Fosgeniet

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Fosgeniet
Fosgeniet
Mineraal
Chemische formule (PbCl)2CO3
Kleur kleurloos tot wit, geel, bruin, groen of roze
Streepkleur wit
Hardheid 2,5 tot 3
Gemiddelde dichtheid 6 - 6,3 kg/dm3
Glans vettig
Breuk conchoïdaal (schelpvormig)
Overige eigenschappen
Veredeling niet mogelijk
Lijst van mineralen
Portaal  Portaalicoon   Aardwetenschappen

Fosgeniet (ook: phosgeniet) is een zeldzaam loodhoudend mineraal, behorende tot de carbonaatgroep, met de chemische formule (PbCl)2CO3. Fosgenietkristallen zijn tetragonaal, die echter niet kunnen gebruikt worden als edelstenen, omdat ze te zacht zijn om te bewerken. De kristalkleur kan variëren van kleurloos tot wit, geel, bruin en zelfs groen of roze.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

Fosgeniet kreeg zijn naam door het toevallige feit dat het 3 dezelfde elementen (koolstof, chloor en zuurstof) bevat als fosgeen.

Ontstaan en herkomst[bewerken | brontekst bewerken]

Fosgeniet is een secundair mineraal dat ontstaat wanneer andere mineralen, die lood bevatten, op de een of andere manier worden veranderd. Dit gebeurt vooral waar onder invloed van zout water loodcarbonaat (zoals het mineraal cerussiet) en chloor zich met elkaar verbinden tot loodchloorkoolstof.

Het mineraal wordt meestal gevonden in aangrenzende secundaire loodhoudende mineralen, zoals anglesiet. Vindplaatsen van fosgeniet zijn onder andere Sardinië en Californië en Colorado in de Verenigde Staten. Microkristallen zijn te vinden in onder andere Lavrion (Griekenland), Tarnów (Polen), Tsumeb (Namibië) en Matlock (Engeland).

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Fosgeniet hoort bij de carbonaatgroep der mineralen en is een chloorkoolstofverbinding van lood. Hoewel het hoge tot zeer hoge concentraties lood bevat (76%), wordt het mineraal niet gebruikt als grondstof van het metaal. Daarvoor is het te zeldzaam. Bovendien komt het nooit voor in afzettingen die groot genoeg zijn om de winning economisch haalbaar te maken.

Fosgeniet heeft een tetragonale kristalstructuur, die vaak als prisma met driehoekige vlakken is gevormd. De kristallen hebben meestal veel facetten en strepen over de hele lengte. In een ander geval komen de kristallen voor als vrij plompe eenheden met platte vlakken. Het mineraal heeft ook een perfecte splijting, waarbij het breukoppervlak een conchoïdale of schelpvormige vorm heeft.