Gewone mijnspin

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gewone mijnspin
A. affinis.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Arachnida (Spinachtigen)
Orde:Araneae (Spinnen)
Onderorde:Mygalomorphae (Vogelspinachtigen)
Familie:Atypidae (Mijnspinnen)
Geslacht:Atypus
Soort
Atypus affinis
Eichwald, 1830
Verspreidingsgebied van de Atypus affinis
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gewone mijnspin op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De gewone mijnspin (Atypus affinis) is een spin binnen de familie der mijnspinnen (Atypidae). Ze behoort tot het geslacht Atypus. Deze soort leeft in Europa, van het noorden van Denemarken tot Noord-Afrika. In Europa komen ze voornamelijk voor in het zuiden van Engeland, maar ook in Nederland en België. Sporadisch komt ze ook voor in het noorden van Rusland, in Zweden en Georgië.

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De spin is zwart tot bruin van kleur en is betrekkelijk klein (de mannetjes zijn ongeveer 7 à 9 mm lang, het vrouwtje 10 à 15 mm). Zoals de andere soorten uit deze familie heeft A. affinis cheliceren (gifkaken) die parallel liggen en elkaar niet kruisen, zoals bij de meeste vogelspinnen. De gifkaken zijn vrij groot en opvallend blinkend zwart gekleurd. Uiterlijk lijkt de gewone mijnspin sterk op de kalkmijnspin, maar de juvenielen zijn meestal veel lichter gekleurd.

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Deze spin heeft een vrij ongewoon web. Ze spint een soort buisachtige constructie, die deels boven en deels onder de grond ligt. De ingang wordt gecamoufleerd met bladeren, mos en allerlei dood materiaal. De spin wacht tot een insect over de ingang van de buis kruipt en slaat dan toe door razendsnel uit het hol te kruipen en het insect met de gifkaken in de buis te sleuren. Deze spinnen verlaten hun hol bijna nooit, enkel voor het eten.

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

De spin is seksueel volgroeid na 4 jaar. In de herfst paren ze meestal, wanneer het mannetje een geschikt vrouwtje zoekt. Hij gaat haar hol binnen en nadat ze daar gepaard hebben, sterft het mannetje meestal, omdat het vrouwtje hem doodt. Het vrouwtje legt haar eieren in een grote cocon in de graafgang. De jonge spinnetjes komen de volgende zomer uit hun ei, waarna ze nog 1 jaar bij hun moeder blijven.