Fem Rutke

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Fem Rutke
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Algemene informatie
Bijnaam Nelly
Volledige naam Petronella Xristine Teresa Francés-Meijer
Ook bekend als Femmy Rutke
Geboren 20 mei 1934
Geboorteplaats Gouda
Overleden 19 november 1991
Overlijdensplaats Reeuwijk
Land Nederland
Beroep schrijfster, dichteres, radiodramaturge en journaliste
Werk
Jaren actief ca. 1955−1981
Thema's Rooms-Katholieke Kerk, charismatische beweging, lesbische thematiek
Bekende werken Het schuim op de lippen, Blauw gras, Dakloos worden, De nesthond
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Fem (ook: Femmy) Rutke, pseudoniem van Petronella (Nelly) Xristine Teresa Francés-Meijer (Gouda, 20 mei 1934 - Reeuwijk, 19 november 1991) was een Nederlandse schrijfster, dichteres, radiodramaturge en journaliste.

Fem Rutke debuteerde als levensbeschouwelijk dichteres met de bundel Het schuim op de lippen (1957, samen met Hans Wesseling). Haar eerste eigen bundel was Blauw gras (1960). In de jaren daarna publiceerde zij nog een aantal poëziebundels, alsook beschouwingen over de Rooms-Katholieke Kerk en de charismatische beweging. Kort na 1960 startte zij een autobiografische trilogie, waarvan alleen Dakloos worden (1964) en De nesthond (1965) verschenen zijn; het derde deel, De varkenstepels, kwam nooit af. Verder leverde zij losse bijdragen - gedichten en hoorspelen - aan onder andere de tijdschriften Podium (1957), Roeping (1957-59), Ontmoeting (1961-64) en Dietsche Warande & Belfort (1964-65). Literair critici waren vaak lovend over haar proza en poëzie; Kees Fens evenwel was vernietigend over haar Open brief aan de rots van Caesarea Filipi (in de Volkskrant 18 augustus 1970). Opvallend is de aandacht die haar werk van Vlaamse uitgevers, tijdschriften en critici kreeg. In 1963 kreeg ze, met anderen, de opdracht van de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Y. Scholten, tot het schrijven van "een gedicht of een cyclus van gedichten", dat resulteerde in een bundel met poëzie "op muzikale tema's" (= Om een oogappel niets?).

Wat het toneel betreft debuteerde Rutke in 1958 met het toneelstuk Zolders. In 1963 schreef Fem Rutke de gedramatiseerde radiodocumentaire serie Medicijn voor de geest over de psychiatrie in de praktijk, uitgezonden door de NCRV. Voor haar tv-stuk Gaten in wit ontving zij begin 1972 een prijs van het Centrum voor Nederlandse Dramaturgie.

Over Fem Rutkes leven is niet heel veel bekend. Zij is geboren op de Korte Tiendeweg in Gouda als Nelly Meijer, boven de fotohandel van haar vader. Via haar moeder was zij van half-joodse afkomst, in die zin dat haar grootvader een Joodse voddenhandelaar was, die zijn Joodse afkomst ontkende en getrouwd was met een niet Joodse vrouw, waardoor hun dochter formeel dus ook niet Joods was. Die wel/niet Joodse afkomst heeft de jonge Nelly altijd bezig gehouden. Ze groeide op in een niet-gelovig gezin en was een jongere zus van de beeldhouwster Sonja Meijer. (Enkele gedichten zijn aan hun moeder gewijd.) Na een hbs-opleiding werkte ze een jaar in Engeland als au pair en daarna studeerde ze wiskunde en literatuurwetenschap in Amsterdam.

Ze verkeerde enige tijd in de roerige kringen rond Jan Cremer (die onder de naam Marjo min of meer in Dakloos worden voorkomt) en woonde enkele maanden in Parijs (sporen hiervan in haar poëzie). Vanwege een kortstondige experimentele lesbische relatie verwerkte ze een lesbische thematiek in haar romans, hoewel zij tot de conclusie was gekomen dat zij zelf die geaardheid niet echt bezat. Haar zus Sonja was lesbisch en ze had veel vrienden en vriendinnen in homoseksuele kringen en bezocht eind jaren vijftig en begin zestig zo af en toe het COC in Amsterdam, waar ze rond 1963 woonde. In 1965, in de tijd dat ze in Brugge verbleef, bekeerde ze zich daar vrij plotseling tot het katholicisme. Ze liet zich dopen door de vermaarde pater/schrijver/dichter Pieter van der Meer de Walcheren. Ze overwoog daar om in een klooster der Benedictinessen in te treden waar ze enige tijd verbleef, maar bedacht zich en ging op bedevaart naar Rome.

