Overleg:Stanford-gevangenisexperiment

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Overgenomen van versie zonder streepje (aut), maar handige informatie om in te voegen in dit veel te beginnende artikeltje: Torero 19 sep 2006 06:35 (CEST)[reageer]

Een van de beroemdste psychologische experimenten is het gevangenisexperiment uitgevoerd door de universiteit van Stanford (ook Stanford Prison Experiment genoemd) onder leiding van Philip Zimbardo. Al is het minder bekend dan Milgram, is dit onderzoek niet minder belangrijk omdat een heel ander aspect van de mogelijkheid van verandering van doodnormale mensen in beesten toont. Bij Milgram was het individu onder de invloed van de experimentator. Bij Zimbardo was het individu lid van een groep.

Doel van het onderzoek[brontekst bewerken]

De vraag van Zimbardo was wat er zou gebeuren als men ‘goede’ mensen in ‘slechte’ omstandigheden zou plaatsen. Hij bouwde een deel van zijn laboratorium in een gevangenis om en liet een aantal studenten de rol van gedetineerden verpersoonlijken. Een andere groep studenten speelde de rol van cipiers. Ondanks de geplande twee weken, moest Zimbardo, na zes dagen, zijn onderneming opschorten als gevolg van de psychologische en fysieke mishandelingen in de nepgevangenis. Gewone studenten, zonder strafblad en zonder psychische afwijkingen, herontdekten binnen een paar dagen dezelfde vernederende straffen als de concentratiekampbewakers tijdens het nazi-regime. De gevangenen veranderden in ‘serviele, gedehumaniseerde robotten’ die alleen aan hun eigen comfort dachten.

Zimbardo: ‘levenslange leerproces en menselijke waarden waren opgehouden te bestaan, zelfbeeld werd ongedaan, en de lelijkste, meest dierlijke pathologische kanten van de menselijke natuur doken op.’ Nog merkwaardiger aan het experiment is dat de ‘gevangenen’, ondanks hun leed niet op het idee kwamen om hun deelname aan het experiment te staken. Toen ze gevraagd werden, toonden ze zich bereid om hun geld, waarop ze recht hadden als gevolg van de deelname, in te leveren om hun vrijheid te kopen. Een vroeg zelfs zijn ouders om contact met een advocaat op te nemen om hem te bevrijden. Dit alles terwijl ze op elk moment hadden kunnen zeggen dat ze niet verder wilden gaan en met onmiddellijke ingang stoppen.

verloop van onderzoek[brontekst bewerken]

In Augustus 1971, een grote groep jongens wordt op een zondagochtend uit hun huizen gehaald, de aanklacht luid dat zij gewapende overvallen en inbraak zouden hebben gepleegd. Iedereen is stom-verbaasd dat de jongens in de boeien geslagen worden, gefouilleerd worden en op hun rechten gewezen worden. Maar de jongens wisten wel wat er gebeuren zou, hij hadden op een advertentie in de krant gereageerd, waar om mensen voor een experiment in de gevangenis gevraagd werd. Zij zouden na 2 weken, wanneer het experiment was afgelopen, hun 210 dollar (15 dollar per dag) krijgen en de resultaten zouden later volgen.

Kandidaten[brontekst bewerken]

Het was een psychologisch onderzoek, men wou kijken welk effect het gevangenisleven op jonge mensen zou hebben. Voor dit onderzoek werd dus een cellencomplex in de kelder van de Stanford Universiteit gebouwd. De vierentwintig mannen (zij werden uit 70 mensen gekozen die zich hadden opgegeven) werden willekeurig opgedeeld in bewakers en gevangenen, 6 waren er een soort invallers. De jongens konden zich van tevoren opgeven of zij gevangene of bewaker wilde zijn, de meeste kozen voor gevangene. Niemand kon zich voorstellen om na de universitaire opleiding gevangenisbewaarder te worden, wel hadden zij alvast ervaring als ze nog eens de geavngenis in moesten voor bijvoorbeeld een verkeersovertreding.

De jongens moesten contracten tekenen waar in stond wat er van hen verwacht werd. De lengte van het experiment verschilde van persoon, omdat er gevangenen vrijgelaten werden en weer vastgezet werden.

