Chelonoidis hoodensis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Chelonoidis hoodensis
IUCN-status: Kritiek[1] (2015)
Chelonoidis hoodensis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Testudines (Schildpadden)
Familie:Testudinidae (Landschildpadden)
Geslacht:Chelonoidis
Soort
Chelonoidis hoodensis
Van Denburgh, 1907
Verspreiding van de verschillende reuzenschildpadden binnen de galapagosarchipel
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Chelonoidis hoodensis is een schildpad uit de familie landschildpadden (Testudinidae). Deze reuzenschildpad komt voor als endemische diersoort op de Galapagoseilanden (Ecuador, Zuid-Amerika) en daar alleen op het eiland Española. Het leefgebied bestaat uit droge delen met rotsen en een struikachtige begroeiing.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door John Van Denburgh in 1907. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Testudo hoodensis gebruikt. Chelonoidis hoodensis was lange tijd een ondersoort van de galapagosreuzenschildpad (Chelonoidis nigra), maar sinds het DNA-onderzoek een belangrijke plaats heeft binnen het systematisch onderzoek wordt hij (weer) als een aparte soort beschouwd. Vroeger werd de soort ook wel tot het geslacht Geochelone gerekend. Hierdoor wordt in de literatuur vaak een verouderde wetenschappelijke naam vermeld.[2]

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De schildpad bereikt een maximale schildlengte tot ongeveer 81 centimeter. De kleur van het schild is zwart. De kop en poten zijn grijs tot zwart van kleur.[3]

Status en beschermingsmaatregelen[bewerken | brontekst bewerken]

De soort Chelonoidis hoodensis is ernstig bedreigd en staat als zodanig op de Rode Lijst van de IUCN. Wat er aan dieren is overgebleven bestond voor een deel uit inteelt uit een in de jaren 1960 opgezet fokprogramma. In 2017 werden maatregelen genomen om de genetische diversiteit te verhogen. Een belangrijke rol speelde hierbij een mannetje, Diego genaamd, dat in 1933 werd gevangen op Española en tientallen jaren in San Diego Zoo verbleef. Diego werd in 1977 naar het fokcentrum op het eiland Santa Cruz overgebracht. Hij zorgde daar voor 800 nakomelingen. In die periode werden de geiten op het eiland Española verwijderd, maar daardoor veranderde de vegetaties zo snel, dat er geen geschikt leefgebied voor de reuzenschildpadden ontstond. De nakomelingen uit het fokprogramma werden daarom losgelaten op het onbewoonde eilandje Santa Fé, waar deze schildpadden al in het midden van de 19de eeuw uitstierven.[1] In juni 2020 werd het eiland Española weer geschikt voor een populatie reuzenschildpadden en werd Diego met 15 nakomelingen daar losgelaten.[4][5]

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]