Ed. Hoornik

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ed. Hoornik
Ed Hoornik met Mies Bouhuys, Boekenbal 1968.
Algemene informatie
Volledige naam Eduard (Ed) Jozef Antonie Marie Hoornik
Geboren 9 maart 1910
Geboorteplaats Den Haag
Overleden 1 maart 1970
Overlijdensplaats Amsterdam
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep dichter, schrijver, toneelschrijver
Werk
Genre poëzie, toneel
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Eduard (Ed) Jozef Antonie Marie Hoornik (Den Haag, 9 maart 1910Amsterdam, 1 maart 1970) was een Nederlandse dichter, behorend tot de Amsterdamse school. Aanvankelijk was zijn werk sociaal-kritisch. Zijn latere werk is sterk getekend door zijn ervaring als overlevende van concentratiekamp Dachau en heeft daarom vooral de confrontatie met de dood als thema. Naast gedichten schreef hij ook toneelstukken, romans en essays.

Leven en werk[bewerken | brontekst bewerken]

In 1929 begon Hoornik zijn journalistieke carrière bij het dagblad De Tijd, vanaf 1933 was hij redacteur bij het Algemeen Handelsblad. In 1934 trouwde hij met Elisabeth Nussbaum. Uit dit huwelijk kreeg hij drie dochters, het paar scheidde in 1957. Van de tweeling huwde dochter Erica in 1960 met Gerard Stigter, bekend als de dichter en schrijver K. Schippers; dochter Eva Hoornik trouwde in datzelfde jaar met schrijver J. Bernlef.

Vanaf 1929 publiceerde Hoornik gedichten en verhalen. Op 30 April 1929 verscheen zijn gedicht Mist in het Leidse Roomsch Studentenblad Orgaan van de Unie van R.K. Studie Vereenigingen in Nederland nr. 19 (1928-1929) p. 330.

Ed gaf zijn studie medicijnen op, en werd journalist in Amsterdam bij het rooms-katholieke dagblad De Tijd. In 1933 werd hij aangesteld als redacteur Binnenland van het Algemeen Dagblad. Maar niet allen: Hoornik was actief als redacteur bij de literaire tijdschrifen Werk en Criterium de opvolger van Werk. Daarnaast werkte hij als redactuer bij het tijdschrift `Helikon' van A.A.M. Stols. Na de oorlog werkte hij als redacteur van het culturele suplement van het weekblad Vrij Nederland, daar informeerde hij de lezers over veel van de Stols-uitgaven. Zo had Hoornik een grote invloed op de dichters van zijn tijd.

In 1936 verscheen zijn eerste gedichtenbundel Het Keerpunt. Het jaar daarop volgde Dichterlijke Diagnose. Daarnaast had Ed vele gedichten gepubliceerd bijvoorbeeld in het weekblad De Nieuwe Eeuw en in maandbladen zoals: De Gemenschap, Het Venster, Helikon. De Gids, Forum, Groot Nederland, en Opwaardse Wegen.

In die tijd schreef Hoornik vooral realistische verzen over de wantoestanden im de maatschappij door de crisistijd. Onder invloed van socialisme en communisme. Zo werd Hoornik een van de leden van de Amsterdamse school, samen met Gerard den Brabander, Jac. van Hattum en Maurits Mok, allen geïnspireerd door Jan Greshoff en E. du Perron.

In 1938 besluiten de drie Amsterdammers - Gerard den Brabander, Jac. van Hattum en Ed. Hoornik - gesamelijk een gedichtenbundel uit te brengen: Drie op één perron. Zo komt Hoornik per telefoon in contact met A.A.M. Stols. Op 28 juli 1938 meldde Hoornik in een brief aan Stols dat de drie heren met een uitgaaf van de bundel bij Stols konden instemmen. Zo kwam er een briefwisseling tussen Hoornik en Stols op gang. Die al snel tot een vriendschap uitmondde en een vruchtbare samenwerking. Stols als uitgever en Hoornik als Stol's poëzie-adviseur..

De bundel kwam in de week van 23 november 1938 uit in een oplage van 350 exemplaren. Stols was bekend om zijn goed verzorgde en mooie uitgaven. Daarboven stak Stols veel moeite en energie in uitgaven voor jonge dichters.

