Louis Paul Boon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Louis-Paul Boon)
Louis Paul Boon
Louis Paul Boon in 1967
Algemene informatie
Pseudoniem(en) Baekeland, Boontje, David Heintz, J. Dhark, Lea Brandts, Lew Brandon, Lew Waltmans, Lodewijk Erent, Louis Erwt, Marc Menen, Marc Wenen, Kijwe Dol, Prof. dr. Emiel Steivekleut
Geboren 15 maart 1912
Geboorteplaats Aalst[1]
Overleden 10 mei 1979
Overlijdensplaats Erembodegem
Land Vlag van België België
Dbnl-profiel
(en) IMDb-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Standbeeld Louis Paul Boon te Utopia Aalst

Lodewijk Paul Aalbrecht (Louis Paul) Boon (Aalst, 15 maart 1912Erembodegem, 10 mei 1979) was een Belgisch schrijver van onder meer poëzie, romans, novellen, pornografie, cursiefjes (Boontjes), kunst- en literaire kritieken. Daarnaast was hij kunstschilder. Hij is vooral bekend van de romandiptiek De Kapellekensbaan (1953) / Zomer te Ter-Muren (1956) en van Menuet (korte roman, 1955).

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Boons geboortehuis zonder gedenkplaat in 2022.[2]

Louis Paul Boon werd in 1912 geboren in Aalst in een bescheiden arbeiderswoning aan de Dendermondse Steenweg als eerste kind van Jef Boon en Stella Verbestel.[3][4] Zijn zus Joanna "Jeanneke" Alicia (1923-1949) werd elf jaar later geboren. Zijn jongere broer heette Frans Herman (1928-1976).[5]

Eerste Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel Boon ten tijde van de Eerste Wereldoorlog nog erg jong was, zijn er genoeg indrukken blijven hangen om te boek gesteld te worden op de eerste vijftig bladzijden van Verscheurd jeugdportret (1975). Duitse soldaten en krijgsgevangenen waren gelegerd nabij de straat waar Boon en zijn familie woonden. Tijdens het uitvoeren van dwangarbeid probeerden gevangenen weleens te vluchten en de jonge Boon was getuige van twee pogingen: een geslaagde en een waarbij de gevangene op de vlucht werd neergeschoten toen hij zich vlak naast Boon bevond.

Interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

Louis Paul Boon ging tot zijn 16de naar school en moest daarna zijn vader helpen als gevel- en pistoolschilder. Hij werd van school gestuurd wegens het bezit van verboden boeken. In zijn vrije tijd kon hij nog wat lessen aan de Aalsterse Academie voor Schone Kunsten volgen, maar door geldgebrek was ook dit van korte duur.

In 1936 trouwde hij met Jeanneke De Wolf. Drie jaar later kregen zij een zoon, Jo.

Nachttrein, plakkaat te Aalst.

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

De mobilisatie in september 1939 bracht soldaat Boon eerst in Gooik en daarna in Tessenderlo. Brieven uit deze tijd aan zijn boezemvriend, de schilder Maurice Roggeman, later uitgegeven in Brieven aan Morris (Gerards & Schreurs, 1989), wijzen uit dat Boon alle tijd had om te lezen, te schrijven, te schilderen en te houtsnijden. Het uitbreken van de oorlog in mei 1940 maakte een abrupt einde aan de rust en Boon moest te Veldwezelt (bij Maastricht) meehelpen het Albertkanaal te verdedigen. De eerste dag al werd hij gevangengenomen en als krijgsgevangene naar Fallingbostel (thans Bad Fallingbostel genaamd) bij Hannover gebracht. Vier maanden later, in augustus 1940, mocht hij naar huis. Zijn ervaringen als soldaat zijn beschreven in de eerste kronieken van Mijn kleine oorlog (1947).

In de winter van 1941 schreef Boon een tekst bij door hem gemaakte linosneden, in facsimile uitgegeven in 1969 onder de titel 3 mensen tussen muren, welk verhaal werd verwerkt in zijn debuutroman.

