Maar (waternaam)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Op deze kaart van de gemeente Appingedam uit ca. 1865 wordt een aantal Groninger maren genoemd: het Marsummer Maar, het Uitwierder Maar, het Oosterwijtwerder Maar, het Eelwerder Maar en het Garreweerster Maar.
Het Uitwierdermaar

Een maar is een (voornamelijk) Groningse naam voor een waterloop. Maren zijn meestal smalle, ondiepe, onregelmatige, soms ook niet-natuurlijke stroompjes (slootjes) die al eeuwenlang door het landschap stromen. De naam is verwant aan meer in de betekenis watervlakte. In de negentiende eeuw meende men wel dat de naam 'grenssloot' betekende. Verwant is het Duitse woord Maar, dat 'drasland' betekent.

Maren komen het meest voor in de Groninger landstreken Hunsingo en Fivelingo, daarnaast in het Oldambt en in de Krummhörn.

Woordgeslacht[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens het WNT kan het woord "maar" in deze betekenis zowel vrouwelijk zijn (de maar) als onzijdig (het maar).[1] De Groningers spreken van "het maar".[2]

Gebruik van het toponiem maar[bewerken | brontekst bewerken]

Friesland[bewerken | brontekst bewerken]

De grieternij Opsterland wordt in 1313 aangeduid als Superhaudmar. Het veertiende-eeuwse landschapszegel heeft als randschrift S(uper) Haudmare, dat is 'boven het Hoofdmaar' of 'boven de hoofdstroom (gelegen)'. Met Haudmare werd de Boorne bedoeld.[3]

Groningen[bewerken | brontekst bewerken]

Alleen al in het waterschap Noorderzijlvest zijn meer dan honderd watergangen bekend met de kenmerkende (taalkundige) uitgang op -maar.[4] De meeste van deze maren waren vermoedelijk bevaarbaar voor kleinere schepen. Niet alle namen zijn echter historisch; een handvol namen is eerst na recente ruilverkavelingen aan nieuw gegraven watergangen gegeven. Dat is vooral ten zuiden van Damsterdiep gebeurd (voorbeelden: Tappeweerstermaar, Bloemhofstermaar, Hoekmeerstermaar, Olingermaar, Teugenmaar).

Ook een andere wateren als Kromme Raken, Oude Ae, (Oude) Weer, Zijlriet, Delthe, Tjariet, Geweide, Ten Poster Ae, Wijmers, Grote en Kleine Heekt, Selwerderdiep, Oude Diepje, enkele brede tochten en gegraven kanalen, diepen of vaarten, dan wel kortere schipsloten worden doorgaans tot de maren gerekend.

Kleine wateren staan daarentegen bekend als tocht of sloot (het laatste met name in Duurswold). In Oost-Groningen spreekt men doorgaans van diep(je) tegenover watering, in Oost-Friesland van tief tegenover schloot.

Het waterschap Noorderzijlvest gebruikt de historische en historiserende namen in haar schouwregisters. Dat is niet het geval bij het waterschap Hunze en Aa's.

Lijst van maren in Groningen[bewerken | brontekst bewerken]

De maren in de provincie Groningen zijn en waren:

Afgeleide namen[bewerken | brontekst bewerken]

Het woord 'maar' komt tevens voor in enkele middeleeuwse plaatsnamen, zoals Maarslag. Het wordt daarnaast gebruikt in namen van straten, instellingen en bedrijven, bijvoorbeeld Maarhof (crematorium te Delfzijl), Maarlaan (Farmsum, Meedhuizen), Maarweg (Baflo, Uithuizen) en Maarwold (Haren). Er is een scholenstichting Marenland (Loppersum), een woningbouwcorporatie Marenland (Appingedam) en een camping Marenland (Winsum).

Oost-Friesland[bewerken | brontekst bewerken]

De maren in Oost-Friesland bevinden zich vrijwel uitsluitend in de Krummhörn, sporadisch ook in het Rheiderland en in Moormerland.[5] Enkele maren (deels historisch) zijn:

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]