Onderwijs in België

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zie voor het Nederlandstalig onderwijs het artikel Onderwijs in Vlaanderen.

Het Onderwijs in België was tot 1989 een nationale (officieel sedert 1980 een federale) bevoegdheid, die bij de derde staatshervorming van 1988 met ingang van 16 januari 1989 werd overgeheveld naar de drie gemeenschappen: de Vlaamse (Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel), de Franse Gemeenschap (Fédération Wallonie-Bruxelles, Wallonië en Franstalig Brussel) en de Duitstalige Gemeenschap (Deutschsprachige Gemeinschaft).

De grondwetsherziening van 1988 behield slechts drie bevoegdheden expliciet op het federale niveau:

Daarnaast bleef de federale overheid ook instaan voor enkele randvoorwaarden, zoals de handhaving van het Schoolpact, waaronder de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken in het officieel onderwijs.

Ministeries[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Ministerie van Onderwijs (België) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij de Belgische onafhankelijkheid in 1830 kwamen de bevoegdheden van de overheid inzake onderwijs, wetenschappen, letteren en schone kunsten toe aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Tijdens de liberale regering van Frère-Orban werd weliswaar een zelfstandig Ministerie van Openbaar onderwijs opgericht, maar in 1884 opnieuw afgeschaft. In 1932 werd het Ministerie van Openbaar onderwijs opgericht, dat vanaf 1946 volwaardige bevoegdheden kreeg. In 1960 werd de naam veranderd in “Ministerie van Nationale opvoeding en Cultuur”, en werden de eerste stappen gezet naar een taalgebonden opdeling van het departement, die in 1969 leidde tot de splitsing in een Ministerie van Nationale opvoeding en Nederlandse cultuur en een Ministère de l’Education nationale et de la Culture française, met elk een eigen minister. In 1988 volgde de volledige overdracht van de onderwijsbevoegdheden naar de gemeenschappen.[1]

Schoolstrijd en Schoolpact (1878-1958)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie schoolstrijd en Schoolpact voor de hoofdartikelen hierover.

De schoolstrijd in België is de historische rivaliteit tussen het rijksonderwijs (onderwijs ingericht door de staat, provincies of gemeenten) en het katholiek onderwijs. De tegenstelling liep parallel met de politieke strijd tussen de katholieke partij en de katholieke beweging enerzijds, en de liberale en socialistische partij en vrijzinnige intelligentsia anderzijds. De schoolstrijd kwam tot rust met het Schoolpact van 1958.

Onderwijsnetten[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Onderwijsnet voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het officieel onderwijs wordt georganiseerd door de overheid, met individuele keuze van de levensbeschouwelijke visie of godsdienst:

  • Gemeenschapsonderwijs (GO!), de vroegere staatsscholen of rijksscholen;
  • Provinciaal onderwijs, met hetzelfde leerplan als het gemeenschapsonderwijs;
  • Gemeentelijk onderwijs.

Het vrij onderwijs omvat

Privé-onderwijs[bewerken | brontekst bewerken]

In het niet-gesubsidieerd privé-onderwijs worden de studiekosten gedragen door de leerlingen of studenten, zonder tussenkomst van de overheid. Deze sector omvat onder meer:

  • de internationale scholen voor lager en secundair onderwijs;
  • de scholen voor privé-taalonderwijs, bijvoorbeeld na doorverwijzing via het Huis van het Nederlands;[2]
  • het privé-hoger onderwijs, met opleidingen die vaak in samenwerking met universiteiten worden georganiseerd zoals in de handelshogescholen (businessschools), maar ook gespecialiseerde autonome programma’s in de sport, cultuur, gezondheid of administratie.[3] Wie als buitenlander een niet-officieel programma volgt, valt wel onder strengere immigratieregels.
  • het privé-afstandsonderwijs.

Andere onderwijsvormen[bewerken | brontekst bewerken]

Naast de talloze interne opleidingen en trainingen binnen bedrijven en organisaties bestaan nog enkele geheel aparte onderwijsvormen:

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Onderwijs in België van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.