Boons debuutroman De voorstad groeit werd in manuscript in 1942 bekroond met de Leo J. Krynprijs, waarvoor Willem Elsschot in de jury zat, en in 1943 gepubliceerd, in zowel een gebonden als ingenaaide editie. De roman beschrijft het leven in de allerlaatste straat van een voorstad in aanbouw, vandaar de titel. Boons tweede roman Abel Gholaerts (1944) is, hoewel gesitueerd in Vlaanderen, gebaseerd op het leven van de schilder Vincent van Gogh. Het betreft het eerste deel van een tweeluik, maar aan het tweede deel is Boon nooit toegekomen. Boons derde roman Vergeten straat (1946) sluit weer enigszins aan bij het debuut, in die zin dat het leven in een straat wordt beschreven, ditmaal gebaseerd op een straat die Boon in Brussel zag en die door werk aan de Noord-Zuidlijn was afgesloten. De roman is opgebouwd uit ongeveer 200 episodes van gemiddeld een bladzijde of twee, waarvan sommige een symbolische lading hebben. De straat is door de buitenwereld vergeten en de bewoners proberen er een utopische samenleving te vestigen. Alle drie de romans zijn geschreven vanuit een alwetende verteller of vertelinstantie.

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Als vernieuwer van het naoorlogs proza manifesteerde Boon zich voor het eerst met de publicatie van Mijn kleine oorlog (1947), dat bestaat uit iets meer dan dertig kronieken over de oorlog, elk zo'n anderhalve bladzijde lang en veelal afgerond met een pointe. De ik-verteller, Louis, is de hoofdpersoon van de eerste kronieken maar blijft daarna vooral op de achtergrond. Bijna elk verhaaltje kent andere hoofdpersonages, zodat een ware portrettengalerij ontstaat. Bovendien voegde Boon nog fragmentarische aantekeningen over de oorlog toe, waardoor de paradoxale indruk ontstaat dat de uitgewerkte kronieken een zowel willekeurige als exemplarische greep behelzen. Hoewel de meerderheid van de kronieken een verhalend karakter heeft, zijn daaronder ook brieven ('Brief aan mijn vriend den schilder'), protesten ('Prijzen'), betogen ('Self-defense'), of oproepen ('Aan allen...').

In dezelfde periode schreef Boon ook zijn eerste korte proza, de novelles Maagpijn en Uitleenbibliotheek, die in 1952 onder de titel Twee spoken verschenen in de reeks De Boekvink, een serie waarmee uitgeverij De Arbeiderspers kortere prozawerken onder de aandacht bracht. Het was Boons eerste publicatie bij een Nederlandse uitgeverij.

Boons dubbeltalent zou in zijn gehele carrière als schrijver en schilder tot een geweldige productie leiden, met name in de jaren vijftig en zeventig (qua schrijfwerk), en de jaren zestig en zeventig (qua schilder- en beeldhouwwerk).

Aangezien zijn boeken in Vlaanderen niet goed werden ontvangen en slecht verkochten, werd zijn meesterwerk De Kapellekensbaan door uitgeverij Manteau geweigerd.

Nieuwe uitgaven volgden elkaar niettemin in razend tempo op. De Kapellekensbaan (1953), Menuet (1955), Zomer te Ter-Muren (het tweede deel van De Kapellekensbaan, 1956), De bende van Jan de Lichte (1953/1957) en De Paradijsvogel (1958). Intussen verschijnt ook nog eens Boons eenmanstijdschrift Boontje's reservaat (1954-1957), vijf afleveringen gevuld met een mix van onder meer reportages, herinneringen, beschouwingen, verhalen, documenten.

De Kapellekensbaan en Menuet zijn Boons meest vertaalde romans. De eerstgenoemde verscheen onder andere in het Duits (in drie vertalingen), het Engels, het Noors, het Zweeds, het Pools, het Frans en het Spaans. De laatstgenoemde in onder andere het Zweeds, Hongaars, Portugees, Duits, Deens en Italiaans.

In de jaren zestig werden door Boon nauwelijks nieuwe boeken gepubliceerd. Wel verschenen er meerdere bundels met cursiefjes die hij voor het Gentse dagblad Vooruit schreef, waaronder Dorp in Vlaanderen (1966) en Wat een leven! (1967). Ook heeft hij toen in het panel van een tv-quiz gezeten.

