Geschiedenis van Arcen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Werk aan de winkel Dit artikel staat op een nalooplijst. Als de inhoud op verifieerbaarheid gecontroleerd is, kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dat ook aan op de betreffende nalooplijst. Bekijk ook de bewerkingsgeschiedenis om te zien of anderen hier al aan gewerkt hebben. Vanaf 23 november 2023 kunnen de niet-geverifieerde artikelen via nuweg of TBP verwijderd worden.

Dit artikel behandelt de geschiedenis van Arcen vanaf de vroege middeleeuwen tot het heden.

Algemene geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Middeleeuwen[bewerken | brontekst bewerken]

In de vroege middeleeuwen behoorde Arcen toe aan het territorium Straelen en het werd in 1064 door gravin Irmentrudis geschonken aan de Abdij van Siegburg, waarbij het uiteindelijk werd bestuurd door een landvoogd. Rond 1275 werd dit Arnold van Straelen. Omdat hij geen zonen had, werd het voogdijschap vererfd aan zijn oudste dochter Elisabeth, die tot tweemaal toe trouwde zonder kinderen na te laten. Daarom ging het voogdijschap over op haar zus Justina van Straelen. Na een tijd trouwde Elisabeth voor de derde keer, dit keer met Arnold van Buren. Aangezien Justina de overeengekomen betalingen niet voldeed, eiste Elisabeth haar voogdijschap terug. Dit werd een twistpunt binnen de familie en bleef zelfs voortduren tot de volgende generatie. In 1330 maakte graaf Reinoud II van Gelre een einde aan deze situatie en scheidde Arcen van Straelen, waardoor Arcen een aparte heerlijkheid werd. Het werd toebedeeld aan de gebroeders van Büren. Door huwelijk en vererving viel Arcen tot 1543 onder het graafschap Gelre.

Nieuwe tijd[bewerken | brontekst bewerken]

Jan de Beijer. Gezicht op Arcen. 1740. Venlo, Limburgs Museum

Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd Arcen door Pruisische troepen bezet, en in 1753 ging het behoren tot Pruisen. Vanaf 1815 hoorde het bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In 1817 werd Arcen samengevoegd met Velden. Tegelijkertijd werd Lomm bij Pruisen gevoegd. Een eerste versie van het wapen van Arcen werd al de 13e eeuw gevoerd als schepenbankzegel. Hierop is een poort afgebeeld, dat vermoedelijk een van de tolpoorten uit die tijd voorstelt. Hoewel de vesting meerdere poorten had, is het enige thans overgebleven restant van deze poorten de Schanstoren van Arcen.

Vesting Arcen[bewerken | brontekst bewerken]

Tot de 13e eeuw vormde het dorp samen met Lomm en Schandelo een schepenbank binnen het Ambt Krieckenbeck. Arcen claimde al in 1330 een stapelrecht op de Maas. Er werd hier veel handel gedreven en het dorp was een belangrijke schakel naar het achterland, zeer tot ongenoegen van de nabijgelegen stad Venlo. Daarom was Arcen al vroeg een vestingplaats, hoewel het geen stadsrechten had. Toch slaagden de Venlonaren er met een list in Arcen in 1586 plat te branden. Ook het klooster van Sint Barbara werd toen platgebrand. De resten daarvan zijn nog nabij het veer naar Lottum in de bossen te zien.

Schanstoren[bewerken | brontekst bewerken]

De Schanstoren is een restant van de vestingwerken van Arcen en dateert uit de vijftiende eeuw. Het is een zogenaamde traptoren, die destijds onderdeel was van een veel grotere verdedigingstoren. In 1635 raakte de toren bij een belegering zwaar beschadigd, waarna hij nooit werd teruggebracht in de originele staat. Vanaf 1969 is het restant een rijksmonument.

De toren werd in de jaren zeventig hersteld, en onderging in 2011 opnieuw een grondige restauratie. De reden daarvan was, dat bij de laatste restauratie de voegen niet volledig goed waren aangebracht, waardoor er scheuren in de toren ontstonden. Opmerkelijk genoeg waren de oorspronkelijke voegen uit de Middeleeuwen nog geheel intact.

Lange tijd heeft er twijfel over bestaan of de toren onderdeel is geweest van de verdedigingswerken van de Fossa Eugeniana. Dit is echter onwaarschijnlijk aangezien dit kanaal uiteindelijk niet naar de Maas bij Arcen voerde, maar vanaf Lingsfort zuidwaarts werd doorgetrokken naar Venlo. Men weet nu dat de Schanstoren onderdeel was van een omvangrijk poortgebouw van de vestingwerken van Arcen. Behalve als poortgebouw deed de toren ook dienst als toltoren.

