Rodoorn

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Rodoorn ("rode doorns" ofwel "rode aders"[1]) is een oude Groningse benaming voor een ijzerhoudende grondsoort met een rode tot roodbruine of grijsbruine kleur. Vaak gaat het hierbij om ijzeroer. De afwijkend gekleurde grondlaag is doorgaans tot 50 cm dik en heeft een rode gloed, met name bij ondergaande zon en droog weer. In Drenthe en ten zuiden van Winschoten worden dergelijke gronden ook 'rodolmig', 'rode darggrond' (darg is moerasbosveen) of 'rode darg' genoemd.[1] en rond Sliedrecht worden ze ook drechtvaaggronden genoemd.[2] Rodoorns werden vaak aangetroffen op de grens tussen klei en hoogveen of zand. Omdat rodoorns vaak moeilijk te bewerken waren, werd het begrip ook wel breder gebruikt voor slecht bewerkbare gronden. Omdat de naam zoveel betekenissen had was deze niet echt bruikbaar voor de wetenschap.

Rodoorns komen in Groningen onder andere voor in het Oldambt langs de Dollard op de overgang tussen klei en hoger gelegen zand- en veengronden, nabij de wierdedorpen langs het Damsterdiep en ten zuiden van het Eemskanaal (streek tussen Overschild en Woldendorp) op de overgang tussen klei en veen. De term werd echter ook in streken daarbuiten gebruikt.