Daar werd ze verliefd op een Spaanse (Franciscaanse) priester die vervolgens probeerde een post als priester voor Spaanse arbeiders in België te krijgen maar daar vanwege hun relatie geweigerd werd. Ze vertrokken samen naar New York en trouwden daar in 1966. Met hem woonde zij enige tijd in de Verenigde Staten (New York en Washington), in 1967 kregen zij een zoon. In 1972, terug in Nederland, scheidde zij van hem.

Rond 1980, toen zij in Reeuwijk woonde, had zij wederom een (dit keer platonische) relatie met een priester. Eind jaren zeventig was Fem Rutke enige tijd voorzitter van de Vereniging Voor Letterkundigen en publiceerde nog enkele boeken en artikelen, waaronder in Vrij Nederland en Elsevier, maar de grote belofte die ze in de jaren zestig leek te worden is volgens critici in de jaren zeventig niet genoeg tot haar recht gekomen en weggezakt in haar obsessie en worsteling met het geloof. Ook haar worsteling met drank speelde een vrij dominante rol in het leven van de schrijfster door haar hele carrière heen. Uiteindelijk is zij in nogal treurige omstandigheden in Reeuwijk aan de gevolgen daarvan overleden. Haar papieren nalatenschap, waaronder het manuscript van het derde deel van haar trilogie De varkenstepels en een paar brieven van Gerard Reve, is verloren gegaan in de onder water gelopen kelder van haar zoon.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Dichtbundels

Verspreide gedichten

  • “Niet lang meer. Is dat je bedoeling misschien?”, Proefschrift 1 (1955/56) 1, 264.
  • “Augustus”, Proefschrift 1 (1955/56) 1, 352.
  • "Fietsend" (5-12-1955, voor Estelle), Vriendschap. Maandblad voor de leden van het Cultuur en Ontspannings Centrum (Amsterdam) 11 (1956) nov., 127. [1][dode link]
  • “Vijver”, “Vroeg herfstgedicht”, Podium 12 (1957) jan./feb., 132-33.
  • “Gedichten” (“Voor later”, “In memoriam”, “Persoonlijk voorjaar”, “Stilleven”, “Aan de biezondere voorbijganger [Parijs 1956]”, “Spiegelsprekend”), Roeping 33 (1957/58) juli/aug. 1957, 202-09.
  • “Het meisje in de rode bloes”, Vriendschap 13 (1958) juli/aug., 105. [2][dode link]
  • “Gedichten” (“Alleen”, “Regen in de vijver”, “Stemmingsopgave”), Roeping 34 (1958/59) sept. [1958], 265-67.
  • “Onooglijk samenkomen”, Het Kahier (Antwerpen) 9 (1958) 10, 37-38.
  • “Gedichten uit ‘Schijndoden en stillevens’” (“[Toen mij dan…]”, “Soms als je kust”, “Op zwijgzame wijze”, Roeping 34 (1958/59) nov. [1958], 368-70.
  • “Een kerk dit uur”, Roeping 34 (1958/59) 10 (feb. ’59), 588.
  • “Gedichten”, Het Kahier 4 (1960) mrt./juni, 39-41.
  • “Gedichten” (“Twintigste eeuws”, “Als de doden pianospelen”, “Zelfkritiek”, “Het aangezicht”), Roeping 36 (1960/61) 4 (aug. ’60), 196-99.
  • "Kus mij nuchter", "Simpel ritme", "Pijnlijk beproefd heb ik", "Als een rechthoek, vierkant", Ontmoeting (Baarn) 15 (1961/62) 1, 27-37 (of 31).
  • “Het balanceren op de grens”, "Terrasaantekening", "Het zichtbare gevolg", "Oktober, die maand", "Alleen voor ingewijden" ("In memoriam Hans Lodeizen"), "De vreemdsoortige bloem", De gelukkig vermoeide vijver" ("met dank aan S.A. Kierkegaard"), "Op zoek", Ontmoeting 15 (1961/62) 6 (mrt. '62), 182-89.
  • “Een paar uur na middernacht”, "Najaar om Reeuwijk", "Contafugato II", "Tot de zwijgzaamheid", "Volksstem bij avond", "Tijdsbeeld dat nog niet verjaard is", "En wat de kinderen vermoeden", "Zal ik meegaan vandaag?", Ontmoeting 15 (1961/62) 11 (aug. '62), 257-64.
  • “Ik noem je middel – zoals elke liefde”, “Een knooppunt van leidraad”, Roeping 37 (1961/62) okt. [1961], 326-28.
  • “Gedichten”, Ontmoeting 16 (1962/63) 4, 117-20.
  • “De nuchterling”, Ontmoeting 16 (1962/63) 8/9, 240-45.
  • “Gedichten”, Dietsche Warande & Belfort 109 (1964) 5, 305-08.
  • “Gedichten”, De Nieuwe Stem 19 (1964) okt., 598-99.
  • “[Titel?]” (bijdrage aan “Klein Poëticum 1964”), Wending 19 (1964/65) mrt. [‘65], 52-63.
  • “Rondom eindeloos (andante tranquillo)”, Dietsche Warande & Belfort 110 (1965) 8, 541-48.
  • “[Titel?]” (bijdrage aan “Klein Poëticum 1965”), Wending 20 (1965/66) feb. [‘66], 839-54.
  • “Wie weet krijgt bladgroen dan een hemel”, Om een bokaal vol wijn. Een bundel met 24 verzen van eigentijdse Nederlandse dichters, uitgegeven bij het 125e wijnjaar van Robbers & Van den Hoogen n.v., Arnhem. 1842-1967. Tot stand gekomen in samenw. met Jan H. de Groot en C. Ouboter; ingel. door Jan Wit; met ills. van Kurt Löb, 1967.- [3]
  • “Kijk van zekere hoogte”, Jeugd en Cultuur 14 (1969) apr./mei, 203-05.
  • “[Titel?]”, Francisco Carrasquer (inl. & vert.), Antología de la poesía neerlandesa moderna [tweetalige uitgave], 1971.
  • Ongespecificeerde bijdragen aan Spiraal: letterkundig-grafisch tijdschrift (Amsterdam), 1958-59.

