Bijzondere overeenkomsten (Nederland)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Bijzondere overeenkomsten, ook wel benoemde overeenkomsten genoemd, zijn die overeenkomsten die een eigen, bijzondere, regeling hebben in het Burgerlijk Wetboek.

Burgerlijk Wetboek Boek 7[bewerken | brontekst bewerken]

Burgerlijk Wetboek Boek 7[1] behandelt de volgende onderwerpen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7a[bewerken | brontekst bewerken]

Burgerlijk Wetboek Boek 7a[2] behandelt de volgende onderwerpen:

Boek 7a is een overblijfsel van het oude BW. De overeenkomsten die nu nog hier geregeld worden zullen op termijn worden overgebracht naar boek 7 en dan mogelijk worden gewijzigd en/of aangepast.

Toepasselijkheid regeling[bewerken | brontekst bewerken]

De wettelijke regels over een bijzondere overeenkomst zijn van toepassing als een overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van een bijzondere overeenkomst. Partijen hoeven dus in de overeenkomst niet expliciet te vermelden dat het om bijvoorbeeld een koopovereenkomst gaat.

Gemengde contracten zijn een mengvorm van twee of meer benoemde contracten, al dan niet met sui generis aspecten. In het Nederlands (nieuw) Burgerlijk Wetboek heeft de gemengde overeenkomst een wettelijke regeling gekregen in art. 215 van boek 6 B.W., waarbij primair gekozen is voor de zogenaamde cumulatieleer (in tegenstelling tot de in de literatuur ontwikkelde absorptieleer en de sui-generisleer). Volgens de heersende cumulatieleer worden de relevante bepalingen naast elkaar toegepast, tenzij deze met elkaar onverenigbaar zijn. De rechter beslist in uiterste instantie over de uitleg van zo'n gemengde overeenkomst.

Een overeenkomst, die niet aan een van de wettelijke omschrijvingen van bijzondere overeenkomsten voldoet, noemt men een sui generis overeenkomst. Dit is Latijn voor eigensoortige overeenkomst.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Een aantal bijzondere overeenkomsten kenden van oudsher een eigen wettelijke regeling. Zo bestond tot voor kort nog de Huurwet, waarin de huurovereenkomst was geregeld. Een groot deel van het huurrecht was al eerder overgebracht naar het BW, bij de laatste vernieuwing, per 1 augustus 2003, is ook het laatste restantje van de huurwet in het BW opgenomen. De pacht is in 2007 opgenomen in titel 7.5 van het Burgerlijk Wetboek.