Cellencomplex[brontekst bewerken]

De kelder onder het universiteitsgebouw was helemaal omgebouwd, de deuren werden uit de kantoortjes gesloopt en vervangen door traliedueren, de kastjes werden hokken voor eenzame opsluiting, er waren geen ramen aanwezig, al het licht kwamen uit een paar lampen. Ook was er een camera aanwezig aan het eind van de gang om het hele experiment te filmen. Er was maar 1 uitgang, omdat de andere uitgang gebarricadeerd was, waarachter de camera stond.

De 9 gevangenen moesten op 3 kamers slapen, dit waren hele kleine kamers waardoor er geen ruimte was voor andere spullen. De bewakers waren ook met 9 personen en draaide rondes met 3 personen in 1 team, die ieder acht uur werkte.

Kleding[brontekst bewerken]

De gevangenen kregen een hemd met een nummer erop, het hemd leek op een jurk waar zij geen ondergoed onder droegen. aan hun voeten kregen zij rubberen sandalen en een stuk van een panty bedekte het haar. Ook kregen zij een zware ketting om hun enkel, om hun gevangenschap te benadrukken. De nummers die de gevangenen op hun hemden droegen waren hun persoonlijke nummers. Ze werden aangesproken met dat nummer, mochten alleen met dat nummer aangesproken worden en hun eigen namen mochten niet gebruikt worden. De bewakers moesten ze aanspreken als “Mr. Correctional Officer” en de directeur moest aangesproken worden als “Mr. Chief Correctional Officer”. De bewakers mochten overigens de Zaterdag voordat het experiment begon hun eigen uniform uitzoeken.

de eerste dag[brontekst bewerken]

De eerste dag verliep erg rustig. Het nam wat tijd voor zowel de bewakers als gevangenen om in hun rol te komen. Na een dag had iedere bewaker als het ware besloten hoe hij zijn rol in zou vullen; als strenge maar rechtvaardige ordehandhaver, als zachtaardige bewaker die het de gevangenen niet moeilijk wilde maken of als sadistische tiran met inventieve straffen. Na een dag begonnen de gevangenen het experiment ook serieuzer te nemen. Zij hadden eerst moeite in hun rol te komen en zagen de situatie nog als experiment, iets waar ze om konden lachen. Na een dag was het experiment voor hen al werkelijkheid geworden. Om de zoveel tijd, zowel overdag als ‘s nachts, moesten de gevangenen zich presenteren. Eén voor één noemden ze hun nummer. Dit tellen was om de gevangenen onder de duim te krijgen, maar ook om ze gewend te laten raken aan hun nummers. De bewakers hadden manieren nodig om de gevangenen te straffen zonder geweld te gebruiken. Ze vonden een manier die ook in concentratiekampen gebruikt werd: ze bevolen de gevangenen zich op te drukken. Deze straf werd toegepast bij overtreding van de regels. Eerst vonden de onderzoekers dit een nogal milde straf, maar toen zij erachter kwamen dat dit ook in de toenmalige kampen toegepast werd sloeg hun mening al snel om.

de tweede dag[brontekst bewerken]

Op de tweede dag ging het enorm mis. De gevangenen begonnen, geheel onverwachts, een opstand tegen de bewakers. Ze scheurden de nummers van hun hemden, trokken de panty’s van hun hoofden en barricadeerden de celdeuren met hun bedden. Ze daagden de bewakers uit en scholden op hen. Dit gebeurde tijdens de dienst van de nachtwakers. Zij waren boos maar wisten niet wat ze eraan moesten doen. Toen de bewakers van de ochtenddienst kwamen dachten zij dat de nachtwakers te mild waren geweest voor de gevangenen. Nu moesten ze een passende actie bedenken om de gevangenen weer onder de duim te krijgen. De bewakers riepen de reserves te hulp en de bewakers van de nachtdienst bleven overwerken. Ze pakten de brandblussers, die er waren om veiligheidsredenen omdat de brandweer met één ingang niet snel aanwezig kon zijn, en dreven de gevangenen bij de celdeuren vandaan. Ze openden de deuren, sleepten de bedden eruit, kleedden de gevangenen uit en sloten de leiders van de opstand op in kasten. Maaltijden, kussens of gebruik van het sanitair was verboden en de gevangenen moesten zich urenlang opdrukken, springen en allerlei nutteloze dingen doen. Ze werden uitgescholden en er werd tegen hen gescholden door de bewakers.

