Latijnse muntunie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Latijnse muntunie was een systeem dat van 1866 tot 1914 diverse Europese valuta door gelijkstelling deed functioneren als een eenheidsmunt. De unie werd in 1865 gesloten door België, Frankrijk, Italië en Zwitserland, later vervoegd door onder andere Griekenland, Roemenië en Spanje. Aanvankelijk ging de muntunie uit van de dubbele standaard, om vanaf 1873 over te schakelen op de gouden standaard. In 1927 werd de Latijnse muntunie officieel ontbonden.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Op 23 december 1865 sloten België, Frankrijk, Zwitserland en Italië een overeenkomst waarbij de munten van deze landen (Belgische frank, Franse frank, Zwitserse frank en Italiaanse lire) aan elkaar en aan 4,5 gram zilver dan wel 0,290322 gram goud (verhouding 15,5:1) gelijkgesteld en onderling uitwisselbaar werden. Deze overeenkomst werd op 1 augustus 1866 van kracht. Spanje en Griekenland voegden zich hier in 1868 bij en werden in 1889 gevolgd door Roemenië, Bulgarije, Servië, San Marino en Venezuela. Aanvankelijk ging de muntunie uit van de dubbele standaard (zowel goud als zilver), in 1873 ging zij over op de gouden standaard. In 1914 hield de muntunie, met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, feitelijk op te bestaan. Op 1 januari 1927 werd zij officieel ontbonden.

De geschiedenis van de Latijnse muntunie wordt bestudeerd vanuit de vraag of landen samen één munt kunnen hebben zonder een gemeenschappelijke economische politiek te voeren.

Munten[bewerken | brontekst bewerken]

George I van Griekenland 5 Drachme 1876 Leopold II van België 5 Francs 1868
Napoleon III van Frankrijk 5 Francs 1868 Victor Emanuel II van Italië 5 lire 1874
Uitleg over verschillende munten in Baedeker reisgids 1905