Gertrud van Silezië (c.1200 – 30 december1268) was de jongste dochter van hertog Hendrik I van Silezië en Hedwig van Meranië.[1] Over haar leven is weinig bekend. Zij werd op jonge leeftijd verloofd met de paltsgraaf Otto van Wittelsbach, die in 1208 de Rooms-Duitse koning Filips van Zwaben vermoordde. Zij was van 1218/1228 tot 1268 de tweede abdis van het door haar ouders gestichte cisterciënzerklooster van Trebnitz in Silezië. Mede door haar toedoen werd haar moeder Hedwig in 1267 heilig verklaard.
Gertud van Silezië was ongeveer acht jaar oud toen zij de huwelijkskandidate werd van Otto van Wittelsbach. Otto was in 1189 zijn vader opgevolgd als paltsgraaf van Beieren.[2] Hij was eerder de huwelijkskandidaat geweest van Beatrix van Zwaben, maar in 1207 had haar vader Filips van Zwaben de huwelijksovereenkomst verbroken omdat hij meer heil zag in een verbintenis van zijn dochter met een neef van paus Innocentius III.[3] Dat zat Otto een jaar later blijkbaar nog zo hoog, dat hij de koning op 21 juni 1208 in Bamberg vermoordde na het huwelijk van Gertruds oom Otto I van Meranië met Beatrix II van Bourgondië, een nichtje van Filips van Zwaben. Otto sloeg na de moord op de vlucht en werd vogelvrij verklaard. Hij werd op 5 maart 1209 in Oberndorf (bij Bad Abbach) opgepakt en ter plaatse door de rijksmaarschalk Hendrik van Pappenheim en Kalden onthoofd.
Gertrud trad na dit voorval in het klooster.[4] In 1202 hadden Gertruds ouders het cisterciënzerklooster in Trebnitz gesticht.[5] De eerste abdis van het klooster heette Petrissa. Zij was een non die tussen 1180 en 1190 had gezorgd voor de opvoeding van Getruds moeder in het benedictinessenklooster van Kitzingen. In 1218 of 1228 volgde Gertrud haar op als abdis.[6]
Gertruds ouders hadden na de geboorte van hun zevende kind een gelofte van kuisheid gedaan aan bisschop Laurentius van Breslau.[7] Haar vader Hendrik nam daarna een tonsuur en liet zijn baard staan, waardoor hij de bijnaam Hendrik met de baard kreeg.[8] Haar moeder Hedwig verbleef sindsdien regelmatig bij Gertrud in Trebnitz. Nadat Hendrik op 19 maart 1238 in Crossen an der Oder was overleden, betrok Hedwig een eigen woning op het grondgebied van het klooster. Zij werd er geen non, maar leefde wel volgens de strikte regels van de kloosterlingen.[9] Zij overleed er op 13 oktober 1243. Een jaar eerder had zij in haar testament haar weduwgoed Schawoine (nu: Zawonia) aan het klooster vermaakt, met de bepaling dat haar dochter Gertrud bij leven over de inkomsten ervan zou beschikken.[10]
Getrud heeft als enige van de zeven kinderen haar beide ouders overleefd. Haar oudere broers Boleslaw en Koenraad en haar zussen Agnes en Sophia zijn in hun tienerjaren overleden. Haar broer Hendrik is rond zijn veertigste op 9 april 1241 gesneuveld in de Slag bij Liegnitz. Drie van Gertruds directe familieleden zijn heilig verklaard:
Colmar Grünhagen, Geschichte Schlesiens, Erster Band: Bis zum Eintritt der habsburgischen Herschaft, Perthes, Gotha 1884. Herdruk 1979. ISBN 117879976X. Online: Internet Archive[dode link].
Lisbeth Haasse, Von Lydia bis zu dir: Frauen aus 2000 Jahren Kirchengeschichte, Christliches Verlagshaus, Stuttgart 2001. ISBN 3767511878.
↑Geboortejaar en datum van overlijden zijn ontleend aan FMG en Genealogie Mittelalter. Op sommige websites wordt 6 december 1268 als (alternatieve) datum van overlijden genoemd. Zie bijvoorbeeld Genealogy.eu.
↑Maar hij wordt pas in 1193 voor het eerst als paltsgraaf vermeld. Otto is naar schatting vóór 1180 geboren. Hij was een zoon van Otto van Wittelsbach en Benedicta van Moosburg en een kleinzoon van Otto van Wittelsbach en Heilika van Pettendorf. In de telling van de graven van Wittelsbach en de paltsgraven van Beieren wordt hij aangeduid als Otto IV, Otto V, Otto VII en Otto VIII. De verschillen in nummering ontstaan doordat in de ene telling alle Otto's worden doorgenummerd, terwijl in de andere telling de nummering bij de paltsgraven opnieuw begint. Om het nog wat ingewikkelder te maken, wordt de allereerste Otto in de ene telling aangeduid als Otto I en in de andere als Otto II.
↑Aldus FMG. Volgens de Allgemeine deutsche Biographie werd de overeenkomst verbroken omdat Filips ongunstige informatie over Otto had gekregen.
↑Volgens Entdecken Sie Polen vond de stichting plaats op 28 juni 1202 en werd die op 22 november 1202 bevestigd met een bul van paus Innocentius II (lees: Innocentius III). Volgens de Duitse Wikipedia werd de stichtingsoorkonde op 23 juni 1203 getekend in het bijzijn van Gertruds oom Eckbert (broer van haar moeder en bisschop van Bamberg) en haar oudoom Poppo van Andechs-Meranië (broer van haar moeders vader en op dat moment proost van St. Stephanus in Bamberg). Eckbert heeft ervoor gezorgd, dat er vanuit Duitsland (Bamberg) nonnen en werklieden naar Trebnitz kwamen. De bouw van het klooster vond plaats tussen 1202 en 1218. Op 25 augustus 1219 werd de kloosterkerk ingezegend door bisschop Laurentius van Breslau. Gearchiveerd op 2 mei 2021.
↑Het jaar 1218 wordt genoemd in de lijst van abdissen van Trebnitz op de website Worldwide Guide to Women in Leadership. Grünhagen (1884: 55)[dode link] en Entdecken Sie Polen geven 1228. Merk op, dat de Worldwide Guide to Women in Leadership Gertrud twee keer in de lijst heeft staan (als "Gertrude of Poland" en als "Gertrud von Schlesien") en ten onrechte haar moeder "St. Hedwig von Andechs" als abdis noemt.
↑Grünhagen (1884: 55)[dode link]. Gertud was hun zesde kind. Na Gertrud werd eind 1208 nog een jongen geboren, die in 1214 of 1217 is overleden. De naam van de jongen is niet bekend. Kuisheid of onthouding is een van de zeven deugden van het christendom.
↑Naar verluidt werd zij geen non om zeggenschap te behouden over het gebruik van haar financiële en andere middelen bij haar werken van barmhartigheid. Als non zou zij van al haar inkomsten en bezittingen hebben moeten afzien. Zie Genealogie Mittelalter.
↑Agnes was een zus van Anna van Bohemen die rond 1216 getrouwd is met Gertruds broer Hendrik. Volgens het Ökumenisches Heiligenlexikon is haar gebeente zoekgeraakt tijdens de Hussitische Oorlogen en heeft het mede daardoor zo lang geduurd voordat zij officieel zalig (1874) en heilig (1989) werd verklaard.