De opstand was neergeslagen, maar dat zorgde ook voor een nieuw probleem: negen bewakers konden de gevangenen onder de duim houden, maar ze konden er niet altijd allemaal zijn. Daarom besloten ze psychologische tactieken te gebruiken. De gevangenen werden tegen elkaar op gezet door een aantal van hen af te zonderen in een cel waarin zij speciale privileges kregen. Zij mochten eten, op bedden slapen, kregen de hemden terug en mochten zich wassen. Ze kregen speciale maaltijden terwijl de andere gevangenen toe mochten kijken. Zo af en toe wisselden de bewakers de gevangenen. Er waren andere gevangenen die dan in de cel met de privileges mochten. De tactieken werkten. De gevangenen dachten dat degenen die de privileges hadden spionnen van de bewakers waren. Niemand vertrouwde elkaar meer en de gevangenen waren niet meer één groep.

De gevangenen vertrouwden elkaar niet meer, maar de bewakers gingen nauwer samenwerken. Ze zagen de situatie nu niet langer in het kader van het experiment, maar namen het zo serieus dat ze dachten dat de gevangenen hen echt kwaad zouden doen als ze de kans kregen. Als reactie op die gedachte werden ze harder, meer solidair met elkaar en oplettender. Dit voerden ze uit door de gevangenen nog meer te laten merken dat zij alles wat er daar binnen gebeurden in hun hand hadden. Ze maakten zelfs een privilege van het gebruik van het toilet. Op willekeurige momenten mochten gevangenen niet meer naar het toilet en moesten hun behoefte doen in emmers die in de cellen stonden. Ook de gelegenheid om te roken werd gereguleerd. Gevangene #5401 leed hier sterk onder aangezien hij veel rookte. De bewakers vonden dit een mooie gelegenheid om het hem nog eens moeilijk te maken, aangezien hij een van de leiders van de opstand was geweest. Later bleek hij gedacht te hebben dat het experiment opgezet was met de bedoeling een manier te vinden om rebellen onder studenten onder de duim te houden.

Gevangene #8612 was de eerste die de situatie emotioneel gezien niet meer aan kon. Hij zei dingen die totaal niet met elkaar of de omgeving in verband stonden, huilde ongecontroleerd en had woedeaanvallen. In de eerste plaats werd hij niet serieus genomen omdat hij nog steeds gezien werd als rebel sinds de opstand. In plaats van hem vrij te laten werd hem verteld dat hij informant mocht worden van de bewakers. In de periode dat hij mocht bedenken of hij het aanbod aan wilde nemen vertelde hij de andere gevangenen dat niemand weg mocht als dat echt nodig was en dat het gevangenschap echt was. Dit was een leugen, maar had een enorme impact op de andere gevangenen. Sommige gevangenen veranderden zelfs hun hele manier van doen door blindelings regels op te gaan volgen en vrijwel geen persoonlijkheid meer te tonen. Nadat hij dit had verteld begon gevangene #8612 door te draaien. Hij schreeuwde, schold en leek in onmenselijke woede te verkeren. Na enige tijd werd hij vrijgelaten omdat ook de bewakers en leiders van het experiment geloofden dat hij geen toneel speelde.

Het veranderen van gedrag was niet de enige reactie die de overige gevangenen gaven. Een aantal begonnen het gedrag van gevangene #8612 simpelweg te imiteren. Zij deden ook alsof ze gek werden en konden zo niet langer in het experiment gehouden worden. Drie gevangenen kwamen op deze manier het experiment uit in de dagen daarna. De vijfde gevangene werd vrijgelaten na een verzoek om voorwaardelijke vrijlating. Dit verzoek werd behandeld door een schijnraad van voorwaardelijke vrijlating. Het verzoek werd afgewezen en de gevangene begon net zo erg door te draaien als gevangene #8612 en degenen die hem volgden. Er was geen andere keus dan hem vrij te laten.

De derde dag[brontekst bewerken]

