Portaal:Wetenschapsgeschiedenis/Uitgelicht

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Januari[brontekst bewerken]

De scala naturæ, in het Nederlands de keten of ladder van de natuur, ook wel ladder van het leven genoemd, is een ordening van de natuur en het universum in een duidelijk hiërarchisch systeem van oplopende perfectie, bedacht door Aristoteles. De scala naturæ vormde een belangrijk deel van het wereldbeeld in de klassieke oudheid en de Europese middeleeuwen. Doel was alle voorstelbare zaken een plek in het universum toe te kennen, waarmee orde en betekenis aan de schepping werd gegeven.

De scala naturæ werd onomstreden geaccepteerd tot de tijd van de wetenschappelijke revolutie, waarin ze vervangen werd door de moderne taxonomie en de evolutieleer.

De keten van het leven werd gevormd door een aantal niveaus, vanaf de simpele en fundamentele elementen onderaan tot de hoogste perfectie bovenaan. Op deze manier kon de keten aan alles in de kosmos een plaats geven. De classificatie ging volgens vijf hoofdgroepen: heilige en bovennatuurlijke zaken; mensen; dieren; planten; en levenloze zaken als aarde, water en gesteente. (lees verder)

Februari[brontekst bewerken]

De zeven vrije kunsten, oorspronkelijk bekend onder hun Latijnse naam artes liberales, vormden een vroege Europese indeling van de wetenschappen, en vormden de basis van het universitair onderwijs in de middeleeuwen. In de Griekse oudheid had Aristoteles het menselijk kunnen verdeeld in twee categorieën: de mechanische- of handwerkkunsten, en de vrije kunsten. Tot de eerste groep behoorde alles wat met vaardigheden te maken had, of het nu het werk van de zadelmaker betrof of dat van de kunstschilder. De vrije kunsten daarentegen waren die vakken die zich tot hersenwerk bepaalden. De vrije kunsten werden weer onderverdeeld in het Trivium van taalvakken (Grammatica, Retorica en Dialectica) en het Quadrivium van rekenvakken (Aritmetica, Geometria, Astronomia en Musica). Het Trivium vormde de basis van de universitaire studie; daarna kwam het Quadrivium. (lees verder)


Maart[brontekst bewerken]

De notie van een platte Aarde geeft het idee weer dat het bewoonde deel van de Aarde plat is, in plaats van een ronde, bolle Aarde. In de vroege klassieke oudheid nam men over het algemeen aan dat de Aarde plat was. Griekse filosofen uit die tijd trokken dezelfde conclusies als Anaximandros, die aannam dat de Aarde een korte cilinder was met een platte, ronde top. Men neemt aan dat de eerste persoon die argumenteerde dat de Aarde een bolle vorm had Pythagoras (6de eeuw v. Chr.) was, maar deze notie wordt niet ondersteund door het feit dat de meeste presocratische Pythagoreanen de wereld nog plat beschouwden. Eratosthenes echter had al vastgesteld dat de Aarde een bol was en berekende omstreeks de derde eeuw voor Christus een ruwe omtrek. Tegen de tijd van Plinius de Oudere in de 1e eeuw echter werd de bolvorm van de Aarde algemeen aanvaard onder de westerse geleerden. (lees verder)


April[brontekst bewerken]

De wetenschap in de klassieke oudheid richtte zich primair op het verklaren van de werking van de kosmos. Aldus ontstond de natuurfilosofie en vervolgens de klassieke filosofie. Meer praktisch gericht waren de geneeskunde, de astronomie voor het opstellen van kalenders, en astrologie om de toekomst te voorspellen.

De geleerden uit de oudheid zullen zichzelf niet als zodanig hebben gezien, eerder zullen ze zich als natuurfilosofen, vaklieden (artsen of onderwijzers) of priesters (astrologen of geneeskundigen) hebben beschouwd.

