Jordaanse bezetting van de Westelijke Jordaanoever

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jordanië, inclusief bezet gebied tussen 1948-1967
Jeruzalem was tussen 1948 en 1967 een verdeelde stad.
Jordaanse soldaten bij de scheiding tussen het Jordaanse en Israëlische deel van de stad.
De ruïne van de Hurva-synagoge in 1948.

Met de Jordaanse bezetting van de Westelijke Jordaanoever wordt de verovering en annexatie van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem door Transjordanië bedoeld. Toen Israël op 14 mei 1948 de onafhankelijkheid uitriep, vielen de volgende dag de Arabische legers vanuit de omringende landen het land aan. Deze Onafhankelijkheidsoorlog eindigde in april 1949 met de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem door Jordanië. Dit land annexeerde de Westbank en Jeruzalem en voegde deze gebieden bij het Hasjemitische koninkrijk. Dit bleef zo tot de Zesdaagse Oorlog in 1967. De annexatie van de Westelijke Jordaanoever door Jordanië werd door drie landen erkend, Pakistan, Irak en Groot-Brittannië. De Arabische Liga steunde de annexatie niet.[1] Door de annexatie verdubbelde het aantal inwoners van Jordanië.

Verovering van Jeruzalem en de Westoever[bewerken | brontekst bewerken]

Jordaanse troepen stootten na de inval op 15 mei door naar Jeruzalem. In 1948 werd de oude stad aangevallen door het Arabisch Legioen. Alle Joodse bewoners werden geëvacueerd, met achterlating van het grootste deel van hun bezittingen. Het Joodse kwartier werd door 36 Joodse strijders tevergeefs verdedigd.

In de nacht van 20 op 21 mei, om 01.00 uur, werd de Tiferet Jisrael-synagoge met dynamiet opgeblazen. Op 27 mei gaf Generaal Tell van het Arabische Legioen de opdracht ook de Hurva-synagoge te verwoesten. Met explosieven werd een gat in de buitenmuur geslagen. Eerst werd de Arabische vlag gehesen op het gebouw. Deze werd door Joodse scherpschutters van het gebouw geschoten. Korte tijd later verwoestte een hevige explosie het 84 jaar oude gebouw.[2] Het Joodse kwartier werd op grote schaal geplunderd en deels verbrand. Tientallen synagogen werden vernietigd en de Jordaanse commandant Tell rapporteerde aan de koning: For the first time in 1,000 years not a single Jew remains in the Jewish Quarter. Not a single building remains intact. This makes the Jews' return here impossible.[3] Aan het eind van de oorlog in 1949 controleerden Jordaanse troepen de huidige Westelijke Jordaanoever.

Annexatie en bezetting[bewerken | brontekst bewerken]

Op 24 april 1950 werd het gebied formeel geannexeerd door Transjordanië; na de annexatie noemde Jordanië het gebied 'Westelijke Jordaanoever'. Transjordanië (dat "over de Jordaan" betekent) veranderde hierna zijn naam in Jordanië. Oost-Jeruzalem werd verboden gebied voor Joden uit Israël en andere landen.[4] Christelijke pelgrims moesten een doopbewijs tonen aan de Jordaanse autoriteiten om te bewijzen dat ze geen Jood waren.[5] Het Joodse Kwartier bleef al die tijd open en verwoest liggen, tot Israël op het einde van de Zesdaagse Oorlog de Oude Stad veroverde. Tussen 1948 en 1967 werd een derde deel van alle gebouwen in het Joodse kwartier verwoest[6] Op een na werden alle synagoges in het stadsdeel vernietigd. De synagoges bleven als ruïne liggen of werden soms als stal gebruikt.[7] In de vroege jaren 60 werden plannen gemaakt om het Joodse kwartier te veranderen in een stadspark.[8]

Een motie in 1950 om Jordanië uit de Arabische Liga te zetten, haalde het niet door tegenstemmen van Noord-Jemen en Irak. Op 20 juli 1951 werd Koning Abdoellah I vermoord nabij de Rotskoepel in Jeruzalem door een Palestijn. Zijn verzet tegen een Palestijnse staat en onderdrukking van de Palestijnen maakten Abdoellah niet geliefd op de Westbank. In toespraken in 1953 en 1960 noemde de latere koning Hoessein Jeruzalem de 'tweede hoofdstad van het koninkrijk' en een 'onafscheidelijk deel van de Jordaanse Staat'.[9] De Westelijke Jordaanoever bevatte grofweg de helft van de bevolking van het koninkrijk en bezat 30 zetels in het Jordaanse parlement. Dankzij de hogere ontwikkeling was er een bevolkingstoestroom van de 'Oostelijke Jordaanoever' naar de 'Westelijke'.

Langs de grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever was voortdurend spanning. Direct na de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 werd de Scopusberg een door de Verenigde Naties beschermde, joodse enclave binnen het door Jordanië bezette gebied. De toegang vanuit Israël was zeer problematisch. In november 1948 bereikten Moshe Dayan en Abdullah al-Tall een principieel akkoord over vrije toegang tot de Scopusberg onder toezicht van de Verenigde Naties, maar dat was een precaire situatie die geen veiligheid garandeerde. In 1958 doodden Jordaanse sluipschutters vier Israëli’s en een VN-waarnemer op de Scopusberg.

Zesdaagse Oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Op 22 mei 1967 blokkeerde Egypte in de Golf van Akaba de toegang tot de Israëlische havenstad Eilat. Op 30 mei tekenden Egypte en Jordanië een verdrag tot wederzijdse verdediging. Op 2 juni 1967 werden de Jordaanse strijdkrachten onder bevel van de Egyptische generaal Abdoel Moenim Riad geplaatst.[10] Israël zond een bericht aan koning Hoessein dat Israël Jordanië niet zou aanvallen tenzij Jordanië de vijandelijkheden zelf begon.[11]

Op 5 juni beschoot Jordanië West-Jeruzalem en bezette het VN-hoofdkwartier daar. Ook beschoot het voorsteden van Tel Aviv en bombardeerde het andere Israëlische plaatsen. Na herhaalde Israëlische waarschuwingen zich terug te trekken, en nadat Jordanië een door de VN voorgesteld en door Israël geaccepteerd staakt-het-vuren afwees, viel Israël aan en veroverde in enkele dagen Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever. Op 7 juni werd de Oude Stad ingenomen. Israël stelde de heilige plaatsen in Jeruzalem voor alle godsdiensten toegankelijk. De islamitische heilige plaatsen werden onder het beheer geplaatst van de Jordaanse Waqf, een islamitische religieuze instelling.

Einde van de aanspraken van Jordanië[bewerken | brontekst bewerken]

Op de Arabische topconferentie van 1974 in de Marokkaanse hoofdstad Rabat had Jordanië de PLO al erkend als enige wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. Op 31 juli 1988 gaf Jordanië de aanspraken op de Westelijke Jordaanoever op ten gunste van de PLO, met uitzondering van het beheer over de islamitische heilige plaatsen in Jeruzalem.[12]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]