Op de derde dag was het bezoekuurtje. Er mochten vrienden en familieleden op bezoek komen. De bewakers realiseerden zich dat de situatie niet bepaald menselijk meer was en wilden niet dat de ouders hun kinderen direct mee naar huis wilden nemen. Daarom besloten ze de situatie zo te manipuleren dat de gevangenis min of meer aangenaam leek. De jongens mochten zich wassen en scheren, kregen een goede maaltijd en de cellen werden schoongemaakt en uitgemest. Er werd een oud-cheerleader van de universiteit uitgenodigd om de gasten te ontvangen en er speelde muziek door de intercom. De jongens mochten niets vertellen over de slechte behandeling of ook maar enige klacht over de situatie uiten. Ook de bezoekers werden gemanipuleerd. Ze moesten zich registreren lange tijd wachten en mochten maar tien minuten met een gevangene spreken met hooguit twee personen, de ouders. Er moest constant bewaking bij zijn en voordat ze naar binnen mochten moesten ze met de directeur een gesprek voeren over hun zoon. De ouders waren niet blij met deze regeltjes, maar accepteerden ze toch. De ouders hoorden niets over de barre omstandigheden waarin hun zoons verkeerden, maar zagen wel hoe slecht zij eruit zagen. Een paar ouders hebben hierover geklaagd, maar hun klachten werden afgeschoven op het uithoudingsvermogen van de jongens. Zodra er werd gevraagd naar hoe veel hun zoons aankonden haakten ze af en gingen ze naar huis.

Op dat moment kwam er een gerucht op gang dat gevangene #8612, die ondertussen vrijgelaten was, terug zou komen naar de plaats van het experiment om de overige gevangenen te helpen ontsnappen. Meteen werd er een vergadering belegd waarin verscheidene ideeën geopperd werden. Zo zouden ze de gevangenen kunnen verplaatsen naar lege cellen van de plaatselijke politie. Dat verzoek werd afgewezen in verband met verzekeringen. Een ander idee was om ze te verplaatsen naar de vijfde verdieping en ze daar te houden tot #8612 en zijn vrienden geweest waren. Dan kon men hem vertellen dat het experiment beëindigd was, waarna hij weg zou gaan. Het bleek allemaal maar een gerucht te zijn. Er is niemand op komen dagen om de gevangenen te bevrijden. In plaats van opgelucht waren de bewakers boos. Iemand had dit gerucht op gang gebracht en al die moeite was voor niets geweest. Als reactie maakten ze het de gevangenen nog veel moeilijker. Ze moesten eindeloos oefeningen doe, de toiletten met hun handen schoon maken en alles doen waar de bewakers maar op konden komen. Veel vaker moesten de gevangenen in het gelid springen voor telingen en dit duurde ook veel langer als voorheen.

Er werd een priester uitgenodigd om met de gevangenen te komen praten. Hij heeft met iedere gevangene even gepraat, behalve met gevangene #819. Hij weigerde bezoek. Opvallend was dat iedere gevangene zich voorstelde met zijn nummer in plaats van zijn naam. De priester legde de gevangenen de mogelijkheid voor om met een advocaat te gaan praten. Vreemd, aangezien hij wist dat dit een experiment was. Blijkbaar was dit een vaste routine. De gevangenen reageerden eerst verbaasd, daarna bleken een aantal jongens het aanbod aan te willen nemen. De priester bracht meer verwarring in de gevangenis. Hij speelde zijn rol zo goed en geroutineerd dat mensen nog moeilijker het onderscheid konden maken tussen rol en persoonlijkheid.

Zoals gezegd wilde gevangene #819 de priester niet spreken. Hij zei zich ziek te voelen en wilde liever een dokter zien dan een priester. Hij wilde ook niets eten of doen. Toen hij uiteindelijk overgehaald was om uit zijn cel te komen en met de priester en directeur te komen praten verviel hij in hysterische huilbuien en leek hij helemaal te breken. In de gang langs de cellen stonden de andere jongens. Zij riepen op bevel van de bewakers: "Prisoner #819 is a bad prisoner. Because of what Prisoner #819 did, my cell is a mess, Mr. Correctional Officer." Gevangene #819 was achtergelaten in een kamer vlakbij de gang om bij te komen, maar wat dr. Zimbardo zich niet meteen realiseerde was dat hij de anderen kon horen roepen.

Zodra Zimbardo zich ervan bewust werd dat de jongen de anderen kon horen zingen is hij naar hem terug gegaan. Gevangene #819 zat op dat moment oncontroleerbaar te huilen. De onderzoeker heeft gevraagd of hij maar weg wilde, maar de jongen wilde niet weg. Hoewel hij zich ziek voelde wilde hij niet vertrekken omdat de andere gevangenen hem slecht vonden. In plaats daarvan wilde hij teruggaan om ze te bewijzen dat hij geen slechte gevangene was. Zimbardo besloot op dat moment de jongen naar huis te sturen. Hij herinnerde de jongen aan zijn echte naam en aan het feit dat alles maar een experiment was. Zodra hij daaraan herinnerd werd stemde de jongen ermee in om weg te gaan.

