Mathilde van Béthune

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mathilde van Béthune
ca. 12308 november 1264
Mathilde van Béthune, detail uit prent Gwijde van Dampierre en zijn vrouwen. Estienne Richer
Vrouwe van Béthune, Dendermonde, Richebourg en Waasten
Periode 1248−1264
Vader Robrecht VII van Béthune
Moeder Elisabeth de Morialmez
Dynastie huis Béthune-Dampierre
Partner Gwijde van Dampierre
Kinderen 8, zie "Nakomelingen"

Mathilde van Béthune (circa 1230 - 8 november 1264) was vrouwe van Béthune, Dendermonde, Richebourg en Waasten. Ze behoorde tot het huis Béthune-Dampierre.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Mathilde was de oudste dochter van heer Robrecht VII van Béthune en Elisabeth, dochter en erfgename van heer Arnold IV van Morialmé. In 1145 werd ze door haar vader aangesteld tot erfgename van diens bezittingen.

Op 2 februari 1246 huwde ze op ongeveer zestienjarige leeftijd met Gwijde van Dampierre (1226-1305), die in 1278 zijn moeder Margaretha van Constantinopel opvolgde als graaf van Vlaanderen. Na het huwelijk schonk Robrecht VII zijn dochter het grootste deel van zijn landerijen en titels.

Na de dood van haar vader in 1248 werd Mathilde vrouwe van Béthune, Dendermonde, Richebourg en Waasten, alsook beschermvrouwe van de Sint-Vaastabdij in Atrecht. Haar echtgenoot Gwijde van Dampierre liet zich vanaf oktober 1249 de eigenaar van deze heerlijkheden en abdij noemen.

Mathilde van Béthune overleed in oktober 1264. Haar zwarte marmeren tombe werd bijgezet in de Sint-Hubertuskapel in de Abdij van Flines.

Nakomelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Mathilde en Gwijde van Dampierre kregen acht kinderen:

Voorouders[bewerken | brontekst bewerken]

Voorouders van Mathilde van Béthune
Overgrootouders Robrecht V van Béthune
(1120-1190)

Adelheid
(-)
?
(-)

?
(-)
?
(-)

?
(-)
?
(-)

?
(-)
Grootouders Willem II van Béthune
(?-1214)

Machteld van Dendermonde
(?-1224)
Arnaud de Morialmez
(-)

Johanna van Bailleul
(-)
Ouders Robrecht VII van Béthune
(1200-1248)
∞ 1186
Elisabeth van Morialmez (–)
Mathilde van Béthune (1226–1305)