La forza del destino

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Poster voor La forza del destino (Alexandre Charles Lecocq)

La forza del destino (De kracht van het noodlot) is een opera van Giuseppe Verdi op een Italiaans libretto geschreven door Francesco Maria Piave, gebaseerd op een Spaans drama, Don Alvaro o La Fuerza de Sino (1835) van Ángel de Saavedra, Duque de Rivas en een scène uit Friedrich Schillers Wallensteins Lager.

Uitvoeringsgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De opera werd voor het eerst uitgevoerd in het Bolsjojtheater in Sint-Petersburg, Rusland, op 10 november 1862.

Na enkele herzieningen volgden in 1863 uitvoeringen in Rome (als Don Alvaro) en in Madrid (in het bijzijn van de hertog van Rivas, de schrijver van het toneelstuk) en daarna in New York, Wenen (1865), Buenos Aires (1866) en Londen (1867).

Verdi maakte nog een aantal wijzigingen en Antonio Ghislanzoni een aantal aanvullingen. De hierdoor ontstane versie, die haar première beleefde in het Teatro alla Scala in Milaan op 27 februari 1869, is uiteindelijk de standaard geworden die tegenwoordig wordt uitgevoerd. De belangrijkste wijzigingen waren een nieuwe ouverture (als vervanging van een korte prelude) en de toevoeging van een laatste scène in het derde bedrijf, na het duel tussen Carlos en Alvaro en ten slotte een nieuw slot, waarin Alvaro blijft leven in plaats van zichzelf van de rotsen te gooien.

Rolverdeling[bewerken | brontekst bewerken]

Rol Stemtype Premièrebezetting
10 november 1862[1]
(Dirigent: - )
Herziene versie
premièrebezetting
27 februari 1869[1]
(Dirigent: - )
De Markies van Calatrava bas Meo Giuseppe Vecchi
Leonora, zijn dochter sopraan Caroline Barbot Teresa Stolz
Don Carlos di Vargas, zijn zoon bariton Francesco Graziani Luigi Colonnese
Don Alvaro tenor Enrico Tamberlik Mario Tiberini
Curra, Leonora's hulp mezzosopraan Lagramante Ester Neri
Preziosilla, een jonge zigeunerin mezzosopraan Constance Nantier-Didier Ida Benzi
Burgemeester bas Ignazio Marini Luigi Alessandrini
Trabuco, een venter en ezeldrijver tenor Geremia Bettini Antonio Tasso
Vader Guardiano, een Franciscaan bas Gian-Francesco Angelini Marcello Junca
Fra Melitone, een Franciscaan bariton Achille De Bassini Giacomo Rota
Een chirurg bas Alessandro Polonini Vincenzo Paraboschi
Boeren, bedienden, pelgrims, soldaten en broeders

Synopsis[bewerken | brontekst bewerken]

Plaats: Spanje en Italië
Tijd: rond 1750[2]

Eerste bedrijf[bewerken | brontekst bewerken]

Het landhuis van Leonora's familie in Sevilla

Don Alvaro is een jonge edelman uit Zuid-Amerika (vermoedelijk uit Peru); hij is deels Indiaans en heeft zich gevestigd in Sevilla, waar er helaas niet al te goed over hem wordt gedacht. Hij wordt verliefd op Doña Leonora, de dochter van de Markies van Calatrava, die, ondanks dat hij veel van zijn dochter houdt, er op staat dat zij alleen een man van de allerhoogste standing zal trouwen. Leonora, die smoorverliefd is op Alvaro, en de aversie van haar vader kent, besluit er met Alvaro vandoor te gaan, daarbij geholpen door haar vertrouwelinge, Curra. Onverwacht komt haar vader binnen en ontdekt Alvaro; hij bedreigt hem met de dood, en Alvaro biedt, om elke schijn te vermijden en de reputatie van Leonora hoog te houden, aan zich over te geven. Hij gooit zijn pistool weg, dat daarbij helaas per ongeluk afgaat en de markies dodelijk verwondt; terwijl hij sterft vervloekt de markies zijn dochter.

Tweede bedrijf[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste scène: Een herberg in het dorp Hornachuelos

De vlucht van Leonora en Alvaro is mislukt: ze zijn elkaar kwijtgeraakt. Enkele boeren, ezeldrijvers en venters, en Don Carlos di Vargas, de broer van Doña Leonora, hebben zich verzameld in de keuken van de herberg. Don Carlos, vermomd als een student uit Salamanca, met als fictieve naam Pereda, is uit op wraak tegen Alvaro en Leonora. Tijdens het late avondeten voorspelt Preziosilla, een jonge zigeunerin, de jonge mannen de toekomst en moedigt hen allen aan in dienst te gaan om de vrijheid van Italië te verdedigen. Leonora, verkleed als man komt tegenover haar broer te staan, maar hij herkent haar niet; zonder ontdekt te worden door Carlos weet ze te ontkomen.

Tweede scène: Een klooster in de buurt

Leonora vlucht naar een klooster waar ze de abt, vader Guardiano, haar ware naam vertelt; ze wil de rest van haar leven als kluizenaarster doorbrengen nu ze denkt dat Alvaro haar in de steek heeft gelaten. Na een ritueel kan ze een onderkomen bij het klooster betrekken. Degene die bij haar in de buurt komt zal getroffen worden door verdoemenis en door een vloek van de abt...

Derde bedrijf[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste scène: Een bos in de buurt van Velletri in Italië

Don Alvaro heeft ondertussen dienst genomen in het Spaanse leger, onder valse naam, als Don Federico Herreros. Op zekere nacht redt hij het leven van Don Carlos die in hetzelfde leger vecht als Don Felix Bornos. Ze raken bevriend en vechten zij aan zij.

