Jan van Beieren

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Jan VI van Beieren)
Jan van Beieren
1374-1425
Jan van Beieren
Bisschop-elect van Luik
Periode 1389-1418
Voorganger Arnold van Horne
Opvolger Jan van Wallenrode (Jan VII)
Hertog van Beieren-Straubing
Periode 1417-1425
Voorganger Willem II
Opvolger --
Graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen
Periode 1418-1425
Voorganger Jacoba van Beieren
Opvolger Jacoba van Beieren
Hertog 'bij verpanding' van Luxemburg
Periode 1418-1425
Voorganger Elisabeth
Opvolger Elisabeth
Vader Albrecht van Beieren
Moeder Margaretha van Brieg

Jan van Beieren (Le Quesnoy, 1374 - Den Haag, 6 januari 1425), bijgenaamd Jan zonder Genade, was prins-bisschop-elect van Luik (verkozen maar niet gewijd), later ook graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen en hertog van Beieren-Straubing en Luxemburg. Als hertog van Beieren en graaf van Holland werd hij Jan III genoemd, als niet-gewijde bisschop van Luik was hij Jan VI. In Luik speelde hij een grote rol bij diverse gewapende conflicten met de burgerbevolking en in Holland bij de Hoekse en Kabeljauwse twisten.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Jan van Beieren was de jongste zoon van Albrecht van Beieren (uit het Huis Wittelsbach) en Margaretha van Brieg. Zijn vader was behalve hertog van Straubing tevens graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Jan werd geboren op het kasteel van Le Quesnoy in Henegouwen. Omdat zijn twee oudere broers, Willem en Albrecht, Beieren-Straubing met Holland, Zeeland en Henegouwen zouden erven, werd hij voorbestemd voor een geestelijke loopbaan. Al op jeugdige leeftijd was hij onder andere kanunnik van het domkapittel van Cambrai en domproost in Keulen.

In 1389, op 15-jarige leeftijd, volgde hij Arnold van Horne op als prins-bisschop van Luik. Hoewel hij bijna 30 jaar lang bisschop was, liet hij zich nooit tot priester wijden, daarmee de mogelijkheid openhoudende om op latere leeftijd een wereldlijke carrière te vervolgen. Al in 1393 moest Jan de wijk nemen naar Diest door een opstand van de "Haydroits", de partij van de ambachten, die het geestelijk bestuur afwezen. Door een minnelijke schikking kon hij echter terugkeren.[1]

In 1402 richtte hij een geestelijk gerechtshof op, waarvan de Nederlandstalige afdeling in Maastricht werd gevestigd.[2] In 1406 moest hij zijn residentie te Luik opnieuw ontvluchten vanwege conflicten met de burgers van die stad. Zij verkozen een tegenbisschop in de persoon van Dirk van Horn van Perwijs en slaagden erin diens benoeming te laten bekrachtigen door de paus in Avignon.[3] Jan verbleef enige tijd in de Commanderij Nieuwen Biesen van de ridders van de Duitse Orde in Maastricht, waar hij de staten van Luik bijeen riep. In 1407 en 1408 werd Maastricht belegerd door burgermilities van onder andere Luik, Hoei, Dinant en Hasselt. Jan van Beieren had een ruiterleger van 1200-1600 Beierse ruiters tot zijn beschikking, die vanuit Maastricht uitvallen deden. Met hulp van hertog Jan zonder Vrees van Bourgondië versloeg hij de opstandige Luikenaren bij Tongeren in de Slag bij Othée. Na het opbreken van het beleg, trad hij hard op tegen de opstandelingen. Zo liet hij gevangenen op de Maastrichtse wallen ophangen en werd de Luikse burgemeester op het Vrijthof onthoofd en gevierendeeld.[4]