De vierde dag[brontekst bewerken]

Op de 4e dag werd er een hoorzitting georganiseerd door de zogenaamde raad van voorwaardelijke vrijlating. Iedere gevangene werd gehoord over zijn redenen waarom hij vrijgelaten moest worden en ze kregen allemaal de vraag of ze het geld dat ze tot dan toe verdiend hadden op zouden geven om uit de gesimuleerde gevangenis te mogen. Allemaal antwoordden ze bevestigend. Toen ze het bevel kregen om terug te gaan naar hun cel, nadat ieder verzoek afgewezen was, protesteerde echter niemand, hoewel ze op dat moment met het experiment hadden kunnen stoppen.

De vijfde en zesde dag[brontekst bewerken]

De vijfde dag was het overduidelijk hoe nu ook de bewakers echt in hun rol gevallen waren. Er waren bewakers die vriendelijk waren voor de gevangenen en vrijwel niet straften, er waren bewakers die streng maar rechtvaardig waren en er waren bewakers die uitermate streng waren en inventief waren in het bedenken van straffen. De bewaker die het meest hard en inventief was in het geven van straffen kreeg de bijnaam John Wayne, om zijn Wilde West voorkomen.

Ook de gevangenen hadden eigen manieren om te reageren die in groepen opgedeeld kunnen worden. Er waren gevangenen die blindelings ieder bevel opvolgden dat ze kregen. Zij protesteerden niet. Er waren gevangenen die een psychose leken te krijgen en eerder vrijgelaten moesten worden en er waren gevangenen die zich tegen alles wat er gebeurde verzetten.

Aan het eind van het experiment hadden de gevangenen iedere vorm van identiteit verloren. Zij volgden blindelings bevelen op die de bewakers hen gaven zonder groepsgevoel. De bewakers hadden alle macht.

Na dit punt brak er nog één opstand uit en wel onder een enkele gevangene. Gevangene #416 was later dan de anderen als vervanging van een ander het experiment in gestapt. Hij werd in één keer geconfronteerd met de hele atmosfeer van bevelen, vernedering en straffen. Acuut begon hij een hongerstaking. Het opvallende op dit moment was dat niemand hem bijviel. De bewakers sloten hem eenzaam op in één van de kasten die daarvoor ingericht waren en de overige gevangenen mochten kiezen: hij mocht eruit en iedereen zou zijn deken inleveren of hij zou daar de hele nacht blijven zitten (terwijl de bewakers zelf een limiet ingesteld hadden van een uur). De gevangenen lieten hem zitten tot de leiders van het experiment ingrepen.

De priester had, zoals beloofd, de ouders ingelicht en die belden op de avond van de vijfde dag naar de universiteit met het verzoek of er een advocaat gebeld kon worden. Zimbardo ging op dit verzoek in en de volgende dag kwam er een advocaat met de jongens praten. Hoewel hij wist dat het maar een experiment was ging hij toch zijn standaard vragenlijstje af. Op dit moment, na zes dagen van de geplande twee weken, werd het experiment ten einde gebracht, en wel om twee redenen. Ten eerste vanwege een aantal videobanden waarop te zien was hoe de bewakers ’s nacht, als ze dachten dat er niemand keek, in wrede mensen veranderden, met zelfs pornografische acties. Ten tweede vanwege de reactie van een oud-studente van de universiteit. Toen zij zag hoe de jongens naar het toilet gebracht werden, geboeid, met hun voeten aan elkaar geketend, zakken over hun hoofden en handen op eenieders schouders, ging ze dor het lint. Ze vond het onmenselijk en was hierbij de eerste die nadacht over de ethische kwesties van dit experiment.

Zo werd het Stanford Prison Experiment na zes van de geplande veertien dagen ten einde gebracht.

Opmerkelijke resultaten uit het onderzoek[brontekst bewerken]

Hoewel de condities van de communicatie geforceerd en misschien zelfs onethisch waren kunnen we een aantal dingen aanwijzen die duidelijk te maken hebben met sociale psychologie.

