Gebruiker:Geertivp/Kisaro

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
CPA/CPPA Kisaro
Algemeen
Locatie Byumba, Rwanda
Opgericht 1975
Type Landbouwschool
Denominatie Vrijeschoolonderwijs
Onderwijsniveaus Beroepsonderwijs
Personen
Directeur Broeder Cyriel Wieme (+ 13 januari 2015)
Overig
Afkorting CPA, Centre de Perfectionnement Agricole
CPPA, Centre de Perfectionnement et de Promotion Agricole
Motto Terrasser, Travailer, Transpirer
Website http://www.harras.be/kisaro/
Portaal  Portaalicoon   Onderwijs

Het project Kisaro is een sociaal landbouwproject van de Broeders van de Christelijke Scholen in het noorden van Rwanda, in de buurt van Rulindo, Byumba, 35 km van de Oegandese grens.

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Kisaro in de buurt van Byumba

De Broeders van de Christelijke Scholen zijn actief in Rwanda sinds 1953. Aangemoedigd door de richtlijnen van het concilie neemt broeder Mansuy het initiatief om een centrum op te richten dat de levensomstandigheden van de armen in Rwanda structureel kan verbeteren. Bij een bezoek in 1971 van de Belgische Provinciale Oversten aan Rwanda vraagt broeder Mansuy een broeder te sturen die met deze taak zou worden belast. In 1971 beslist de Unesco om, in samenwerking met het Rwandese Ministerie van Opvoeding, Cerar’s (Centre d'Education Rurale et Artisanale du Rwanda) op te richten: een onderwijsvorm voor jongens die zes jaar lager onderwijs gevolgd hebben maar niet kunnen worden toegelaten tot de middelbare school.

Broeder Cyriel Wieme vraagt aan zijn oversten om Rwanda vooraf te mogen bezoeken. In december 1971 vertrekt hij voor een periode van 3 weken om de situatie te verkennen. Hij besteedt veel aandacht aan het leven van de landbouwers, hun methodes en de opbrengsten. Onder de indruk van hun armoede en tegelijkertijd getroffen door de rijkdom van het klimaat en het grote potentieel aan arbeidskrachten, bestudeert hij het leerplan van de Cerar. Hij stelt met spijt vast dat er in de school voor de praktijk zeer weinig tijd is voorzien. Zijn mening is dat onderwijs dat te veel tijd besteedt aan theoretisch onderricht een te klassieke vorming verstrekt en mensen vormt die de landbouw ontvluchten.

Terug in België formuleert broeder Cyriel een voorstel aan zijn oversten. Hij aanvaardt de leiding van de Cerar in Byumba, maar wil na drie jaar op een andere plaats de vorming van de eerste promotie verderzetten, om er landbouwers van te maken, bekwaam genoeg om de nieuwe landbouwmethodes te propageren in Rwanda.

Schoolproject[bewerken | brontekst bewerken]

Broeder Cyriel wordt op 4 september 1972, na 20 jaar ervaring als hoofd van het klooster van Bokrijk, gevraagd om de oprichting van de Cerar in Buymba op zich nemen. Op 15 oktober opent de Cerar zijn deuren voor 40 jongens. Het is een van de eerste Cerar's in Rwanda.

In april 1973 geeft de Rwandese overheid de heuvel van Kisaro, het voormalige domein van oud-koloniaal Schmit, met een oppervlakte van 10 ha in concessie. Dit brengt Broeder Cyriel op het idee om vrijwilligers aan te trekken. Vanaf september 1973 krijgt hij hulp van André en Moniek Claes-Tilkin. In september 1974 komt broeder Alexis en zorgt voor de eerste twee leerjaren in Buymba en een derde leerjaar in Kisaro.

In juli 1975 verlaten de eerste afgestudeerden van de Cerar van Buymba de normaalschool en kunnen hun verdere opleiding volgen in Kisaro. Het Centre de Perfectionnement Agricole (CPA) van Kisaro wordt opgericht. In november wordt de vraag gericht aan het Ministerie van Jeugd om Kisaro onder zijn voogdij te nemen. Het Ministerie neemt dit voorstel aan en de overeenkomst wordt op 22 december 1975 ondertekend. Dit betekent de definitieve start van het centrum voor landbouwvorming in Kisaro.