Tweede scène: Het verblijf van de officieren.

In een van de gevechten raakt Don Alvaro, zo denkt hij, dodelijk gewond waarop hij Don Carlos in vertrouwen neemt en hem een koffer geeft met daarin een bundel brieven die deze moet vernietigen wanneer Don Alvaro sterft. Don Carlos heeft gezworen dat hij de inhoud van de brieven niet zal lezen, maar hij krijgt wantrouwen en opent de koffer toch, en vindt de foto van zijn zuster; hij realiseert zich wie Alvaro in werkelijkheid is. Op dat moment laat de chirurg weten dat Don Alvaro zal herstellen van zijn verwondingen. Don Carlos is vervuld van vreugde over het idee dat hij de dood van zijn vader kan wreken.

Derde scène: Een kamp in de buurt van het strijdtoneel

De herstelde Alvaro wordt door Don Carlos geconfronteerd met de waarheid. Zij beginnen met een duel, maar worden door de soldaten uit elkaar getrokken. Terwijl de soldaten Don Carlos tegenhouden zweert de aangeslagen Don Alvaro in het klooster te zullen treden.

De soldaten verzamelen zich. Trabucco, een venter, probeert zijn waren te verkopen. Fra Melitone steekt een preek af. (red.: dit is een parafrase van de donderpreek uit Schillers Wallensteins Lager). Hij vindt echter geen gehoor.

Vierde bedrijf[bewerken | brontekst bewerken]

Eerste scène: Het klooster

Don Alvaro is in het klooster getreden en zeven jaar zijn verstreken. Don Carlos is voortdurend op zoek geweest naar Alvaro, die nu leeft onder de naam van vader Raphael, en heeft hem ten slotte gevonden. Zijn wraakzucht is onveranderd gebleven en hij daagt Alvaro uit voor een duel..

Tweede scène: Een verlaten plek in de buurt van Leonora's hermitage

Leonora bidt dat ze vrede mag vinden in de dood. Alvaro stormt binnen, roepend om hulp, nadat hij Carlos in de tweestrijd dodelijk heeft verwond. De geliefden herkennen elkaar, maar Leonora wordt door haar stervende broer neergestoken. Met de zegen van pater Guardano sterft ze in Alvaro’s armen. (in de eerste versie van de opera stort Alvaro zich daarop in een afgrond).

Eerste tweetalig libretto van La forza del destino, St. Petersburg 1862

Belangrijke aria's en duetten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Me pellegrina ed orfana – Leonora, in het eerste bedrijf
  • Al suon del tamburo - Preziosilla in het tweede bedrijf, eerste scène
  • Son Pereda son ricco d'onore - Don Carlos in het tweede bedrijf, eerste scène
  • Sono giunta! ... Madre, pietosa Vergine - Leonora in het tweede bedrijf, tweede scène
  • La vita è inferno ... O tu che in seno agli angeli - Don Alvaro in het derde bedrijf
  • Solenne in quest'ora - Don Alvaro and Don Carlos in het derde bedrijf, tweede scène
  • Morir! Tremenda cosa! ... Urna fatale del mio destino - Don Carlos in het derde bedrijf III, tweede scène
  • Le minaccie, i fieri accenti - Don Alvaro en Don Carlos in het vierde bedrijf, eerste scène
  • Pace, pace mio Dio! - Leonora in het vierde bedrijf, tweede scène

Geselecteerde opnamen[bewerken | brontekst bewerken]

Jaar Rolverdeling
(Leonora, Alvaro, Carlo, Preziosilla, Fra Melitone, Padre Guardiano)
Dirigent,
operagezelschap en orkest
Label
1954 Maria Callas,
Richard Tucker,
Carlo Tagliabue,
Elena Nicolai,
Renato Capecchi,
Nicola Rossi-Lemeni
Tullio Serafin,
koor en orkest van het Teatro alla Scala
EMI
1955 Renata Tebaldi,
Mario del Monaco,
Ettore Bastianini,
Giulietta Simionato
Fernando Corena,
Cesare Siepi
Francesco Molinari-Pradelli,
Orchestra dell'Accademia Nazionale di Santa Cecilia
Decca Records
1964 Leontyne Price,
Richard Tucker,
Robert Merrill,
Shirley Verrett
Giorgio Tozzi,
Ezio Flagello
Thomas Schippers,
koor en orkest van de RCA Italiana Opera
RCA Victor
1969 Martina Arroyo,
Carlo Bergonzi,
Piero Cappuccilli,
Bianca Maria Casoni,
Ruggero Raimondi,
Geraint Evans
Lamberto Gardelli,
Royal Philharmonic Orchestra en de Ambrosian Singers
EMI
1976 Leontyne Price,
Placido Domingo,
Sherrill Milnes,
Fiorenza Cossotto,
Gabriel Bacquier,
Bonaldo Giaiotti
James Levine,
London Symphonie Orchestra en de The John Alldis Choir
RCA Victor
1987 Rosalind Plowright,
José Carreras,
Renato Bruson,
Agnes Baltsa,
Paata Burchuladze,
Juan Pons
Giuseppe Sinopoli,
Royal Philharmonic Orchestra en de Ambrosian Singers
Deutsche Grammophon
1988 Mirella Freni,
Plácido Domingo,
Giorgio Zancanaro,
Dolora Zajick,
Paul Plishka,
Sesto Bruscantini
Riccardo Muti,
koor en orkest van het Teatro alla Scala
EMI

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]