pleidooi voorgedragen middel[bewerken | brontekst bewerken]

De Hoge Raad heeft in dit arrest beslist dat van medeplegen mag worden gesproken óók in een geval, waarin de verdachte niet lijfelijk aanwezig is geweest op de plaats van het misdrijf. Een volledige en nauwe samenwerking wordt voldoende geacht. De Hoge Raad overwoog:

6
Beoordeling van het bij pleidooi voorgedragen middel.
Het Hof heeft (...) overwogen:
dat de samenwerking van verdachte met zijn mededaders zodanig volledig en nauw is geweest dat bij verdachte van medeplegen dient te worden gesproken.
Hiermede heeft het Hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat de verdachte heeft gehandeld ‘tezamen en in vereniging met anderen’, zoals is bewezen verklaard.
Tot dit oordeel is het Hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen komen, waaraan niet kan afdoen dat de bewijsmiddelen niets behelzen waaruit kan volgen dat de verdachte bij de ten laste gelegde wegneming lijfelijk aanwezig is geweest.
Het middel treft mitsdien geen doel.

Tot besluit[bewerken | brontekst bewerken]

  • Als de bijdrage achter de schermen voldoende substantie heeft, dan is voortaan de lijfelijke aanwezigheid bij diefstal niet langer noodzakelijk voor de kwalificatie van deelneming bij dat delict. Het brein van een criminele organisatie kan dus ook als medepleger worden aangepakt.
  • In casu is deze kwalificatie behulpzaam voor de verzwarende omstandigheden van diefstal-in-vereniging en diefstal-meermalen-gepleegd. Het gaat hier om een bijzondere vorm van medeplegen, namelijk diefstal door twee of meer verenigde personen (artikel 311 lid 1 onder 4). De redenering die de Hoge Raad hanteert, kan echter evenzeer slaan op het medeplegen in het algemeen (artikel 47 Sr).
  • Het bij pleidooi voorgedragen middel had (kennelijk) op het oog dat Van der L. geen medepleger was, maar slechts uitlokker, zodat deze verzwarende omstandigheden niet aan de orde zouden komen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]