Marius Jacob

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Marius Jacob, 1905

Marius Jacob, geboren Alexandre Marius Jacob (Marseille, 29 september 1879 - Reuilly (Indre), 29 augustus 1954), was een Frans anarchist en “meester-inbreker”. Jacob stond model voor de figuur Arsène Lupin uit de romans van de Franse schrijver Maurice Leblanc.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Vroege leven[bewerken | brontekst bewerken]

Jacob werd geboren als zoon van een drankzuchtige oud-matroos en bakker. In de havencafés van Marseille droomde hij weg bij de reisverhalen van zijn vader en diens kornuiten. Op zijn elfde werd Jacob aangenomen als scheepsjongen op de ‘grote vaart’. Na vele ontberingen deserteerde hij op zijn dertiende te Sidney van zijn schip en ging een tijdje werken op een walvisvaarder, om twee jaar later via een Engels handelsschip weer terug te keren naar Marseille.

Vanwege een zwakke gezondheid werd Jacob gedwongen de grote vaart vaarwel te zeggen en ging in de leer als typograaf. Nadat een van de drukkers hem geregeld meenam naar sociaal-revolutionaire bijeenkomsten, werd hij snel een strijdbaar anarchist. Hij deelde pamfletten uit en nadat hij opgepakt werd voor het vervaardigen van explosieven belandde hij voor zes maanden in de cel. Na zijn vrijlating kwam hij moeilijk weer aan het werk omdat de politie potentiële werkgevers telkens informeerde over het feit dat hij gevangen had gezeten. Toen de politie vervolgens ook een inval deed bij zijn moeder en haar verlovingsring meenam, “omdat die wel gestolen zou zijn”, was voor Jacob de maat vol: hij schaarde zich definitief bij de ‘vijanden van de maatschappij’.

Inbraken[bewerken | brontekst bewerken]

In 1899 pleegde Jacob zijn eerste inbraak, bij een bank te Marseille. In de periode tot 1903 zouden er nog zo’n 150 volgen, altijd ‘s nachts, bij banken, kerken, juweliers, rijke particulieren (in kastelen), maar bijvoorbeeld ook bij het casino van Monte-Carlo. Jacob ging bij zijn inbraken steeds uiterst methodisch te werk. Hij ging bijvoorbeeld werken als beheerder van een ijzerwarenhandel en verschafte zich zo de gelegenheid brandkasten te bestuderen, welke kennis hem bij tal van inbraken van pas kwam. Ook organiseerde hij een buitengewoon goed opgezet netwerk voor de afzet van gestolen goederen, waaronder aandelen en diamanten, via effectenmakelaars en handelaren, onder meer te Amsterdam. Het meest bekend werd Jacob echter door de verplichting die hij zijn kompanen oplegde om minstens 10% van de opbrengsten van elke operatie af te staan ‘voor de goede zaak’. Achteraf bleek dat Jacob ook grote sommen geld overmaakte aan anarchistische organisaties, onder meer in Spanje.

De geruchten over de inbreker die stal van de rijken en gaf aan de armen deden al snel de ronde. Opmerkelijk was dat Jacob deze beeldvorming zelf mede organiseerde via het grotendeels door hemzelf gefinancierde tijdschrift ‘Germinal’. Andere kranten en bladen namen de berichtgevingen van ‘Germinal’ met graagte over. Tegen de tijd dat Jacob gearresteerd werd was hij uitgegroeid tot een ware volksheld.

Arrestatie en veroordeling[bewerken | brontekst bewerken]

In 1903 werd Jacob na een schietpartij, waarbij een politieagent gewond raakte, gearresteerd. Het proces dat volgde trok grote belangstelling van de pers en het Franse publiek. Jacob verweerde zich door zich, net als eerder Ravachol, Henry en Vaillant, te beroepen op anarchistische beginselen. “Het is duidelijk dat de rijken armer gemaakt moeten worden en de armen rijker”, stelde hij, “en dit kan alleen bereikt worden als we een systeem aanleggen waarbij op grote schaal diefstallen worden gepleegd”. In zijn slotverklaring: “Op zich keur ik diefstal niet goed, maar ik heb diefstal alleen gebruikt om de meest onrechtvaardige diefstal te bestrijden: het persoonlijk bezit”.

Ondanks het feit dat de schietpartij bij zijn arrestatie de enige keer was dat Jacob en zijn inbrekersbende geweld hadden gebruikt, werden hij en zijn makkers in mei 1905 veroordeeld tot hoge straffen. Jacob werd tot levenslange verbanning en dwangarbeid veroordeeld, een aantal van zijn mededieven tot twintig jaar dwangarbeid en zijn vriendin, de ex-prostituee Rose, kreeg vijf jaar gevangenisstraf.

Onder degenen die het proces tegen Jacob bijwoonden bevond zich ene Maurice Leblanc. Twee jaar later publiceerde deze zijn eerste novelle getiteld De arrestatie van Arsène Lupin, gentleman-inbreker. Hij had er een man van de wereld van gemaakt, een salon-anarchist.

Jacob zelf zou uiteindelijk vijfentwintig jaar in ballingschap leven. Hij stierf in 1954, op 74-jarige leeftijd, in Midden-Frankrijk.

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jacob had veel respect voor schrijvers. Toen hij bij een inbraak ontdekte dat hij bij de schrijver van zeemansverhalen Pierre Loti was beland, liet hij een excuusbriefje achter en 10 franc voor de gebroken ruit.

Literatuur en bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Daniel Guerin: Het anarchisme, Amsterdam, 1981
  • George Blond: Het grote leger achter de zwarte vlag; de geschiedenis van het anarchisme, Hoorn, 1973
  • William Caruchet: Marius Jacob / biographie, Nouvelles Éd. Séguier, 2003

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]