Moeskoppen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Moeskoppen of moeskopperij is de diefstal van groenten, fruit, gewassen of een (deel van de) oogst. Het veronderstelt het plukken, afrukken, afsnijden of uitgraven van de vruchten. Tot 2005 was het een misdrijf in België.

Wetgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De Belgische strafwetgever oordeelde vroeger dat het wegnemen van groenten van het veld, het plukken van appels of druiven, niet moest bestraft worden als een wanbedrijf maar als een overtreding. Artikel 557, 6° Sw. had het over: Zij die veldvruchten of andere nuttige voortbrengsels van de bodem die nog niet los van de grond zijn, roven.

Alle andere vormen van diefstal, eventueel ook het wegnemen van een appel uit de winkel, worden wel beschouwd als een wanbedrijf, met zwaardere straffen. Als de veldvruchten in groep geroofd worden of 's nachts, dan is het ook diefstal. Ook het oprapen van een gevallen appel is geen moeskopperij, maar een gewone diefstal. Naharken en arenlezen is daarentegen (onder voorwaarden) toegestaan.

De basisstraf voor moeskopperij was één tot vier dagen gevangenis en/of een geldboete van 5 tot 15 euro (te verhogen met opdeciemen).

Met ingang van 1 april 2005 is moeskoppen uit het strafwetboek gehaald en dus gedecriminaliseerd.

Steden en gemeenten die dit wensen kunnen moeskoppen opnemen in hun politiereglement en zo opnieuw bestraffen via een gemeentelijke administratieve sanctie.

In 2007 dook in België een nieuw verschijnsel op van grootschalige moeskopperij. Vele tientallen hectaren maïsveld werden machinaal door dieven geoogst en weggevoerd.[1] Doordat het in groep en 's nachts gebeurde kon het toch vervolgd worden als diefstal.

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

Het woord is afkomstig uit het Hoogduits, dat Mauskopf gebruikte om muizen aan te duiden en het werkwoord mausen voor het vangen van muizen door katten.[2] Een betekenisverruiming naar 'roven' deed zich voor. In het Nederlandse taalgebied is Moescopper sinds de zestiende eeuw gedocumenteerd als scheldwoord voor stropers of soldaten die aan het plunderen sloegen. Later duidde de term ook aftroggelaars en velddieven aan.