Beatritz de Dia

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Beatritz (Béatrice) de Dia
ca. 1140−na 1175
Buste Beatritz de Dia te Drôme
Gravin van Dia en trobairitz
Periode 12e eeuw
Vader Isoard II van Diá (vermoedelijk)
Partner Willem van Poitiers (verondersteld)
Bron: Vida van Beatritz de Dia
Portaal  Portaalicoon   Middeleeuwen
Gravin van Dia[1]

Beatritz (Béatrice), comtesse de Die (Drôme), gravin van Dia, (ca. 1140 - na 1175) was een trobairitz. Waarschijnlijk was zij de echtgenote van Willem van Poitiers.

De gravin van Dia was vermoedelijk de dochter van graaf Isoard II van Diá (een dorp in het noordoosten van Montelimar in Zuid-Frankrijk). Volgens haar Vida (levensbeschrijving van een troubadour of trobairitz) was zij getrouwd met Willem van Poitiers, maar verliefd op Raimbaut van Oranje (1146-1173).[2]

A chantar m'er in hedendaagse muzieknotatie, eerste vers.

Oeuvre[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn vijf gedichten van haar overgeleverd, waaronder vier cansos en een tenson. Deze werden vaak uitgevoerd in combinatie met de fluit.[3]

Haar overgeleverde gedichten zijn:[4]

  • Ab joi et ab joven m'apais
  • A chantar m'er de so qu'ieu non volria
  • Estât ai en greu cossirier
  • Fin ioi me don'alegranssa

In Estât ai en greu cossirier beschrijft de 'ik' haar liefde voor een ridder waarbij zij haar gevoelens vergelijkt met die van het liefdespaar Floris en Blanchefleur uit Tristan en Isolde.[5]

Het lied A chantar m'er de so qu'eu no volria, welke in het Occitaans geschreven is, is het enige canso geschreven door een trobairitz waarvan de muziek vandaag overgeleverd is.[6] De muziek van A chantar kennen we dankzij Le manuscript di roi, een liederenverzameling uit circa 1270 die uitgebracht werd voor Karel I van Napels, de broer van Lodewijk IX van Frankrijk.[7]