Proza

  • “Na het gesprek” (fragmenten uit Rien Ne Va Plus), Vriendschap. Maandblad voor de leden van het Cultuur en Ontspannings Centrum (Amsterdam) 12 (1957) nov., 161-64.
  • Dakloos worden, roman, 1964. - Deel 1 van een onvoltooide autobiografische trilogie.
  • De nesthond (oprechte muren), roman, 1965. - Deel 2 van een onvoltooide autobiografische trilogie.

Toneel e.d.

  • Zolders, 1958.
  • “Nachtval aan de Noordzee, een stemmenspel”, Ontmoeting 16 (1962/63) 2, 37-48; ook in: Eenmaaltweemaal.
  • “Het meisje met de dode ogen. Een dialoog tussen droom en werkelijkheid”, Ontmoeting 16 (1962/63) 6, 183-89. - Uitgezonden per radio op 6-12-1962.
  • Medicijn voor de geest. Gedramatiseerde radiodocumentaire. NCRV, uitzending gestart 16-10-1963.
  • “De nikszegger” [hoorspel], Ontmoeting 17 (1963/64) 2 (nov. '63), 37-48. - Deel 1 van Medicijn voor de geest.
  • “Van huis uit een ongelukje”, Ontmoeting 17 (1963/64) 8 (mei '64), 237-45. - Deel 2 van Medicijn voor de geest, over "het buitenechtelijke kind op hogere leeftijd", uitgezonden op 15-1-1964.
  • Gaten in wit [tv-spel], z.j. (1971?).
  • De vrienden van maandag [een voorjaarsstuk van jongeren dat de religieuze subkultuur inluidt], z.j.

Toneelbewerkingen

  • Soya, Carl Erik (DK): Wij dichters (elf telefoongesprekken) [hoorspel]. NCRV, uitzending 18-11-1963.

Beschouwingen, kritieken, e.d.

  • “Poëzie en Esteban López”, Proefschrift. Maandblad van de nieuwe generatie 1 (1955/56) 9 (mei ’56), 299-302.
  • Pak van (m'n) hart, beschouwing over Vietnam, 1970
  • Open brief aan de rots van Cesarea Filippi, [1970]. – Herdr. als: Woont Jezus nog in de Sint-Pieter?, 1972.
  • Is Jezus nog te redden?, interviews met kardinaal Suenens, Edward Schillebeeckx, Daniël de Lange en Gabriël Smit, 1976, (herdr. 1980?).

Geredigeerde bundels

  • Miniatuur van iets groters - een zelfportret van Filie Derieuw. Samengest. en omlijst door [teksten van] Fem Rutke, 1974.
  • Charismatisch Nederland: een overzicht van de ontwikkeling van de Pinkstervernieuwing, 1977. - Lezingen gehouden tijdens de eerste Nationale charismatische konventie, Leusden, 1976.