Reeds voor de oorlog waarschuwde Hoornik tegen het nazisme, onder meer met het gedicht Pogrom, met de slotregel het is maar tien uur sporen naar Berlijn (1939; Steenen). Hoornik weigerde als literatuur-recensent van het Algemeen Handelsblad in bezettingstijd rekening te houden met de censuur (hij werkte en schreef onder de directe leiding van de nationaalsocialistische letterkundige en journalist Chris de Graaff), maar had een gezin met kinderen, waardoor het hem moeilijk viel ontslag te nemen. In de loop van 1942 dook hij toch onder. Zijn werk werd verboden. Op 19 augustus 1943 werd Hoornik samen met zijn vrouw, uitgever Bert Bakker en vrienden opgepakt.

Registratieformulier van Ed Hoornik als gevangene in nazi-concentratiekamp Dachau

Ed Hoornik werd overgebracht naar Kamp Vught en vandaar op 26 mei 1944 naar het concentratiekamp Dachau, waar hij 29 april 1945 door de Amerikanen bevrijd werd. Dachau heeft een blijvend stempel op hem gedrukt: Banger word ik voor mijn eigen wezen, Dachau schoof een raster voor mijn ziel (Ex Tenebris) en wie daarin opgenomen is geweest, zal de dood tot zijn dood met zich meedragen. In 1968 werd de roman De overlevende gepubliceerd, die het trauma van de kampervaring als thema heeft.

Na de oorlog was Hoornik redacteur kunst van Vrij Nederland. Vanaf 1954 was hij ook redacteur van het politiek-literaire blad De Gids. Tevens was hij vanaf het begin in 1958 tot zijn overlijden in 1970 verbonden aan het driemaandelijkse, Engelstalige tijdschrift Delta, a review of arts and thoughts in the Netherlands, eerst als "editor" en vanaf 1966 eveneens als directeur van de "Delta International Publication Foundation", de uitgever van het tijdschrift.

Na zijn scheiding trouwde Ed Hoornik in 1957 met Mies Bouhuys, die over haar leven met hem het boek Het is maar tien uur sporen naar Berlijn schreef. Zij was ook aanwezig bij de onthulling van het poëzietableau met een gedicht van Hoornik dat in het plaveisel voor de ingang van het Provinciehuis in Leeuwarden ligt. Het korte maar krachtige gedicht luidt als volgt:

" Friesland.

Niet in mijn dorpen en mijn elf steden,

niet in mijn meren en mijn heerlijkheden

ben ik het meest mijzelf, maar in mijn taal:

het instrument waardoor ik ademhaal. "

Het gedicht maakt deel uit van de poëzieroute in de Friese hoofdstad (zie www.poezieroute.nl).

Hoornik was bevriend met Gerrit Achterberg en Anna Blaman, die het korte verhaal Ram Horna op hem inspireerde.