Ten eerste de kleding. De bewakers hadden uniforms aan. Uit het Bickman experiment in 1964 bleek dat een uniform een wezenlijke invloed had op de gehoorzaamheid van mensen. Dit was hier duidelijk van toepassing. De bewakers hadden uniforms aan en konden zo bevelen uitdelen aan de gevangenen. Ook de kleding van de gevangenen had zijn impact. Uit een variant op het Milgram experiment bleek dat mensen met zustersuniformen aan zich meer verantwoordelijk gingen voelen voor het lichamelijk welzijn van hun medewerkers. Zij pasten hun houding en perceptie dus aan aan hun kleding. Dit is te vergelijken met de manier waarop de gevangenen zich anders gingen bewegen zodra zij de vrouwelijk aandoende hemden aan hadden. Ook de ketting had zijn invloed. Ik durf te zeggen dat, hoewel de ketting nergens aan vast zat, hij toch een gevoel van onderdrukking gaf. Dit komt door klassieke conditionering. Daarbij wordt een bepaalde waarneming of een gevoel in verband gebracht met een ander gevoel of een gebeurtenis. De gevangenen brachten het gevoel van de ketting in verband met de onderdrukking die zij voelden in de gesimuleerde gevangenis. De kleding zorgde ook voor een sterk gevoel van deïndividuation. De gevangenen konden de ogen van de bewakers niet zien, zagen er allemaal hetzelfde uit, mede door de kap op het hoofd, de hemden en de sandalen en mochten elkaar niet bij de naam noemen. Hierdoor raakten zij het gevoel van persoonlijkheid en wellicht ook persoonlijke verantwoordelijkheid kwijt. Dit is ook een deel van dehumanization.

Het feit dat de onderzoeker de verantwoordelijkheid had bracht de bewakers in een agentic state. Zij gaven Zimbardo de verantwoordelijkheid en zagen zichzelf meer als een instrument dan als personen met eigen verantwoordelijkheid voor hun acties.

De straffen hadden ook enkele psychologische effecten. Neem het opdrukken van de gevangenen. Zij werden gedwongen zware lichamelijke oefeningen te doen. Door hun staat van lichamelijke opwinding en hun woede jegens de bewakers vond er excitation transfer plaats. Zij waren natuurlijk al boos om de vaak onredelijke straffen, maar dit gevoel werd nog eens versterkt door de lichamelijke opwinding die zij voelden door het opdrukken. Het opdrukken had nog een ander effect dat we in blok 1.1 terug kunnen vinden: het bystander effect. De overige gevangenen stonden rustig te wachten terwijl een ander zich moest opdrukken. Waarom deden zij niets? Het bystander effect bestaat uit drie onderdelen: pluralistic ignorace; de gevangenen weten niet of het een noodgeval is. De situatie is immers betrekkelijk normaal en verder trekt niemand aan de bel. Ook diffusion of responsibility speelt een rol. Niemand wil de verantwoordelijkheid van het ingrijpen op zich nemen. Daarnaast is er sprake van audience inhibition. Men weet dat de bewakers negatief zullen reageren als ze ingrijpen en zeker na de opstand en de invoering van een cel met privileges weet men ook niet hoe de overige gevangenen gaan reageren.

De bewakers en de gevangenen hebben sinds het begin van het experiment in twee groepen tegenover elkaar gestaan. Ze mochten elkaar duidelijk niet, wantrouwden elkaar en probeerden elkaar in een paar gevallen het leven zuur te maken. Allereerst kunnen de dit wijten aan het actor-observer bias. Beide groepen behandelden elkaar op een zo onaangenaam mogelijke manier, al hadden de bewakers hier meer mogelijkheid toe dan de gevangenen. Iedere groep weet zijn eigen acties aan de situatie en de noodzaak en zag er geen kwaad in. De acties van de andere groep zagen ze als een actie die te wijten viel aan een slechte of zelfs sadistische persoonlijkheid. Zo kregen ze een zeer slecht beeld van elkaar. Dit beeld werd nog eens versterkt dor het Mere Exposure Effect, waarin zowel wordt gesteld dat mensen elkaar aardiger gaan vinden zodra ze elkaar meer zien, als dat mensen iemand die ze onaardig vinden nog onaardiger gaan vinden als ze hem vaak zien. Zo zagen de bewakers en gevangenen elkaar vaak en gingen ze elkaar steeds minder aardig vinden. Ook de kleding van de gevangenen kunnen we enigszins in verband brengen met de relatie met de bewakers. Feit is dat aantrekkelijke mensen positiever benaderd worden en vaak ook positiever ervaren. De kleding maakte de gevangenen bepaald niet aantrekkelijk en dat gaf de bewakers aanleiding hen minder te mogen.

Tijdens de opstand van gevangenen was de social impact theory van toepassing. Zowel de gevangenen als bewakers hadden zo’n impact op elkaar dat ze er niet bij stil stonden dat ze de dingen die ze op dat moment deden normaal nooit zouden doen.

