Roodmaskerastrild

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Pytilia hypogrammica)
Roodmaskerastrild
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2016)
Roodmaskerastrild
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Passeriformes (Zangvogels)
Familie:Estrildidae (Prachtvinken)
Geslacht:Pytilia (Astrilden)
Soort
Pytilia hypogrammica
Sharpe, 1870
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Roodmaskerastrild op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De roodmaskerastrild (Pytilia hypogrammica) is een klein kleurig vogeltje uit de familie van de prachtvinken (Estrildidae) oorspronkelijk afkomstig uit centraal- en West-Afrika.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het mannetje van de roodmaskerastrild heeft een felrood gekleurd masker, daarmee doet hij zijn naam eer aan. Het rode masker ontbreekt bij het vrouwtje. De rug en borst zijn grijsgroen, de vleugels zijn oranjeachtig van kleur. De buik en stuit zijn gegolfd wit-grijzig, gelijkend op de melba-astrild. De bovenzijde van de staart is rood. De totale lengte, van kop tot puntje van de staart, is 12 centimeter.

Sociaal[bewerken | brontekst bewerken]

Roodmaskerastrilden zijn zeer sociale vogeltjes die het niet alleen goed met elkaar, maar ook met andere soorten kunnen vinden. Tijdens de broedperiode worden wel al te nieuwsgierige en belangstellende vogels verjaagd, zei het niet al te heftig.

Verzorging[bewerken | brontekst bewerken]

De roodmaskerastrilden kunnen zowel in een buitenvolière als in een kamervolière worden gehouden. Het zijn warmte minnende vogels die graag in de zon zitten, daarom moeten ze in het koude seizoen in een verwarmd nachtverblijf kunnen schuilen of binnenshuis gehouden worden. Het menu bestaat uit een zaadmengsel voor tropische vogels, trosgierst, onkruidzaden en verse graszaden. Daarnaast regelmatig wat levend voer zoals buffalowormpjes, gekiemde zaden en eivoer. Tijdens de kweek moeten ze kunnen beschikken over insectjes, zoals fruitvliegjes en bladluis, deze zijn voor de jongen onontbeerlijk. Water, grit en maagkiezel moeten vanzelfsprekend altijd voorhanden zijn.

Kweek[bewerken | brontekst bewerken]

Roodmaskerastrilden leggen 4 tot 5 eitjes die door beide ouders om beurten worden bebroed en na 13 dagen uitkomen. Na drie weken vliegen ze uit, daarna worden ze nog een poosje door de ouders verzorgd en gevoerd omdat ze dan nog niet geheel zelfstandig kunnen functioneren.