Het CPA is een praktische leerschool. Het stelt de landbouwer in staat het hoofd te bieden aan de problemen eigen aan de stiel en daarmee op een behoorlijke wijze zijn gezin te onderhouden. Daartoe is een intensieve landbouw nodig. Vanwege zijn geografische ligging, zijn hoge bevolkingsgroei en zijn bodemgesteldheid moet Rwanda zich speciaal op de akkerbouw toeleggen. Bij gebrek aan industrie of een dienstensector is het voor de grote meerderheid van de bevolking het enige middel van bestaan.

Onderwijs is een zeer belangrijke factor om een maatschappij structureel te verbeteren. Het centrum wil ook starten met lager onderwijs. Gratis onderwijs vooral voor kinderen van weduwen, ongehuwde moeders, aidswezen, die omwille van de armoede gedoemd zijn om geiten en schapen te hoeden vanaf hun zesde jaar. Ze leven van aalmoezen en van wat ze vinden in de natuur. En dat onderwijs betekent uiteraard een basisinvestering in een degelijk gebouw, schoolbanken, boeken en schoolgerei. Het betekent ook dat het onderwijs moet bestendigd worden door orde, regelmaat en goed personeel, dat moet betaald worden door de overheid.

Landbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Terrassering[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf het eerste bezoek van broeder Cyriel aan Rwanda in 1971 heeft hij zich voorgenomen om de heuvels te terrasseren. Na het zoeken van een geschikte werkmethode begint hij eraan vanaf het schooljaar 1973-1974. Ondanks kritiek en de spot zet hij door. Als ervaren landbouwer is hij zeker van zijn slaagkansen. De jongeren worden overtuigd om de eerste terrassen aan te leggen op de beste grond. De eerste opbrengst van de aardappelen is zo overtuigend dat de jongens beweren nog nooit zulke knollen te hebben gezien. Ook de gerst, tarwe en sorghum lukt goed.

Later wordt aan nieuwkomers als toelatingsvoorwaarde gesteld dat ze de toelating krijgen van hun vader om een stuk grond te mogen terrasseren. Van jaar tot jaar groeit de interesse en na tien jaar is de vooruitgang van de radicale terrassering niet meer te stuiten. Bij het officieel bezoek op 5 juli 1989 van de toenmalige president Habyarimana, wordt de methode van Kisaro erkend als nationale methode voor erosiebestrijding en landbouw. Kisaro is opeens een voorbeeld voor het landbouwgebeuren in Rwanda...

Het is onmogelijk om, zonder te terrasseren, aan efficiënte landbouw te doen op hellingen van meer dan 10%. De strijd tegen erosie heeft tot doel het afvloeien van de bouwlaag en dus ook van de voedingselementen te beletten en het behoud van het water te verzekeren. Het water is immers de belangrijkste factor van de productie. Behoudt men het water, dan drenkt het de grond, vormt een voorraad aan vocht in diepere lagen en geeft zo aan de wortels de mogelijkheid om diep door te dringen en ook op die manier de grond te behouden en te verrijken. Grondverbetering is dus een logisch gevolg van terrassering en elke toevoeging van bemesting betekent een duurzame verrijking van de grond. Dit alles waarborgt de mogelijk tot een intensieve landbouw.[1]

De voornaamste activiteit van het centrum is de akkerbouw en daarbij het promoten van verschillende teelten. Om tot duurzame landbouw te komen worden 45 ha vruchtbare Rwandese heuvels met hak en schop omgevormd tot terrassen. Deze landbouwmethode zorgt onmiddellijk voor succesvolle oogsten! Elke maandag worden er tot 200 werkkrachten aangenomen om het land te bewerken, te zaaien of te planten of te oogsten met als doel zo veel mogelijk mensen kennis te laten maken met de landbouwtechnieken van het centrum. Daarnaast worden er ook vruchten en groenten van mensen in de omgeving opgekocht en alle producten worden in de hoofdstad Kigali verkocht op markten, aan winkels en particulieren... De opbrengst vloeit terug naar de mensen en naar het centrum, wat opnieuw bijkomende investeringen mogelijk maakt.

Gewassen[bewerken | brontekst bewerken]

Aardappelen worden door de bevolking erg gegeerd. Daarom wordt een kiemhuis gebouwd waar 8 ton kan bewaard worden. Op de terrasheuvels worden iedere maand aardappelen geplant, behalve in het droge seizoen. De opbrengst is zeer groot. Daarnaast wordt er ook nog prei, selder, salade, bonen, maïs en sorghum geteeld. De streek is gelegen op 2000-3000 m boven de zeespiegel en heeft dus eigenlijk een vrij gematigd klimaat met veel neerslag.