Kasteel Arcen[bewerken | brontekst bewerken]

Alde Huys[bewerken | brontekst bewerken]

Het Alde Huys was een van de vier kastelen die zich op Arcens grondgebied hebben bevonden. Het precieze jaartal van de bouw is niet overgeleverd, maar het bestond al in 1300. Volgens oude kadasterkaarten heeft het kasteel gelegen aan de noordoostzijde van de huidige dorpskern. Daar lagen ook de veengronden van het Seyzenbroek.

In 1487 scheidt Aleid van Buren, weduwe van Dirk Schenck van Nijdeggen, van haar kinderen en gaat in de onderste kamer wonen. Aleids oudste zoon Winand trad in 1489 in het huwelijk met Johanna van der Donck en ging in de andere verdiepingen van de toren wonen. Volgens de archieven, die in 1511 spreken van het Nije Huys, is het kasteel in dat jaar verwoest. In afwachting van de oplevering van dit Nije Huys verblijft de familie ergens in Venlo. Mogelijk houdt de verwoesting van het Alde Huys verband met het Beleg van Venlo in dat jaar.

Den Kamp[bewerken | brontekst bewerken]

Vermoedelijk lag dit kasteel op dezelfde plaats als waar nu Kasteel Arcen ligt. Het precieze jaartal van de bouw is niet overgeleverd, maar het bestond al in 1498. In dat jaar bestond er een geldschuld tussen twee telgen van de familie Schenck van Nijdeggen. Bij niet tijdig aflossen van deze schuld verklaarde Wijnand, Heer van Arcen, dat zijn broer Henrick, Heer van Walbeck, de Hof op Ten Kamp in eigendom zou krijgen. In feite diende De Kamp vanaf dat moment als onderpand voor Wijnands schulden. In 1489 woonde hij in ieder geval nog op het Alde Huys. Volgens archeologisch onderzoek werd later, tussen 1511 en 1522, vermoedelijk het Nije Huys boven op het eerdere kasteel De Kamp gebouwd. In ieder geval lag dit kasteel aan de zuidoostzijde van het dorp.

Nije Huys[bewerken | brontekst bewerken]

Met de bouw van het Nije Huys werd begonnen in 1511 en het was gereed in 1522. Opdrachtgever van de bouw was Reiner I van Gelre, broer van Karel van Egmond, stadhouder van Opper-Gelre en drost van de Veluwe. In 1503 trad hij in het huwelijk met Aleid Schenck van Nijdeggen, waardoor hij ook Heer van Arcen werd. Op dat moment leverde Arcen al meer dan een eeuw strijd met Venlo om het stapelrecht op de oostelijke Maasoever. Het sterke Tolhuis aan zuidwestzijde van het dorp, waarvan nu nog de Schanstoren van Arcen het restant is, moest samen met een nieuw sterk kasteel de Venlose aanvallen afweren.

Vooral aan het einde van de bouwperiode moet er veel werk zijn verzet, getuige diverse rekeningen uit 1521 en 1522. Daarbij werden metselaars uit Kalkar, Roermond, Venray en Arcen zelf aangetrokken, en werden gravers gehaald uit Wanssum, Swolgen en Broekhuizenvorst.

Op 11 november 1522 overleed Reiner van Gelre. In augustus 1521 woonde Aleid al op het Nije Huys. Acht jaar na het overlijden van haar man hertrouwde zij, met Dirk van der Lippe, genaamd Hoen. In 1536 verlieten zij het Nije Huys, dat vanaf dat moment werd bewoond door Aleids zoon Dirk.

In 1646 werd het Nije Huys, gedurende het Beleg van Venlo, geheel verwoest door de soldaten van Frederik Hendrik van Oranje tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Het huidige kasteel[bewerken | brontekst bewerken]

Brug en poortgebouw van het huidige kasteel

In 1651 begon Marsilius van Gelre met de herbouw van het kasteel, dat tot op heden nog bestaat als het Kasteel Arcen. Zijn kleinzoon Adolf stichtte in het begin van de 18e eeuw het huidige hoofdgebouw. Boven de poort van de voorburcht prijkt een gebeeldhouwde steen met het alliantiewapen van Gelder-van Lützenrode. Een van elders overgebrachte steen met het alliantiewapen van Gelder-van Nesselrode bevindt zich aan de zuidzijde van het plein. Het kasteel is van baksteen behalve bij de omlijsting van de hoofdingang, die uit natuursteen bestaat. Het hoofdgebouw had aanvankelijk op de Franse manier twee vooruitspringende zijvleugels, maar die aan de noordzijde is na een brand in de 19e eeuw gesloopt. Het huidige kasteel bevindt zich in goede staat, sinds het onderdeel uitmaakt van de Kasteeltuinen van Arcen. Van de burcht die aan het thans bestaande kasteel voorafging is vrijwel niets meer over. De restanten ervan bevinden zich ten westen van het huidige kasteel, iets ten noorden van de Wymarse Molen, een gerestaureerde watermolen die, behalve in de wintermaanden, te bezichtigen is.

