Associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn
De associatie in de Gendtse Waard
De associatie in de Gendtse Waard
Syntaxonomische indeling
Klasse:Rhamno-Prunetea
(klasse van doornstruwelen)
Orde:Prunetalia spinosae
(sleedoorn-orde)
Verbond:Carpino-Prunion
(verbond van sleedoorn en meidoorn)
Associatie
Pruno-Crataegetum
Hueck 1931
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn (Pruno-Crataegetum) is een associatie uit het verbond van sleedoorn en meidoorn (Carpino-Prunion). Het is een plantengemeenschap die voorkomt op vochtige, neutrale tot basische bodems en die gekenmerkt worden door een dichte, bloemen- en vruchtenrijke struiklaag met vooral stekel- en doornstruiken, zoals eenstijlige meidoorn, sleedoorn en hondsroos, en een goed ontwikkelde kruidlaag.

Deze associatie is zowel in Nederland als in Vlaanderen vrij algemeen en wijd verspreid.

Naamgeving en codering[bewerken | brontekst bewerken]

De wetenschappelijke naam Pruno-Crataegetum is afgeleid van de botanische namen van twee diagnostische doornstruiksoorten binnen de associatie. Dit zijn sleedoorn (Prunus spinosa) en eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna).

Fysiognomie[bewerken | brontekst bewerken]

Aspect van de associatie van sleedoorn en meidoorn in de winter.

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn zich manifesteert zich altijd in de formatie van een struweel. De vegetatiestructuur van de associatie wordt gekenmerkt door een dominante struiklaag die zeer bloem- en vruchtenrijk is. Een boomlaag ontbreekt, alhoewel het soms kan voorkomen dat er ook enkele loofbomen in het struweel staan. Vooral wanneer de associatie optreedt als mantel van een bosrand zijn er vaak kleine loofbomen in de struiklaag aanwezig.

De kruidlaag is meestal soortenrijk en goed ontwikkeld, met voornamelijk ruigte- en boskruiden. Een moslaag is zelden aanwezig.

Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn komt voor op eutrofe tot mesotrofe, basische tot licht zure, kleiige of lemige of plaatselijk zelfs kalkrijke bodems. De standplaatsen zijn in de regel matig vochtig tot nat, en vegetaties met eenstijlige meidoorn verdragen zelfs tijdelijke overstromingen.

Deze associatie komt in Nederland en Vlaanderen vooral lintvormig voor als aangeplante heggen en als mantel van bosranden en houtwallen, opvallend vaak langs snelwegen.

Subassociaties in Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]

Van de associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn komen in Nederland en Vlaanderen vier subassociaties voor.

Typische subassociatie[bewerken | brontekst bewerken]

Een typische subassociatie (Pruno-Crataegetum typicum) heeft voor Nederland de syntaxoncode r40Ab01a.

Subassociatie met koebraam[bewerken | brontekst bewerken]

Een subassociatie met koebraam (Pruno-Crataegetum rubetosum ulmifolii) wordt gekenmerkt door de zeldzame koebraam (Rubus ulmifolius) die hier een belangrijke rol speelt. De syntaxoncode voor Nederland is r40Ab01b.

Subassociatie met Gelderse roos[bewerken | brontekst bewerken]

Een subassociatie met Gelderse roos (Pruno-Crataegetum viburnetosum opuli) wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Gelderse roos (Viburnum opulus). De syntaxoncode voor Nederland is r40Ab01c.

Subassociatie met bosrank[bewerken | brontekst bewerken]

Winteraspect van de subassociatie met bosrank

Een subassociatie met bosrank (Pruno-Crataegetum clematidetosum) wordt gekenmerkt door veel lianen, waaronder vooral bosrank (Clematis vitalba), die de doorn- en stekelstruiken bedekken. De syntaxoncode voor Nederland is r40Ab01d.

Successie[bewerken | brontekst bewerken]

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn is een vervangingsgemeenschap van loofbossen uit de klasse van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond.

Ze ontstaat op natuurlijke wijze in verschillende graslandentypen door het wegvallen of sterk verminderen van beweiding of beheer. De associatie kan zeer lang blijven bestaan, voor zij uiteindelijk terug evolueert naar loofbos. De eerste stappen in deze successie is het opduiken van zomereik en es in de struikengordel.

Wordt het struweel gerooid en gemaaid, dan ontwikkelt zich meestal de glanshaver-associatie of de associatie van dauwbraam en marjolein.

Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]

Eenstijlige meidoorn
Hondsroos
Sleedoorn
Gewone vlier
Hop
Groot warkruid
Besanjelier
Hopwarkruid
Heggenrank
Bosrank

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn wordt in de regel gedomineerd door de klassekensoorten eenstijlige meidoorn, hondsroos, sleedoorn (die in deze associatie zijn optimum kent), gewone vlier, rode kornoelje en wilde kardinaalsmuts.

De kruidlaag telt vier voor de associatie specifieke kensoorten, waarvan enkel de hop algemeen voorkomt. Het groot warkruid, de besanjelieren het hopwarkruid zijn in Vlaanderen en Nederland zeldzaam. Ook de klassekensoorten heggerank, bosrank en koebraam komen voor, zij het niet algemeen. Verder vinden we in deze vegetatie vooral veel nitrofiele planten als grote brandnetel, hondsdraf en kleefkruid, en (sinds het begin van de twintigste eeuw steeds minder) typische bosplanten als look-zonder-look, geel nagelkruid en dolle kervel.

In de onderstaande tabel staan de belangrijkste diagnostische plantentaxa van de associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn voor Nederland en Vlaanderen.

Kentaxon Diff.soort Presentie Triviale naam Wetenschappelijke naam Opmerking
Boomlaag
> 30% gewone es Fraxinus exelsior
> 20% zomereik Quercus robur
Struiklaag
kK > 80% eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna
kK > 60% hondsroos Rosa canina
kK > 50% sleedoorn Prunus spinosa
kK > 50% gewone vlier Sambucus nigra
kK > 30% rode kornoelje Cornus sanguinea
kK > 20% wilde kardinaalsmuts Euonymus europaeus
kK > 10% wegedoorn Rhamnus cathartica
dS Gelderse roos Viburnum opulus subassociatie met Gelderse roos
Kruidlaag
kA > 30% hop Humulus lupulus
kA < 10% groot warkruid Cuscuta europaea
kA < 10% besanjelier Cucubalus baccifer
kA < 10% hopwarkruid Cuscuta lupuliformis
kK > 20% heggenrank Bryonia dioica
kK > 10% bosrank Clematis vitalba
kK > 10% koebraam Rubus ulmifolius
> 80% grote brandnetel Urtica dioica
> 60% hondsdraf Glechoma hederacea
> 50% kleefkruid Galium aparine
> 40% kropaar Dactylis glomerata
> 40% dauwbraam Rubus caesius
> 30% kweek Elymus repens
> 30% ruw beemdgras Poa trivialis
> 30% bitterzoet Solanum dulcamara
> 20% look-zonder-look Alliaria petiolata
> 20% dolle kervel Chaerophyllum temulum
> 20% haagwinde Convolvulus sepium
> 20% fluitenkruid Anthriscus sylvestris
> 20% geel nagelkruid Geum urbanum
> 20% akkerdistel Cirsium arvense
> 20% glanshaver Arrhenatherum elatius
> 20% kruipende boterbloem Ranunculus repens
> 10% vogelmuur Stellaria media
Moslaag
-

Vegetatiezonering[bewerken | brontekst bewerken]

De associatie van sleedoorn en meidoorn vormt veelal contactgemeenschappen met vegetatie uit de klasse van matig voedselrijke graslanden, de klasse van nitrofiele zomen of de marjolein-klasse. Ook bosgemeenschappen uit de klasse van eiken- en beukenbossen op voedselrijke grond en de klasse van wilgenvloedbossen en -struwelen kunnen contactgemeenschappen vormen wanneer de associatie als mantel van een bosrand optreedt.

Microgemeenschappen[bewerken | brontekst bewerken]

Een veel voorkomende microgemeenschap in de associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn is de kapjesvingermos-associatie (Physcietum adscendentis). Deze nitrofiele inslaggemeenschap is vaak te zien op de takken en twijgen van de doornstruiken van deze associatie.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

De associatie van sleedoorn en eenstijlige meidoorn heeft een breed verspreidingsgebied, van Groot-Brittannië en West-Europa tot in Oost- en Zuidoost-Europa. beperkt tot atlantisch en subatlantisch Europa, van Zuid-Zweden over Denemarken tot in Midden-Duitsland.

In Nederland is ze algemeen en verspreid, vooral in het fluviatiel district, de pleistocene districten, het estuariëndistrict en in Zuid-Limburg.

Ook in Vlaanderen komt deze associatie zeer verspreid voor, voornamelijk in de West-Vlaamse Heuvelstreek, de Vlaamse Ardennen, Haspengouw, de Polderstreek, de Antwerpse fortengordel en de Zuiderkempen.

Fotogalerij[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Pruno-Crataegetum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.