Tarwe is heel geschikt als basisvoedsel voor de mensen. De groeicyclus van de tarwe is er vijf maanden. Ze wordt in september gezaaid en in februari geoogst. Een tweede maal wordt gezaaid in maart om in augustus te oogsten. Het centrum stelt goede variëteiten ter beschikking met de verzekering om de productie op te kopen. Er zijn graansilo's gebouwd voor de opslag en er wordt zowel aan particulieren als aan groothandelaars verkocht. Ook dit blijkt al snel een succesformule.

Veeteelt[bewerken | brontekst bewerken]

Er worden voornamelijk Belgische varkensrassen gekweekt.[2] De kweek van dit ras in Rwanda bracht geen enkele moeilijkheid met zich mee. De varkens worden op het centrum vetgemest, alsook uitgezet bij boeren in de buurt. De vetmesting gebeurt bijna uitsluitend met groenvoeder. De dieren worden daarna terug opgekocht en door de jongens van het centrum verwerkt in de eigen slachterij.

Atelier[bewerken | brontekst bewerken]

Om dit alles te verwezenlijken is er veel hulp nodig van het Buymba-Comité, maar ook op het centrum zelf wordt er uiteraard al die tijd hard gewerkt en in de loop van de jaren wordt er een ook een atelier gebouwd waar allerhande klussen worden geklaard. Van lassen tot schrijnwerk, onderhoud en herstelling van machines, het maken van kruiwagens, fietsen, bedden. Metsers bouwen huisjes in de omgeving... De nodige materialen zijn niet altijd beschikbaar, maar gelukkig zijn de mensen erg creatief en kunnen ze met weinig hun 'plan trekken'...

Sociale activiteiten[bewerken | brontekst bewerken]

Verder worden er op het centrum alleenstaande moeders opgevangen en gehuisvest. Er wordt hen de mogelijkheid gegeven om op het centrum te werken en te wonen. Ze worden ingeschakeld in de verschillende teelten en ze krijgen indien mogelijk ook een stukje grond om voor zichzelf te bewerken. Er is een atelier voor allerhande naai- en vlechtwerk, er worden ook matten gemaakt...

Elke zaterdag wordt er soep gemaakt van de overschotten die niet werden verkocht. De mensen uit de omgeving kennen ondertussen de lekkere soep van Kisaro en komen dan ook massaal aanschuiven. Een klein dispensarium wordt ingericht.

Burgeroorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Rwanda wordt in de jaren 1990 tot 1995 geteisterd door twee burgeroorlogen en een genocide. Ook het centrum ontsnapt er niet aan.

Einde 1991 vraagt president Habyarimana via de bisschop van Byumba de hulp van religieuzen om zich het lot van de vluchtelingen aan te trekken. Een plaatselijk comité bezoekt regelmatig de kampen om vooral de kinderen te voorzien van kleren en voedsel. Het is het begin van een drie jaar durende inzet, met als hoogtepunt de oprichting van kampen in Kisaro over een lengte van 12 km met een bevolking van meer dan 100 000 mensen. Het centrum zorgt voor:

  • de voeding en de verzorging van alle kinderen beneden de 5 jaar
  • de organisatie van het onderwijs van schoolplichtige kinderen
  • de werkvoorziening van een groot deel van de mannen.

De reputatie verworven door de officiële erkenning van Kisaro geeft toegang tot alle instanties van het land, zodanig dat het mogelijk is voeding en subsidies te bekomen en doeltreffend te werken. In 1993 wordt het kamp in Kisaro op zijn beurt beschoten en alle kampbewoners worden verdreven samen met de plaatselijke bevolking.[3] Op 15 km van Kigali worden al deze mensen in het kamp van Murama ondergebracht. Broeder Cyriel wordt gedwongen om het centrum te verlaten. Uitgeput komt hij in België aan. Na een rustperiode van drie maanden keert hij naar Rwanda terug. Er is ondertussen een vredesovereenkomst getekend. De vijand moet zich terugtrekken tot op enkele km ten noorden van Kisaro. Er wordt een gedemilitariseerde zone bepaalt en Kisaro ligt daar middenin. Het centrum krijgt van het ministerie van binnenlandse zaken de opdracht om die zone te besturen. De bewoners mogen naar die zone terugkeren. Het centrum is geplunderd en beschadigd; de huizen zijn leeggehaald en de velden overwoekerd.