Na de opstand van de gevangenen werden een aantal privileges voor bepaalde gevangenen ingesteld. Tijdens de opstand hadden de gevangenen elkaar nog vertrouwd en wisten ze dat ze elkaar hadden om op te steunen. Ze hoefden niet enorm veel te conformeren door het ally-effect. Nadat ze elkaar door de privileges niet meer vertrouwden viel dit effect weg en konden ze alleen niet in opstand komen.

De bewakers leken naarmate de tijd vorderde meer en meer te geloven in strenge straffen en een hard leven voor de gevangenen. Dit kan verklaar worden aan de hand van cognitieve dissonantie. Hoewel de bewakers uit zichzelf niet sadistisch waren en nooit zo gemeen waren geweest tegen de gevangenen bleven ze dit toch doen. Dat was niet in evenwicht met hun denkbeelden en zo ontstond er dissonantie. De bewakers pasten hun meningen aan ten opzichte van de situatie. Ook alle factoren van de nieuwe visie op cognitieve dissonantie waren aanwezig: de negatieve gevolgen, in dit geval voor de gevangenen, de persoonlijke verantwoordelijkheid, aangezien ze de negatieve gevolgen konden voorzien en geloofden dat ze een keuze hadden en waarschijnlijk waren de lichamelijke opwinding en de attributie aan de situatie daarvan ook aanwezig, al kan dat niet gecontroleerd worden. Zo pasten de bewakers hun mening meer en meer aan de situatie aan. Ook het belief in a just world, het geloof dat de wereld rechtvaardig is en dat slechte dingen alleen slechte mensen overkomen, zal hierbij bij de bewakers erg versterkt zijn.

De bezoekers waren ook het slachtoffer van een aantal dingen die autoriteiten macht over iemand geven. Er zijn zes elementen die mensen macht geven over een ander. De bewakers hadden daarvan een aantal;: reward power en coercive power doordat ze de gevangenen het recht op bezoek konden toekennen of ontnemen, legitimate power omdat ze de taak hadden gekregen bewaker te zijn en daarbij bepaalde rechten op autoriteit hadden en informational power omdat zij precies wisten hoe het eraan toe ging binnen het experiment.

Op een zeker moment stortte gevangene #8612 in. De bewakers geloofden hier in de eerste instantie niets van. Dit kunnen we toeschrijven aan het confirmation bias. Ze dachten dat hij iemand was die alles deed om de autoriteit een hak te zetten. Dat was de reden dat ze dit inpasten in het plaatje van de leugenachtige rebel en er niet bij stil stonden dat er echt iets aan de hand kon zijn. Aan de andere kant: misschien was de gevangene zelf wel het slachtoffer van zijn eigen perceptie. Dit kunnen we verklaren aan de hand van de self-perception theory. Stel dat hij aan het begin van zijn gekte nog helemaal niet die woede en angst voelde. Stel dat hij op het begin toneel speelde maar zo in zichzelf is gaan geloven dat hij zijn eigen gevoelens en zijn gespeelde gevoelens niet meer uit elkaar kon houden. Dan was hij een slachtoffer van zijn eigen perceptie.

gevolgen[brontekst bewerken]

Over het algemeen kunnen we stellen dat de voorvallen tijdens het Stanford Prison Experiment niet te voorzien waren. Er waren zo veel invloeden van toepassing, zo veel theorieën om te overwegen en verwerpen en zo vele te speculeren dat het onmogelijk was vast te stellen wat er ging gebeuren. Maar de gevolgen waren groot. Door een groot aantal psychologische effecten die thuishoren in de sociale psychologie heeft één grote ramp voor de persoonlijkheid en perceptie van de deelnemers zich voltrokken. Voor sommigen betekende dit tijdelijk verlies van de persoonlijkheid, voor anderen een niet rationeel te verklaren verandering van de persoonlijkheid. Niet alleen de gevangenen hebben hieronder geleden, maar ook de bewakers, die achteraf totaal niet konden overzien wat ze gedaan hadden en vooral waarom. Dr. Zimbardo heeft er, zoals ik mag concluderen uit bovenstaande teksten, verstandig aan gedaan het experiment voortijdig te beëindigen. Want wie weet hoe ver het nog gekomen was als hij dat niet had gedaan?