Aristoteles mag beschouwd worden als de belangrijkste geleerde uit de klassieke oudheid. Hij was een leerling van Plato, maar koos nadrukkelijk een andere richting. In tegenstelling tot de deductieve methode van Plato koos Aristoteles nadrukkelijk voor de inductieve methode. (lees verder)


Mei[brontekst bewerken]

De geschiedenis van de scheikunde is een onderdeel van de wetenschapsgeschiedenis en begint met het onderscheid tussen scheikunde en alchemie door Robert Boyle in zijn werk The Sceptical Chymist uit 1661.

In de oudheid was scheikunde voornamelijk verbonden met werktuiglijke handelingen. Het smelten van metalen zoals koper of ijzer uit ertsen, het maken van brons en glas, gebruik van kleurstoffen, het brouwen van bier, wijn produceren, leerlooien, het maken van zeep uit vetten, het maken van eenvoudige en natuurlijke geneesmiddelen of gif voor pijlen, ze kunnen allen als primitieve vormen van scheikunde worden gezien. Op dat moment was scheikunde eerder verbonden met ervaring en praktisch nut, terwijl de scheikunde van vandaag stoelt op een grote theoretische achtergrond en een groot aantal toepassingen in de industrie en laboratoria kent. (lees verder)


Juni[brontekst bewerken]

Replica van telescoop van Isaac Newton. Tijdens de wetenschappelijke revolutie werd het accent in de wetenschap verschoven naar waarnemingen en empirisme, en werden nieuwe technieken ontwikkeld om waarnemingen te doen. De telescoop was zo'n nieuwe techniek.
Replica van telescoop van Isaac Newton. Tijdens de wetenschappelijke revolutie werd het accent in de wetenschap verschoven naar waarnemingen en empirisme, en werden nieuwe technieken ontwikkeld om waarnemingen te doen. De telescoop was zo'n nieuwe techniek.

De wetenschappelijke revolutie is een periode in de geschiedenis van de wetenschap waarin klassiek-religieuze ideeën plaatsmaakten voor modern-wetenschappelijke ideeën. Tijdens de revolutie vond een ingrijpende verandering plaats in de inzichten in de natuurkunde, wiskunde, sterrenkunde, scheikunde en biologie en de manier waarop deze wetenschappen bedreven werden. Als gevolg ontstond een compleet ander (wetenschappelijk) wereldbeeld.

Reeds voor de renaissance werden de klassieke bronnen vooral in de islamitische wereld, maar ook in de middeleeuwse Europese universiteiten bestudeerd. Het idee dat rond 1600 een belangrijke omwenteling in de wetenschap plaatsvond kwam op in de 18e eeuw. De eerste die er de naam wetenschappelijke revolutie aan gaf was Alexandre Koyré in 1939. (lees verder)


Juli[brontekst bewerken]

Element Massa
Calcium 40,078 u
Gemiddelde van Calcium
en Barium = 88,5 u
Strontium 87,62 u
Barium 137,327 u

De geschiedenis van het periodiek systeem gaat niet zo heel ver terug, al zijn er al wel een hele tijd een aantal elementen bekend. Sommige elementen zoals goud, zilver, ijzer en koper zijn al heel lang bekend. Al in de prehistorie werden zij veelvuldig gebruikt. Het duurde echter tot 1669 voordat Hennig Brand een nieuw element ontdekte, fosfor. In de daaropvolgende 200 jaren werden regelmatig onbekende elementen ontdekt en er werden steeds meer eigenschappen van de elementen bekend. (lees verder)


Augustus[brontekst bewerken]

Een foto van het heelal, genomen door de Hubble.

Kosmografie (Oudgrieks: kósmos "aarde, heelal, kosmos" en gráphein, "schrijven") is een wetenschap die alles wat met de kosmos ofwel het hele heelal te maken heeft beschrijft. Zowel de Aarde als alles wat daarbuiten ligt (de ruimte) zijn dus onderwerp van studie. Uit de kosmografie zijn meer specifieke disciplines voortgekomen: de geologie en de geografie enerzijds en de astronomie anderzijds.