Fossa Eugeniana[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Fossa Eugeniana voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Fort Lingsfort of Hazepoot[bewerken | brontekst bewerken]

Kaart van de Fossa Eugeniana

In 1626, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, begon de regering van de Spaanse Nederlanden aan een project voor een kanaalverbinding van de Rijn in Duitsland via de Maas naar de Schelde. Het moest de Rijnhandel van de opstandige Republiek afsnijden en afleiden naar de Zuidelijke Nederlanden. Het kanaal zou beschermd worden door een aarden wal en vierentwintig op regelmatige afstanden gelegen schansen. Het kanaalgedeelte tussen Rijnberk (Rheinberg) en Venlo, waaraan tot 1631 werd gewerkt, werd Fossa Eugeniana genoemd. Ten oosten van Arcen bij de toen al eeuwen bestaande buurtschap Lingsfort, aan de rand van het Maasterras, was door het hoogteverschil een sluizentrap nodig. Daar werd ter verdediging aan weerszijden van het kanaal een dubbelschans of 'fort royal' aangelegd. Dit Fort Lingsfort werd genoemd naar de buurtschap Lingsfort (N.B. hierin betekende 'fort' oversteekplaats, voorde). Plaatselijk heet het ook wel Fort Hazepoot naar de ingenieur en aannemer Haesenvoet die bij het werk betrokken was. Het kanaal is vooral door geldgebrek en technische problemen, en door onvoldoende bescherming tegen overvallen vanuit het Noorden, nooit afgebouwd. De aarden wallen, vier bastions en droge grachten van het fort zijn nog duidelijk herkenbaar in het bos aan de noordkant van de Lingsforterweg, vlak voor de grens. De bomen die sinds ongeveer 1800 op dit oorspronkelijk open veen- en heidelandschap groeiden, zijn in het begin van de 21e eeuw gerooid om het fort beter zichtbaar te maken. Behalve sporen van het kanaaltracé zijn er verder in de directe omgeving geen archeologische resten van de Fossa Eugeniana aangetroffen.

Religieuze geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Petrus- en Pauluskerk[bewerken | brontekst bewerken]

De kerk in 2010

De eerste kerk werd gebouwd boven op een twee en een halve meter hoge heuvel, en bestond uit een rechthoekige zaal met aangebouwd priesterkoor en een westtoren. Aan het einde van de 15e eeuw werd het priesterkoor vervangen door een polygonaal koor tegen de zaalkerk. Begin 16e eeuw werd de zaalkerk vervangen door een driebeukige kruiskerk. De romaanse toren werd in de toenmalige kerk ingebouwd.

In 1893 werd de kerk door Caspar Franssen gerestaureerd. De oude toren werd gesloopt en de eerste travee werd ingericht als tweede travee. Tegen de westgevel werd een neogotische klokkentoren gebouwd.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het dorp veelvuldig gebombardeerd. Ook de kerk leed daarbij veel schade; de torenspits en het schip stortten in. Daarom deed direct na de oorlog een oud schoolgebouw enige tijd dienst als noodkerk.Direct daarna 1949 is er een nieuwe noodkerk gebouwd op de Wal en deze heeft dienstgedaan tot de nieuwe momentele kerk klaar was in 1959.


In 1954 waren de plannen voor nieuwbouw, naar ontwerp van architect H.W. Valk, gereed. Met de bouw werd pas in 1958 begonnen, in 1959 was zij voltooid. De kerk heeft, zoals de meeste van Valks kerken, een christocentrische opzet. Het basilicale schip heeft een brede middenbeuk en smalle zijbeuken. Het transept is eveneens breed uitgevoerd. De kruising, dat dienstdoet als priesterkoor wordt bekroond door een ruime vierkante vieringtoren en afgesloten door een abside met kooromgang. De kerk heeft een centraal bankenplan, naar voorbeeld van kerken in Sevenum en Herten, beide eveneens ontworpen door Valk. Aan de op het zuiden gerichte voorkant heeft de kerk een dubbeltorenfront met portaal. De torens zijn van ongelijke hoogte.