In de jaren zeventig publiceerde Boon enkele historisch georiënteerde romans. In 1971 verscheen Pieter Daens, over de sociale en politieke strijd aan het einde van de 19de eeuw in de stad Aalst. De Zwarte Hand (1976) gaat over de 'anarchisten' die Aalst aan het begin van de twintigste eeuw onveilig maakten en schetst het 'dubbelleven' van een erotisch ontspoorde politieman. Hij had ook een vast cursiefje op de radio.[6]

Postuum verschenen onder andere Het geuzenboek (1979) en Eros en de eenzame man (1980) dat Boon op zijn 67ste verjaardag voltooide, iets minder dan twee maanden voor zijn dood op 10 mei 1979 in zijn huis in Erembodegem.

Het graf van Louis Paul Boon en Jeanneken De Wolf.

Beeldende kunst van Boon[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 1986 was er ophef doordat de tentoonstelling van de Fenomenale Feminateek van Boon, een collectie van vrouwelijk naakt, in het Cultureel Centrum van Lede op bevel van de burgemeester door de politie werd afgesloten.

In 2008 was er ophef doordat diezelfde tentoonstelling, in het FotoMuseum van Antwerpen verboden werd door de provinciale overheid. In april 2008 was de collectie wel aanwezig tijdens de tweede editie van het literair festival "Zogezegd" in Gent op initiatief van de curator Anne Provoost.

Eerbewijzen[bewerken | brontekst bewerken]

Monument voor Boon bij het Stedelijk Museum van Aalst (staat nu bij bibliotheek Utopia)
Boon krijgt de Multatuliprijs 1972 uitgereikt door Han Lammers

Mogelijke Nobelprijs[bewerken | brontekst bewerken]

Zeker na het verschijnen van de Engelse vertaling van De Kapellekensbaan in 1972 werd Boon beschouwd als een serieuze kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur.[7] Boon was uitgenodigd door de Zweedse ambassade voor een bezoek op 11 mei 1979, mogelijkerwijs om te horen dat hem de Nobelprijs was toegekend, maar de dag ervoor overleed hij aan zijn schrijftafel. [8] De prijs wordt alleen aan levende schrijvers toegekend.

Toegekende prijzen[bewerken | brontekst bewerken]

Overige eerbewijzen[bewerken | brontekst bewerken]

Op de Bolivarplaats van Antwerpen staat een standbeeld van Jan de Lichte, die hij in zijn roman De bende van Jan de Lichte beschreven had. Het beeld werd ontworpen door Roel D'Haese.

De Louis Paul Boonprijs werd naar hem vernoemd.

Op 15 maart 2012, de honderdste verjaardag van de schrijver, startte officieel Boon2012 in De Werf, het cultureel centrum van Aalst.[9] Op 20 oktober 2012 verscheen het jubileumboek De Eerste Eeuw van Boon dat in de Stadsfeestzaal van Aalst werd gepresenteerd.

Een van zijn gedichten is te lezen op de muurgedichten in Nijmegen.

Gedicht 'Wij stappen door de nachtelijke verwoeste stad' van Louis Paul Boon, Arsenaalplaats, Nijmegen.

In 2022 stichtte men de literatuurprijs Prijs de Boon ter nagedachtenis aan de auteur.

In 2024 werd aan het Utopiaplein in Aalst een grote muurschildering aan hem gewijd, die daar slechts tijdelijk te zien zal zijn. De muurschildering is van de hand van muurkunstenaar 'Puncheur' (Thomas Daem) ([10] In de stedelijke bibliotheek 'Utopia' is op de tweede verdieping sindsdien ook het permanente leesmeubel geïnstalleerd met daarin een uitgebreide verzameling boekwerken en foto's van en over Boon.