Met de inzet van iedereen worden de gronden opnieuw klaargemaakt. Om de mensen zo vlug mogelijk terug voedsel te bezorgen wordt 300 kg zaad van witte kool ingevoerd uit België. Dit biedt een redplank voor iedereen. Het zaad wordt uitgedeeld en de mensen krijgen de belofte dat het centrum heel de productie zal opkopen om het uit te delen in de kampen. Het is een gewaagd voornemen, want er is op dat ogenblik geen geld om te betalen. Een weldoener schenkt 100.000 BEF voor de actie "witte kool". Na een paar maanden begint de aanvoer. Er wordt tweemaal per week een vracht van 4 ton geleverd aan de kampen van Nyacyonga, Muhondo en Murambi. De mensen van Kisaro zijn gered: ze hebben te eten en krijgen geld voor de kool die ze verkopen en de mensen in de kampen kunnen hun honger stillen.

Op het centrum komt er terug leven. Alle terrassen worden opnieuw bewerkt. Er wordt aan de mannen gevraagd bij het omhakken alle knollen te verzamelen om te gebruiken als plantgoed. Nergens is er immers nog plantgoed te vinden. 2000 kg aardappelplantgoed wordt verzameld om opnieuw de goede variëteiten te selecteren. Er wordt opnieuw geterrasseerd in de gedemilitariseerde zone. Het is vrij gemakkelijk daarvoor financiering te bekomen. Ook schoollokalen worden hersteld, maar op elk moment kan de burgeroorlog opnieuw losbarsten... Het is een kwestie dat de mensen kunnen overleven...

President Habyarimana wordt vermoord op 6 april 1994. De laatste stuiptrekkingen van het regime uiten zich in nooit geziene baldadigheden. Dit betekent het einde van een veelbelovend tijdperk in de Rwandese geschiedenis. Aan de mensen uit de gedemilitariseerde zone van Kisaro wordt aangeraden zich enkele km noordwaarts te verplaatsen. Ze blijven gespaard en na een maand keren ze terug naar huis. Broeder Cyriel wordt het land uitgezet en moet een tweede keer naar België afreizen.[4][5]

Gekweld door de onzekerheid over het lot van de inwoners, keert hij bij de eerste gelegenheid terug naar Kigali. Het wordt een blij weerzien! De mensen zijn gespaard gebleven. Er is hoop op een nieuw begin. Dit bezoek van 2 tot 17 september 1994 is een goed contact met de bevolking van Kisaro en omgeving. Plannen worden gemaakt voor een definitieve terugkeer. Op 25 oktober chartert Caritas een Russische cargo, waarmee een ton hulpmateriaal wordt geleverd. Het centrum is totaal leeggeroofd. Het feit dat de bevolking van Kisaro terug is, geeft moed om te herbeginnen. Pas in januari 1995 ontruimt het leger het centrum. De kadavers van de genocide werden verbrand op de terrassen. Er gebeuren nog ongelukken met landmijnen. Vanwege de militaire overheid wordt toelating gegeven om het werk te hervatten.[6]

Een Duitse organisatie aanvaardt de financiering voor het bouwen en herstellen van huisjes voor weduwen en ook van klaslokalen. Dit alles geeft werk aan de bevolking, die uitmunt in spontane solidariteit. Er wordt hard gewerkt. De broedersschool in Buymba wordt hersteld en het broedershuis wordt weer bewoonbaar gemaakt. In een tijdspanne van drie jaar worden ongeveer 400 huisjes voor weduwen gebouwd of hersteld en 60 klassen voor de lagere scholen uit de omgeving.[7] Het landbouwwerk op het centrum is in volle ontplooiing. Ook de vrouwengroepen zijn geestdriftig om alles te herstellen. Het lukt om organisaties zoals het FAO te interesseren voor Kisaro. Ze zien met bewondering de heropleving van alle structuren en helpen er graag aan mee. Kisaro wordt weer toonaangevend en leefbaar. Het lijkt herrezen uit het puin van een wreed verleden.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie:Broeders van de Christelijke Scholen Categorie:Onderwijs in Rwanda Categorie:Ontwikkelingssamenwerking