Jan en Jacoba van Beieren

Na de dood van zijn broer graaf Willem VI in 1417 erfde diens dochter Jacoba van Beieren aanvankelijk diens gebieden. Jan trachtte in Holland en Zeeland steun te werven voor zijn eigen kandidatuur bij de ridderschap en de steden. Die steun kreeg hij ook van de Rooms koning Sigismund. Deze kende de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen toe aan Jan van Beieren. Deze gaf zijn Luikse bisschopszetel in 1418 op, om nog in hetzelfde jaar te trouwen met Elisabeth van Görlitz, waardoor hij tevens hertog van Luxemburg werd. Het huwelijk bleef kinderloos. De strijd die ontstond tussen Jan van Beieren (Kabeljauwen) en zijn nicht Jacoba van Beieren (Hoeken) betekende een nieuwe fase in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Jacoba zocht steun bij haar machtige oom Jan I van Bourgondië en probeerde haar positie te versterken door een huwelijk met haar neef Jan IV van Brabant. Na het mislukte Beleg van Dordrecht en het verlies van Rotterdam, was haar positie dusdanig verzwakt dat zij begin 1419 gedwongen was zich met Jan van Beieren te verzoenen (Zoen van Woudrichem). Laatstgenoemde verkreeg daarmee in feite de zeggenschap over de Hollandse gewesten.

Jan van Beieren speelde ook een prominente rol in de Grote Friese Oorlog, waar hij de kant van de Schieringers koos, echter met als doel de Friese gebieden voor zichzelf op te eisen.

Jan “zonder Genade” was geen geliefd vorst. Uiteindelijk zou hij door zijn hofmaarschalk Jan van Vliet in 1424 worden vergiftigd (volgens de overlevering zou deze de pagina's van zijn getijdenboek met gif hebben bestreken), aan de gevolgen waarvan hij begin 1425 overleed. Hij werd begraven in de Kloosterkerk in Den Haag.

Nalatenschap[bewerken | brontekst bewerken]

In 1410 liet Jan van Beieren, die tevens heer van Woerden was, het Kasteel van Woerden bouwen. Hij gaf de stad ook recht om een jaarmarkt te houden.[5] Rond 1420 werd onder zijn bewind de stadstoren van Straubing gebouwd. In het koor van de Karmelietenkerk van Straubing had hij eerder een praalgraf voor zijn jong gestorven broer Albrecht II laten oprichten. Hendrik XVI van Beieren verwierf Beieren-Straubing na zijn dood.

Jan van Beieren geldt tevens als degene die de schilder Jan van Eyck naar het Hollandse hof in Den Haag haalde. Waarschijnlijk had hij de schilder in zijn Luikse tijd leren kennen. Maaseik, de vermoedelijke geboorteplaats van de gebroeders Van Eyck, lag in het prinsbisdom Luik.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Kwartierstaat (voorouders)[bewerken | brontekst bewerken]


Lodewijk II van Beieren
(1229-1294)

Mathilde van Habsburg
(1253-1304)
 

Willem III van Holland
(1287-1337)

Johanna van Valois
(1294-1352)
 

Bolesław III de Verkwister
(1291-1352)

Margaretha van Bohemen
(1296-1322)
 

Hendrik IV de Trouwe
(ca. 1292-1342)

Mathilde van Brandenburg
(1296-1329)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Keizer Lodewijk de Beier
(1282-1347)
 
 
 

Margaretha II
van Henegouwen

(1310-1356)
 
 
 
 
 

Lodewijk I van Brieg
(ca. 1321-1398)
 
 
 

Agnes van Głogów-Żagań
(1321-1362)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Albrecht van Beieren
(1336-1404)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Margaretha van Brieg
(ca. 1342–1386)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Johanna van Beieren
(1356-1386)
 

Catharina van Beieren
(1361-1400)
 

Margaretha van Beieren
(1363-1423)
 

Willem VI van Holland
(1365-1417)
 

Albrecht II van Beieren
(1368-1397)
 

Johanna Sofia van Beieren
(1373-1410)
 

Jan van Beieren
(1374-1425)