Publicaties over Boon[bewerken | brontekst bewerken]

Over Boon is veel gepubliceerd, maar het enige inleidende overzicht dat nog enigszins recent kan worden genoemd, is Jos Muyres, Louis Paul Boon: Het vergeefse van de droom. (Sun/Kritak, Nijmegen 1999). In 157 bladzijden biedt dit boek een overzicht van leven en werken van Boon, alsmede een selectieve bibliografie van de belangrijkste publicaties over Boon tot 1999.

In de jaren 1983-1987/88 verscheen er een Jaarboek gewijd aan Boon, uitgegeven door het aan hem gewijde Louis Paul Boongenootschap. Dat genootschap gaf ook het tijdschrift Tijdingen uit.

Vanaf 2001 verschijnt het geheel aan Boon gewijde tijdschrift Boelvaar poef, een uitgave van het Louis Paul Boon Genootschap. Het is de opvolger van het halfjaarlijkse tijdschrift De kantieke schoolmeester uit de jaren negentig.

Modellen voor personages van Boon[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het grootste deel van het werk van Boon liggen autobiografische feiten ten grondslag. Personages in het werk van Boon zijn dan ook vaak zonder veel moeite te herleiden naar echte mensen die - al dan niet in combinatie - model gestaan hebben voor personages. Het identificeren van dergelijke modellen is in de Boonstudie allang de kinderschoenen ontgroeid.

Morriske[bewerken | brontekst bewerken]

Morriske of Morris is een op de schilder Maurice Roggeman gebaseerd personage van Boon. Hij treedt op in onder meer Boons debuut De voorstad groeit en De Kapellekensbaan. In Mijn kleine oorlog komt hij niet alleen onder deze naam voor in enkele cursiefjes, maar is ook de aangesproken persoon van de kroniek 'Brief aan mijn vriend de schilder'.

Tippetotje[bewerken | brontekst bewerken]

De schilderes Tippetotje is een personage uit de roman De Kapellekensbaan van Boon, waarvoor kunstschilder Maurice Roggeman tevens model stond.

Bernardeken[bewerken | brontekst bewerken]

Bernardeken (Bernard) is een personage uit Boons debuut De voorstad groeit (1943). Boons vriend Robert Van Kerkhove herkende zijn eigen portret in de combinatie van kunstzinnigheid en mankheid van het personage en zegde de vriendschap op.

Ondinneke[bewerken | brontekst bewerken]

Ondinneke, een personage uit de roman De Kapellekesbaan van LOUIS PAUL BOON
Ondinneke, beeld van Frans De Vree naar een personage uit de roman : De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon, binnenplaats Oud Gemeentehuis, Grote Markt Aalst.

Ondinneke is een personage uit de roman De Kapellekensbaan. Ondinne is een brutaal ambitieus meisje dat probeert op allerlei manieren te ontsnappen uit de grauwe fabriekstad Aalst.

In 1995 vroeg het stadsbestuur van Aalst aan beeldhouwer Frans De Vree dit personage te visualiseren. Het beeld stond eerst aan de kapel van OLV Ter Muren zoals Boon het ook gewild had. In 1999 werd het vanwege vandalisme verplaatst naar de binnenplaats van het Gemeentehuis aan de Grote Markt.

Verzamelde werken[bewerken | brontekst bewerken]

In 2005 werd gestart met de uitgave van het Verzameld werk in 24 delen door de Amsterdamse uitgeverij De Arbeiderspers onder de wetenschappelijke leiding van prof. Kris Humbeeck van de UA en gecoördineerd door Britt Kennis. Medeverantwoordelijk voor de tekstedities en de nawoorden zijn: Ernst Bruinsma, Anne-Marie Musschoot, Matthijs de Ridder en Yves T'Sjoen. In maart 2012 is de publicatie ervan halverwege.[11] Inmiddels zijn twintig delen verschenen (april 2017)[12].

Adaptaties naar het werk van Boon[bewerken | brontekst bewerken]

Verfilmingen[bewerken | brontekst bewerken]

Musical[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 4 oktober 2008 liep in het voormalige postsorteercentrum van Berchem (Antwerpen) Daens, een productie van Studio 100, in navolging van de film van Stijn Coninx.

