Jan van Görlitz

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Jan van Görlitz (Praag, 22 juni 1370 - Neuzelle, 1 maart 1396) was van 1377 tot aan zijn dood hertog van Görlitz. Hij behoorde tot het huis Luxemburg.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Jan was de derde zoon van keizer Karel IV van het Heilige Roomse Rijk en diens vierde echtgenote Elisabeth, dochter van hertog Bogislaw V van Pommeren. Op driejarige leeftijd kreeg hij de titels van markgraaf van Moravië en Brandenburg toegewezen, hoewel die landen geregeerd werden door respectievelijk zijn oom Jan Hendrik en zijn oudere halfbroer Wenceslaus.

In 1377, een jaar voor het overlijden van zijn vader, kreeg Jan de meierij Görlitz in de Boheemse kroonlanden van Opper-Lausitz toegewezen, dat tot hertogdom in eigen recht verheven werd. De hertogelijke landerijen van Jan bevatten ook de oostelijke gebieden van Neder-Lausitz en de zuidelijke delen van de Neumark. Jan was de eerste en enige heerser van het nieuw opgerichte hertogdom. Hij werd opgevoed aan het Praagse hof onder de voogdij van zijn halfbroer Wenceslaus, die in 1376 verkozen werd tot Rooms-Duitse koning en in 1378 zijn vader Karel opvolgde als koning van Bohemen. Nadat hij volwassen verklaard werd, ging Jan resideren in Görlitz, in die tijd een welvarende stad en lid van de Liga van Lausitz.

In 1385 vertrouwde zijn broer Wenceslaus hem de administratie van Brandenburg toe, dat formeel geregeerd werd door zijn halfbroer Sigismund. Dit bleef zo tot in 1388, toen Brandenburg in pand aan markgraaf Jobst van Moravië werd toegewezen. Van 1386 tot 1388 was hij ook de administrator van het hertogdom Luxemburg. In zijn eigen hertogdom Görlitz toonde Jan aan dat hij een capabel heerser was. Nadat er in 1389 pogroms gebeurden in Praag, vaardigde hij een decreet uit dat de Joden uit zijn domeinen verdreef.

Jan bleef zeer loyaal aan zijn halfbroer Wenceslaus, wiens positie in het Heilige Roomse Rijk steeds meer verzwakte. Tijdens de conflicten met zijn neef Jobst van Moravië, werd Wenceslaus in 1394 gevangengenomen en in Oostenrijk opgesloten.Hij werd pas vrijgelaten nadat Jan Praag bezet had, in Kutná Hora een leger verzameld had en de steun van de opstandige Rosenberg-familie had verworven om te interveniëren ten voordele van zijn halfbroer. Na de bevrijding van Wenceslaus kreeg Jan geen beloning voor zijn loyaliteit, waardoor hij zich afkeerde van zijn halfbroer en zich terugtrok op zijn landerijen in Görlitz.

In maart 1396 stierf Jan plotseling op 25-jarige leeftijd, vermoedelijk door vergiftiging. Na zijn dood ging het hertogdom Görlitz terug naar het koninkrijk Bohemen. Hij werd bijgezet in de Sint-Vituskathedraal van Praag.

Huwelijk en nakomelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 10 februari 1388 huwde hij in Praag met Richardis Catharina (1370/1372-1400), dochter van hertog Albrecht III van Mecklenburg, eveneens koning van Zweden. Ze kregen een dochter:

Voorouders[bewerken | brontekst bewerken]

Voorouders van Jan van Görlitz
Overgrootouders Keizer Hendrik VII (1275-1313)
∞ 1260
Margaretha van Brabant (1276-1311)
Wenceslaus II van Bohemen (koning) (1271-1305)
∞ 1285
Judith van Habsburg (1271-1297)
Wartislaw IV van Pommeren (1290-1326)

Elisabeth van Lindow-Ruppin (-)
Casimir III van Polen (1310-1370)
∞ 1306
Anna van Litouwen (1309-1339))
Grootouders Jan de Blinde (1296-1346)
∞ 1310
Elisabeth I van Bohemen (1292-1330)
Bogislaw V van Pommeren (-)

Elisabeth van Silezië (1326-1361)
Ouders Keizer Karel IV (1316-1378)

Elisabeth van Pommeren (1347-1393)
Jan van Görlitz (1370-1396)