Enkele bekende kosmografen zijn: de geograaf van Ravenna, Martin Behaim, Martin Waldseemüller, Sebastian Münster, Peter Apian, Gerardus Mercator, Vincenzo Maria Coronelli en Thomas Porter. (lees verder)


September[brontekst bewerken]

Plattegrond met middeleeuwse universiteiten

De eerste Europese middeleeuwse universiteiten werden opgericht in Italië, Frankrijk en Engeland op het einde van de 11e en begin van de 12e eeuw, voor de studie van kunsten, recht, geneeskunde en theologie. Aangenomen wordt dat ze naar het model van de al langer bestaande universiteiten in de islamitische wereld werden opgezet.

Voorafgaand aan de 12e eeuw, was het intellectuele leven van Europa verbonden aan de kloosters, die meestal bezig waren met de studie van de liturgie en het gebed; zeer weinige kloosters konden ware intellectuelen voortbrengen. Veel priesters waren zelfs grotendeels analfabeet en putten voornamelijk uit hun geheugen om hun parochianen te onderrichten over het evangelie. Dat was toen geen schande omdat eveneens de aristocratie bijna geheel analfabeet was. (lees verder)


Oktober[brontekst bewerken]

De olieklieren in de blaadjes van het Sint-Janskruid doen denken aan huidporiën, wat een signatuur zou zijn voor een gunstige werking op huidkwalen.
De olieklieren in de blaadjes van het Sint-Janskruid doen denken aan huidporiën, wat een signatuur zou zijn voor een gunstige werking op huidkwalen.

De signatuurleer is een niet-wetenschappelijke theorie die inhoudt dat uiterlijke kenmerken van (met name) planten die overeenkomsten vertonen met delen van het menselijk lichaam, aanwijzingen geven over de delen van het menselijk lichaam waarvoor deze gebruikt kunnen worden. Deze doctrine stelt dat de overeenkomst met opzet is aangebracht door de Schepper dan wel de natuur. De moderne wetenschap stelt dat het hier gaat om een bijgeloof, en dat eventuele gevallen waarin het klopt op louter toeval berusten: dat wil zeggen dat tegenover elk geval waarin de signatuurleer opgaat, een veelvoud van gevallen is aan te geven waarin ze niet opgaat.

Tot in de 19e eeuw speelde de signatuurleer een rol in de gangbare medische teksten. Rond die tijd werd de wetenschappelijke methode leidend in de biologie en geneeskunde. (lees verder)


November[brontekst bewerken]

Groepsfoto van natuurkundigen tijdens de Solvayconferentie in 1911.

De wetenschappelijke gemeenschap of "wetenschappelijke wereld" is een geheel van wetenschappers en hun onderlinge relaties en interacties bedoeld. De gemeenschap is onder te verdelen in vakdisciplines of vakgebieden, die als sub-gemeenschappen fungeren.

In de wetenschap wordt objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek nagestreefd door de wetenschappelijke methode te gebruiken. Via peer review tijdens debatten, conferenties, symposia en bij publicaties in wetenschappelijke tijdschriften helpt de wetenschappelijke gemeenschap de objectiviteit te bewaken, waardoor de kwaliteit van de wetenschappelijke methode en de interpretatie van resultaten gewaarborgd wordt. (lees verder)


December[brontekst bewerken]

De Nederlandse poolexpeditie 1882-83 was een wetenschappelijke expeditie die binnen het kader van het eerste Internationale Pooljaar Port Dikson in Siberië zou bezoeken. Wegens zwaar ijs slaagde de expeditie onder leiding van dr. Maurits Snellen er niet in Dikson te bereiken maar werden waarnemingen gedaan op de bevroren Karazee. Na het zinken van het expeditieschip slaagden de bemanningsleden erin met sledes en sloepen over het ijs het vasteland te bereiken.

Een wetenschappelijk equipe van vijf man werd samengesteld onder leiding van dr. Maurits Snellen. In Noorwegen werd de Varna gecharterd en op 5 juli 1882 vertrok dit stoomschip onder grote publieke aandacht uit Amsterdam. Het doel was port Dikson, aan de monding van de Jenisej, waar een onderzoeksstation zou worden opgericht (lees verder)