Werken[bewerken | brontekst bewerken]

Titel Jaar van uitgave opmerking(en)[13]
De voorstad groeit 1942 Roman
Abel Gholaerts 1944 Roman
Vergeten straat 1946 Roman
Mijn kleine oorlog 1947 Kroniek
Boontjes uitleenbibliotheek 1949 Novelle
Het geweerschot 1951 Hoorspel
Twee spoken 1952 Novelles
De Kapellekensbaan 1953 Roman
Boontje's reservaat (vijf delen) 1954 - 1957 Eenmanstijdschrift
Menuet 1955 Roman
Wapenbroeders 1955 Moderne dierenroman - een getrouwe bewerking der aloude boeken over Reinaert en Isengrimus
Niets gaat ten onder 1956 Roman
De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat 1956 Verhalend gedicht
Zomer te Ter-Muren 1956 Roman - vervolg op De Kapellekensbaan
De bende van Jan de Lichte 1957 Moderne schelmroman
Grimmige sprookjes voor verdorven kinderen 1957 Erotische sprookjes
De Paradijsvogel 1958 Roman
De liefde van Annie Mols 1959 Roman
Vaarwel Krokodil, of de Prijslijst van het Geluk 1959 Groteske
Gustaaf Vermeersch 1960 Monografie
De zoon van Jan de Lichte 1961 Moderne schelmroman
Blauwbaardje in Wonderland en andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen 1962 Sprookjes
Het nieuwe onkruid 1964 Roman
Boontje's reservaat 1965 Verzamelde Reservaten
Dorp in Vlaanderen 1966 Krantenstukjes
Geniaal, maar met te korte beentjes 1967 Essays
Wat een leven 1967 Krantenstukjes
Over mijn boeken 1969 Kroniek
3 mensen tussen muren 1969 Roman in lino (facsimile), voorafschaduwing voor De voorstad groeit uit 1942
De bom 1969 Ciné-roman en acteursdagboek, tijdens de opnames van de gelijknamige film van Robbe De Hert
90 mensen 1970 Krantenstukjes
Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht 1971 Documentaire roman
Mijn oude schoolmeester 1972 heruitgegeven in 2005
Eten op z'n Vlaams 1972 Krantenstukjes
Mieke Maaike's obscene jeugd 1972 Pornografische novelle
Als het onkruid bloeit 1972 Roman, bewerking van Het nieuwe onkruid
Zomerdagdroom 1973 Erotische novelle
De meisjes van Jesses 1973 Roman
Blauwbaardje in de ruimte 1973 Cultuursprookje met sciencefiction-inslag
Petit Fleurke 1974 Novelle
Davids jonge dagen 1974 Krantenstukjes
Verscheurd jeugdportret 1975 Kroniek
Memoires van de Heer Daegeman 1975 Roman
De zwarte hand, of het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst 1976 Historische roman
Het jaar 1901 1977 Historische kroniek
Het geuzenboek 1979 Historische roman over de 16e eeuw
Eros en de eenzame man 1980 Roman
Ook de afbreker bouwt op 1982
Proleetje en Fantast 1982 Stripverhaal, samen met Maurice Roggeman
Hij was een zwarte en andere reportages 1986
Zondagsleven van Pomponneke 1988
Vertraagde Film 1988
Vertellingen van Jo 1989
Brieven aan Morris 1989
Brieven aan literaire vrienden 1989
Boons scenario's 1989
Niets dan wat oorlog 1989
L.P. Boon radio actief 1991 Zes luisterspelen
Eens op een mooie avond 1992 Erotische novelle
Soldatenbrieven 1993
Het Literair en Kunstkritisch Werk I. De Rode Vaan 1994
Het Literair en Kunstkritisch werk II. Front 1994
Het Literair en Kunstkritisch Werk III. De Vlaamse Gids 1995
Boontjes moppenencyclopedie 1995
Het Literair en Kunstkritisch Werk IV. Vooruit (drie delen) 1997
Het boek Jezebel 1999
Brussel, een oerwoud 1999
De Zon 2001
Wanneer van u nog eens een minne-briefje? De brieven van Boon aan Richard Minne 2003
Fenomenale Feminateek 2004
Eenzaam spelen met Pompon 2005