Wat het Stanford Prison Experiment heeft opgeleverd valt toe te schrijven aan de sociale psychologie. Niet alleen was vrijwel alles wat er gebeurde een gevolg van interacties tussen mensen en percepties van elkaar, ook werd er veel nagedacht over de motieven van anderen en was iedereen constant in een omgeving met andere mensen aan wie zij zich moesten aanpassen. Sociale psychologie werd in het eerste college van 2003 beschreven al “de manier waarop mensen elkaar beïnvloeden”. Dat is precies wat hier gebeurd is. Alle onderdelen uit de leerboeken die in het tweede college genoemd zijn, zijn ook aan bod gekomen. De sociale waarneming, persoonlijke opvattingen (en hier natuurlijk vooral hoe die wegvallen), communicatie, groepen, volggedrag, asociaal gedrag en pro-sociaal gedrag. Alles wat we hier uit kunnen concluderen is dat het een rasecht sociaal psychologisch onderwerp is.

vrije wil?[brontekst bewerken]

Wat heeft dit met de vrije wil te maken? De verdedigers van de vrije wil zijn het er allemaal mee eens dat men in bepaalde situaties, zoals een oorlog, zich niet meer onder controle heeft maar dat in een normale situatie men wel een vrije wil heeft. Maar het experiment van Zimbardo, zoals die van Milgram, plaatste deze gewone personen niet in Nazi-Duitsland en ook niet in een gevangenis. Een heel klein moment van vrijwilligheid had er een einde aan alles kunnen maken. De externe factoren waren niet buitengewoon. De mens gedraagt zich op dezelfde manier in een ‘normale’ situatie, meer als gevolg van de situatie dan als gevolg van wat men vrijwillig voor kiest. Men is aan de gewone situaties gewend geraakt en daardoor zijn gevangenschap niet meer ziet. Een andere factor zou kunnen zijn dat de mens, in situaties waarin hij onmachtig is, de neiging heeft om het te ontkennen.

Sociaal gedrag[brontekst bewerken]

In ieder geval, de gevangenenexperiment toont hoeveel het sociale het gedraagt bepaalt. Angst voor maatschappelijke represailles leidt onze handelingen in de door maatschappij gewenste keurslijf. Zodra de maatschappelijke wetten niet meer bestaan, veranderen we in wat we in onze natuur zijn: in beesten. Dit is heel goed te zien bij de Amerikaanse soldaten in Irak, waar zij zich als oppermachtig voelen en denken juridisch onvervolgbaar te zijn.

Dit onderzoek is gebruik in de film Das Experiment waar het hele verhaal is nagespeeld.

externe links=[brontekst bewerken]

Waarom is dit artikel kleiner dan het onderdeel op Zimbardo's pagina? Nogal onlogisch, dunkt me. Afhaalchinees 28 feb 2008 16:26 (CET)[reageer]

En, belangrijker, waarom staat deze volledige tekst niet gewoon op de hoofdpagina? 83.82.221.230 5 mrt 2008 19:47 (CET)[reageer]

Foutieve informatie?[brontekst bewerken]

Niemand van de deelnemers zei tijdens het experiment: "Zo kan het niet meer verder." - Het feit dat 1 van de gevangenen voor lange tijd in hongerstaking ging, en het feit dat er 1 (of meerdere?) deelnemers voortijdig mee gestopt zijn, kan niet worden gezien als "zo kan het niet meer verder"? Volgens mij is de film voor dit artikel te veel als bron gebruikt. 92.254.61.96 11 jan 2010 23:42 (CET)[reageer]

Revisie nodig[brontekst bewerken]

Artikel is niet echt zakelijk geschreven. Het heeft evenmin een neutrale toon en bespreekt de kritiek die op het onderzoek kwam niet. Heeft duidelijk revisie nodig.– De voorgaande bijdrage werd geplaatst door 188.142.41.177 (overleg · bijdragen)

Externe links aangepast[brontekst bewerken]

Hallo medebewerkers,

Ik heb zojuist 1 externe link(s) gewijzigd op Stanford-gevangenisexperiment. Neem even een moment om mijn bewerking te beoordelen. Als u nog vragen heeft of u de bot bepaalde links of pagina's wilt laten negeren, raadpleeg dan deze eenvoudige FaQ voor meer informatie. Ik heb de volgende wijzigingen aangebracht:

Zie de FAQ voor problemen met de bot of met het oplossen van URLs.

Groet.—InternetArchiveBot (Fouten melden) 26 mrt 2020 17:07 (CET)[reageer]