Kitchener's army

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Na het uitbreken van wat later bekend zou worden als de Eerste Wereldoorlog adviseerde de toenmalige Britse Minister van Oorlog Horatio Kitchener, Lord Kitchener of Khartoum, een vrijwilligersleger te formeren met een sterkte van een miljoen soldaten. Officieel werd dit de "New Army" (het nieuwe leger) genoemd maar het werd ook vaak aangeduid als Kitchener's Army.

De formatie van Kitchener's Army was een belangrijke stap in de Britse geschiedenis. Voor het eerste maakte het land zich op om een massale landmacht op de been te brengen om de andere belangrijke landen van Europa te bevechten. De Royal Navy (de marine) speelde slechts een ondergeschikte rol.

Oorsprong[bewerken | brontekst bewerken]

In tegenstelling tot de algemene verwachting van het Britse kabinet dat de oorlog met Kerstmis 1914 voorbij zou zijn, voorspelde Kitchener een langdurige bloedige oorlog. Hij dacht dat een goed getimede inzet van een groot aantal goed getrainde en geleide divisies een doorslaggevende klap kon toebrengen aan de tegenstanders van de Britten. Kitchener wist alle tegenstand tegen zijn plan te overwinnen en ook te voorkomen dat de plannen afgezwakt werden.

Rekruteringsposter

Rekrutering[bewerken | brontekst bewerken]

Alle zes de legers werden compleet gevuld met vrijwilligers. Door het grote aantal rekruten dat wilde intekenen ontstonden er bij een aantal kantoren lange rijen, soms met een lengte van meer dan anderhalve kilometer. Er waren veel problemen om de soldaten te voorzien van uitrusting en onderdak. De overheid voegde in hoog tempo nieuwe rekruteringsbureaus toe om de inschrijfproblemen op te lossen en in hoog tempo werden tijdelijke trainingskampen uit de grond gestampt.

Training[bewerken | brontekst bewerken]

In theorie werd een rekruut die net was aangenomen eerst naar een regimentsdepot gestuurd waar hij zijn uitrusting en een introductie in legerdiscipline kreeg, voordat hij naar de centrale trainingskampen werd gestuurd om zich bij zijn bataljon te voegen. In de praktijk had geen van de regimenten de benodigde voorraden van materieel, noch genoeg mankracht om de vloed van rekruten te trainen. Daarom werden de mannen getraind terwijl zij nog hun eigen kleren en schoenen droegen. Om dit probleem te verminderen werden oude uniformen uitgedeeld, waaronder ook de rode jassen uit de Eerste Boerenoorlog. Sommige regimenten kochten hun eigen uniformen en laarzen met geld dat was opgehaald in collectes. Veel regimenten kregen ook blauwe nooduniformen, die bekendstonden onder de naam Kitchener Blue.

Een kerkdienst van de Church of England bij het kamp van 10th (Irish) Division nabij Basingstoke in 1915

Om de soldaten in staat te stellen om te laten zien tot welke eenheid zij behoorden droegen ze regiments- en onderdeelbadges. De regimenten hadden een gebrek aan officieren om de soldaten te trainen. De overheid riep reserve-eenheden op en alle officieren van het Brits-Indisch leger dat op verlof was in Groot-Brittannië gedurende deze periode.

Ook wapens vormden een probleem, er was geen artillerie meer achtergelaten in Brittannië om de nieuwe artilleriebataljons mee te trainen. De meeste regimenten moesten oefenen met verouderde geweren of houten nepwapens. In begin 1915 waren de meeste van deze problemen opgelost.