Hij werd begraven op De Nieuwe Ooster, alwaar op zijn graf een dichtregel van hem is te lezen.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Steen met gedicht in Leeuwarden
  • Het keerpunt (1936) cahier van De Vrije Bladen[1]
  • Dichterlijke diagnose, (1937) uitgever: Bigot & Van Rossum, Amsterdam
  • Geboorte (1938) uitgever: I.J.C. Boucher, 's-Gravenhage[2]
  • Mattheus (1938) uitgever: H.P. Leopold's Uitgevers Mij. N.V., Den Haag[3]
  • Drie op één perron. Verzen van Gerard den Brabander, Jac. van Hattum, en Ed Hoornik, 1938, A.A.M. Stols, uitgever, Maastricht
  • Geburt, ein lyrischer Cyclus, übertragen von Wolfgang Cordan, (1909-1966) pseud. van Heinrich Wolfgang Horn,[4] (1939), A.A.M. Stols, Maastricht[5]
  • Steenen (1939) A.A.M. Stols, Uitgever, Maastricht[6]
    • [tweede druk] 1939 [=1943], A.A.M. Stols, Maastricht
    • Tweede [-derde] druk,1947, A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • Geboorte, gevolgd door Mattheus en andere gedichten, 1939, tweede, herziene en vermeerderde druk, A.A.M. Stols, Maastricht [7]
    • Derde druk, 1941, A.A.M. Stols, Rijswijk
    • Vierde druk. 1942, A.A.M. Stols, Rijswijk
    • Derde [=vijfde] druk, 1941 [=1943], A.A.M. Stols, Rijswijk
    • Vierde [=vijfde] druk, 1946, A.A.M. Stols, 's-Gravenhage[8]
  • Tafelronde, studies over jonge dichters, 1940, A.A.M. Stols, Rijswijk[9]
  • De erfgenaam. Een bundel gedichten, 1940, De Halcyon Pers, A.A.M. Stols
    • Tweede druk, 1940, A.A.M. Stols, Rijswijk[10]
    • Derde druk, 1941, A.A.M. Stols, Rijswijk[11]
    • Vierde druk. 1947, A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • Twee Lentes. De beste gedichten uit 'Werk'1939 en Çriterium' 1940, 1941, A.A.M. Stols, Rijswijk
    • [Tweede druk], 1941 [=1943], A.A.M. Stols, Rijswijk
  • Drie op één perron. Verzen van Gerard den Brabander, Jac. van Hattum, en Ed Hoornik, (Deel II), 1941, A.A.M. Stols, uitgever, Maastricht
  • Een liefde (1941), A.A.M. Stols, Rijswijk [12]
  • Mijn dochter en ik (1941), met tekening van J.S. Sjollema, Orpheus-serie nr. 8
  • Tweespalt. Gedichten (1943), Mansarde Pers, A.A.M. Stols, 's-Gravenhage [13]
    • Tweede druk (1946), Mansarde Pers, A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • Ex tenebris (1948), A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • Verzamelde gedichten, (1950), A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • Het menselijk bestaan (1952)
  • Achter de bergen (1955), A.A.M. Stols, 's-Gravenhage
  • De vis : gevolgd door In de vreemde (1962) Meulenhoff, De ceder nr.41
    • Tweede druk: (1962) Meulenhoff
    • Zevende druk: (1964) Meulenhoff
    • De vis, [Nieuwe uitg.], Stichting 'De Roos', 1965
  • Mattheus, gevolgd door: Uit gemis, een beschouwing over eigen werk, (1965) Meulenhoff, verzorgd door F.P. Huygens en B.W.E. Veurman
    • tweede druk, 1e oplage (1970) Meulenhoff Educatief[14]
  • Vijf gedichten : Mattheus, Geboorte, Requiem, De vis, De overweg, (1966), Meulenhoff,
  • De overweg (1965), Meulenhoff, De ceder 44
  • Verzameld werk van Ed Hoornik, 5 delen, 1972-1978, redactie: J. Bernlef en Kees Lekkerkerker, uitgeverij: Meulenhoff editie 95
    • deel 1: Verzamelde gedichten *1972), Meulenhoff editie: E 249, Met literatuur opgave
    • deel 2: Verhalend proza (1973), De overlevende, De vingerwijzing, Verspreide verhalen, De lift
    • deel 3: Journalistiek proza en brieven (1974), Bevat de bundel De man in de stad (1952), verspreide teksten, merendeeld van 1945-'69 in tijdschriften verschenen en een aantal particuliere brieven
    • deel 4: Dramatisch werk (1975), De bezoeker, Retour afzender, Kains geslacht, De zeewolf, Het water, De derde
    • deel 5: Kritisch proza (1978), Bevat de bundels: Tafelronde, Over en weer (inclusief Toetssteen), en essays, boekbesprekingen en toneelbeschouwingen
  • Het is maar tien uur sporen naar Berlijn. Mies Bouhuys over Ed. Hoornik Met een keuze uit zijn werk, Mies Bouhuys, (1985), Meulenhoff, paperback, 209 pag. ISBN 9789029015301

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Bron[bewerken | brontekst bewerken]

  • Geld verdienen zal ik er nooit aan, Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols 1938-1954, AchterHetBoek-33, Bezorgd door Anky Hilgersom, (1999). uitgave: Letterkundig Museum, Den Haag[15]