Groepsverzekering (België)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Groepsverzekering)
Pensioenrechten in België
Type Onderverdeling Niveau
Eerste pijler Wettelijk pensioen (RSZ)
Ambtenarenpensioen
Gezinspensioen
Overlevingspensioen
Rustpensioen
Overheid
Tweede pijler Groepsverzekering
Pensioenfonds
Collectief
IPT (bedrijfsleiders)
POZ (zelfstandigen)
VAPZ (zelfstandigen)
VAPW (werknemers)
Individueel
Derde pijler Pensioensparen
Langetermijnsparen
Vierde pijler Individueel sparen
Beleggingen
Levensverzekering
Onroerend goed

Een groepsverzekering is in België een collectieve verzekering die een bedrijf of organisatie afsluit voor zijn personeel of een deel daarvan. Het is een verzekering gesloten ten voordele van alle personeelsleden van de onderneming of van een deel daarvan, met als doel aan de verkrijgers extra-wettelijke voordelen te verschaffen boven die waarin het wettelijk rust- en overlevingspensioen voorziet Een groepsverzekering kan ook afgesloten worden voor de zelfstandige bedrijfsleider. Tot eind 2011 kon deze voorziening intern aangelegd worden. De regering Di Rupo I heeft echter beslist dat dit niet meer kan. Vanaf boekjaar 2012 kunnen geen interne voorzieningen meer worden aangelegd, maar enkel nog extern.[1]

De verzekering is bedoeld als aanvulling op het loon of de wedde (gedeelte dat dus niet rechtstreeks wordt uitbetaald) en dient om extra sociale voordelen of een toekomstig inkomen aan het personeel te garanderen. Er wordt voor dit fictief loon geen sociale zekerheid in mindering gebracht.

Een groepsverzekering als tweede pijler kan dienen om een aanvullend pensioen (bedrijfspensioenplan) op te bouwen bovenop het wettelijk pensioen. Het is voor het geheel van bedrijf en personeel fiscaal voordeliger een groepsverzekering af te sluiten dan extra loon uit te keren waarmee het personeelslid zelf eventueel aan pensioenopbouw zou kunnen doen. Zo is volgens de Belgische wetgeving een groepsverzekering voor het bedrijf volledig aftrekbaar als beroepskost, zodat de betaalde premies van de brutowinst van het bedrijf afgetrokken kunnen worden en dus minder belastingen moeten worden betaald. Een groepsverzekering is fiscaal aftrekbaar in die mate dat ze de 80%-regel (circulaire Massard) niet overschrijdt.[2]

Naast pensioenopbouw kunnen ook andere dekkingen opgenomen zijn in een groepsverzekering:

Bedrijfspensioenplan[bewerken | brontekst bewerken]

Voor het personeelslid is dit regime gunstiger dan de uitkering van extra loon, waarvoor sociale bijdragen moeten worden betaald en vaak in de hoogste belastingschijf van 50% wordt belast. Naast de groepsverzekering kan iedere belastingplichtige, afhankelijk van het belastbaar inkomen en de eigen financiële situatie, individueel intekenen voor een vrij aanvullend pensioen voor werknemers (tweede pijler sinds 2019) en pensioensparen of langetermijnsparen (derde pijler). Al deze persoonlijke vormen van sparen voor een bijkomend pensioen kunnen onder bepaalde voorwaarden een persoonlijk fiscaal voordeel van 25 of 30% opleveren, te verrekenen met de personenbelasting.

Bij een analyse in 2020 is gebleken dat vooral hogere inkomens en mannen profiteren van het aanvullend pensioen in de tweede pijler. Hoger gekwalificeerde werknemers hebben meer toegang tot een bedrijfspensioenplan, terwijl laagverdieners geen reserve hebben om zelfstandig in te stappen in een VAPW-regeling. Vrouwen werken dikwijls in sectoren waar de werkgever geen plan voorziet.[3] Een percent van de werknemers met een bedrijfspensioenplan hebben recht op 20% van de kapitalen. De regering wil in september 2021 een regeling uitwerken om dit onevenwicht te verminderen.[4]

De premies voor het pensioengedeelte worden gekapitaliseerd tegen een vooraf bepaalde rente en mogelijks aangevuld met een jaarlijkse winstdeelname. Door de financiële crisis en de corona-crisis hebben pensioenfondsen het moeilijk om aan deze wettelijke norm te blijven voldoen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]