Resolutie 726 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Resolutie 726
Van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties
Datum 6 januari 1992
Nr. vergadering 3026
Code S/RES/726
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Israëlisch-Palestijns conflict
Beslissing Veroordeling twaalf deportaties van Palestijnen door Israël.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1992
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Oostenrijk Oostenrijk · Vlag van België België · Vlag van Kaapverdië Kaapverdië · Vlag van Ecuador (1900-2009) Ecuador · Vlag van Hongarije Hongarije · Vlag van India India · Vlag van Japan (1870–1999) Japan · Vlag van Marokko Marokko · Vlag van Venezuela 1930–1954 Venezuela · Vlag van Zimbabwe Zimbabwe
Jabbel mukkabar in Jeruzalem.

Resolutie 726 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties was de eerste resolutie van de VN-Veiligheidsraad in 1992 en werd op 6 januari van dat jaar unaniem aangenomen. Men veroordeelde Israël, dat opnieuw Palestijnen deporteerde uit de bezette gebieden.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Door Israël bezette gebieden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Tijdens de Zesdaagse Oorlog bezette Israël verschillende stukken grondgebied van zijn tegenstanders, waarvan het een deel annexeerde. Rond de jaarwisseling van 1988 brak geweld uit in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Israël greep in met harde maatregelen. Eén daarvan was deportatie naar Zuidelijk Libanon. Dergelijke straf is echter in strijd met de internationale wet en de Vierde Geneefse Conventie in het bijzonder.[1]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Veiligheidsraad memoreerde aan de verplichtingen van de lidstaten onder het Handvest van de Verenigde Naties. Ook werden de resoluties 607, 608, 636, 641 en 694 in herinnering gebracht.

De Raad was geïnformeerd over de Israëlische beslissing om twaalf Palestijnse burgers te deporteren uit de bezette gebieden. De beslissing om de deportaties te hervatten werd veroordeeld. Er werd bevestigd dat de Vierde Geneefse Conventie van toepassing was op de bezette gebieden, waaronder Jeruzalem.

Israël werd gevraagd om als bezetter geen Palestijnse burgers te deporteren. Israël kreeg ook het verzoek om de gedeporteerden veilig te laten terugkeren. Besloten werd de kwestie in het oog te houden.

Verwante resoluties[bewerken | brontekst bewerken]