Pretestwaarschijnlijkheid van ziekte

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De pretestwaarschijnlijkheid van ziekte of voorkans is de kans dat iemand aan een bepaalde ziekte lijdt in een populatie die door een test op die ziekte wordt onderzocht. De pretestwaarschijnlijkheid staat tegenover de posttestwaarschijnlijkheid, die de kans op lijden aan de ziekte evalueert rekening houdend met een positieve uitslag van de test, dus binnen de groep personen die positief op de test zouden scoren.

Deze posttestwaarschijnlijkheid kan op verschillende manieren geëvalueerd worden:

  1. de prevalentie van de ziekte indien men op geen andere wijze deze voorkans kan of wil berekenen of schatten;
  2. de posttestwaarschijnlijkheid van ziekte van een eraan voorafgaande andere test;
  3. de schatting op basis van theoretische kennis en ervaring van deze voorkans indien men rekening wil houden met andere gegevens waarmee men de nakans niet kan berekenen.

De prevalentie van de ziekte is het verhoudingsgewijze voorkomen van de ziekte in de populatie waar de test gebruikt wordt.

De pretestwaarschijnlijkheid van ziekte wordt samen met de toepasselijke likelihood ratio (de positieve bij positief testresultaat, de negatieve bij negatief testresultaat) gebruikt om de posttestwaarschijnlijkheid van ziekte (nakans) te berekenen.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Attia, J (2003). Moving beyond sensitivity and specificity: using likelihood ratios to help interpret diagnostic tests. Austr Presc 26:111-113.
  • Davidson, M (2002). The interpretation of diagnostic tests: a primer for physiotherapists. Australian Journal of Physiotherapy 48, 227-232.
  • Deeks, J and Altman, D (2004). Diagnostic tests 4: likelihood ratios. BMJ 229:168-169.
  • Pewsner, D, Battaglia, M, Minder, C, Marx, A, Bucher, H, Egger, M. (2004). Ruling a diagnosis in and out with “SpPIn” and “SnNOut”: a note of caution. BMJ 329:209-213.