Vertalingen

  • Gieraths, Gundolf (inl. & red.): Rijnlandse mystiek. Bew. door L.A.M. Goossens, 1981.
  • Fleming, Ian: Moord onder water, [1974].

Over Fem Rutke

  • Anon.: "Fem Rutke: het beleven van de leegte in roman 'Dakloos worden'", Het Vaderland, 28-11-1964.
  • Anon.: "Een roman over mensen in een tussenperiode", [dagblad?], 14-3-1967. - Rec. De nesthond.
  • Anon.: “Fem Rutke, Homeless (Dakloos worden); The lapdog (De nesthond)”, Writing in Holland and Flanders (1967), afl. 23 (okt), pag. 29-30.
  • Anon.: rec. Open brief aan de rots, Leeuwarder Courant, 6-7-1970.
  • Anon.: "[titel?]", Rijn & Gouwe, 8-11-1971. - Verslag van voordracht door Rutke.
  • Anon.: rec. Is Jezus nog te redden?, Leeuwarder Courant, 14-8-1976.
  • Besten, Ad den: "Kroniek van de Nederlandse poëzie", Wending, 20 (1965/66) 12 (feb. '66), 819-838.
  • Boyens, José: rec. Om een oogappel niets, Raam (1966) 30 (dec.), 66-68.
  • Carette, Hendrik: “De profetie van Fem Rutke” [gedicht], id., Gestolen lucht, 2006.
  • Demedts, André: “Nederlandse romans: Fem Rutke en Wim Hazeu”, De Periscoop 20 (1969/70) 12 (okt. ’70), 3.
  • Dubois, Pierre H.: "rec. Roeping 33 (1957/58) juli/aug. 1957", Het Boek van Nu [afl. onbekend].
  • Duckaert, Willem: rec. Open brief aan de Rots, De Post, 12-7-1970.
  • Eikelboom, Hans: "[titel?]", De Standaard, 5-11-1971.
  • Fens, Kees: “Dichten als zacht redeneren. Verzen van Ellen Warmond, José Boyens en F.L. Bastet”, De Tijd-Maasbode, 24-10-1964. – Rec. van Eenmaaltweemaal.
  • idem: “Het lichtende raam”, de Volkskrant, 18-8-1970. – Rec. Open brief aan de rots.
  • Hoogma, Marianne: "Fem Rutke. Is het liefde, dan kom je er verder mee" (interview), Homologie 4 (1982) 4 (zomer), 9-10. - Belangrijke bron voor bovenstaand lemma.
  • Janssens, Marcel: rec. De nesthond, Dietsche warande en Belfort 111 (1966) 5 (juni), 395-96.
  • idem: “Het schaamrode boekje van Fem Rutke”, Dietsche warande en Belfort 116 (1971) 5 (juni), pag. 377-379.
  • Longie, A. de: “Poëziespiegel”, Nieuwe stemmen (Aalst, B) 23 (1966) aug./sept., 293-300. – Rec. van [dichtbundel].
  • Mertens, A.Th.: "Fem Rutke: Dakloos en onderweg", De Nieuwe Linie, 7-11-1964.
  • Ouboter, C.: "Dakloos worden: romandebuut van Fem Rutke", Nieuwe Rotterdamse Courant, 21-11-1964.
  • Roy, F. le: “Op het jongerenfront” (over Vlaamse dichtkunst), De Periscoop 15 (1964/65) dec. [‘64], 2.
  • Scheer, L.: “Fem Rutke of de poëzie als denkkracht”, Dietsche Warande & Belfort 110 (1965) 9 (nov.), 694-96. – Rec. van Even kijken in de aarde.
  • Smit, Gabriël: “Strijdbare wereld”, de Volkskrant, 1-3-1964. – Rec. van onder andere Eenmaaltweemaal.
  • Stap, T. v.d.: “Kroniek van de Nederlandse poëzie”, De Periscoop 16 (1965/66) jan. [‘66], 2 & 14.
  • Vries, F. de: “Drie jongeren aan het woord”, Mens en wereld. Maandblad voor buitenkerkelijken, 28-1-1961. – Rec. van Blauw gras.
  • Willemijn: rec. Dakloos worden, Nieuwsbrief 1 (1983-1984) 2 (mrt 1984), pag. 12-14.
  • Zaal, Wim: "Fem Rutke", W.Z., Buitenbeentjes. 36 schrijvers die ik heb gekend (Soesterberg, 1995), 113-115.