Acquisitiefraude

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Vraagteken
Er wordt getwijfeld aan de juistheid van een of meer onderdelen van dit artikel, of het is onvoldoende verifieerbaar gemaakt.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: Groot deel van het artikel heeft geen bronvermelding.
Dit sjabloon is geplaatst op 16 april 2016.
Vraagteken

Acquisitiefraude, ook wel advertentiefraude genoemd, is een vorm van fraude waarbij men opdrachten voor advertenties werft, terwijl men niet van plan is die advertenties te plaatsen of het medium waarin de advertentie geplaatst wordt nauwelijks verspreid wordt. Onder acquisitiefraude worden ook spooknota's gerekend. Dat zijn aanbiedingen die eruitzien als facturen, compleet met acceptgiro. Nieuw is het telefonisch opdrachten werven voor extensies van bestaande webadressen voor een veelvoud van de normale prijs. Door te suggereren dat een andere organisatie er (bijvoorbeeld) een pornosite van wil maken wordt een snelle beslissing geforceerd.

Acquisitiefraude wordt gepleegd door malafide organisaties die zich voordoen als advertentiebureaus, uitgeverijen, adviesbureaus of personen, handelend in opdracht van dit soort bedrijven. De slachtoffers zijn organisaties uit het bedrijfsleven, de overheid of de gesubsidieerde sector.

Een bekend maar fictief voorbeeld van acquisitiefraude is het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen uit de dubbelroman Lijmen / Het Been van Willem Elsschot.

Methoden[bewerken | brontekst bewerken]

In de meest eenvoudige vorm wordt de ondernemer benaderd met een aanbod voor het plaatsen van een advertentie. De advertentie wordt echter in een lagere oplage verspreid dan eerder werd meegedeeld. Het komt ook voor dat de advertentie zelfs helemaal niet geplaatst wordt.

Een aantal malafide acquisitiebureaus hebben bovenstaande methode verfijnd en geraffineerd. Ze trachten met een smoes een handtekening bij bedrijven af te troggelen. Wanneer ze deze eenmaal hebben, zullen ze beweren dat er sprake is van een overeenkomst en betaling eisen. Om de indruk van een bonafide dienstverlener te wekken wordt een website aangehouden waar zogenaamd op geadverteerd kan worden. Deze website bevat echter slechts gegevens die uit publieke bronnen zoals de Kamer van Koophandel verkrijgbaar zijn, of die direct gekopieerd zijn van andere websites. Ook zijn malafide adverteerders meestal ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Soms gebruiken ze een naam, logo en kleuren die verwarring op kunnen wekken met grotere bonafide adverteerders.

Een vaak toegepaste methode werkt als volgt:

  1. Het acquisitiebureau verkrijgt de informatie van de adverteerder via een banner of een vermelding op een website of uit een tijdschrift. Soms kopiëren ze een advertentie die de ondernemer eerder via een bonafide adverteerder geplaatst had;
  2. Vervolgens benadert het bureau mensen telefonisch, meestal via telemarketing, met de mededeling dat er een advertentie van de adverteerder op de site van het bureau staat en of ze dit willen opzeggen. De meeste mensen gaan daarmee akkoord wanneer hun advertentie ongevraagd op een website belandt. Er wordt dan telefonisch meegedeeld dat de adverteerder deze vermelding ongedaan kan maken met een opzegging via de fax;
  3. Vervolgens faxt men hen een formulier, maar dit betreft geen opzeggingsformulier, maar een orderbevestiging tot plaatsing op hun website;
  4. De adverteerder ondertekent dit formulier en faxt het terug, in de veronderstelling dat de advertentie op de site zal verdwijnen. Bijgevolg zit de adverteerder vast aan een contract en werd hij dus opgelicht.

Een andere methode is dat een malafide media-exploitant opzettelijk een fout maakt in zijn formulier en dit foutieve exemplaar dan faxt naar een adverteerder. Deze kan dan de fout herstellen door een correctie aan te brengen en vervolgens het formulier ondertekend terug te faxen. Daarna is ook deze ondernemer zogenaamd gebonden aan een contract met de malafide adverteerder.

Wanneer de ondernemer een rekening ontvangt en bezwaar maakt zal de malafide adverteerder niet thuis geven of voet bij stuk houden. Het plaatje wordt in veel gevallen gecompleteerd door een incassobureau dat ingeschakeld wordt wanneer de ondernemer niet betaalt. Dit incassobureau voert in sommige gevallen ook "incassokosten" op, wat als een excuus kan dienen om nog meer geld van de ondernemer te eisen. Meestal is het incassobureau aan de malafide adverteerder gelieerd. In sommige gevallen werden de te vorderen bedragen met een factor 10 verhoogd.

Het succes van acquisitiefraude[bewerken | brontekst bewerken]

Acquisitiefraude is door een aantal factoren een lucratieve inkomstenbron voor fraudeurs:

  • De malafide adverteerder kan zich juridisch in een zeer sterke bewijspositie manoeuvreren omdat hij een getekend formulier kan tonen;
  • De malafide adverteerder komt vaak met een zeer geloofwaardig verhaal om de ondernemer tot tekenen aan te zetten en bereidt zich zeer goed voor;
  • Veel slachtoffers betalen om "van het gezeur af te zijn", of zwichten voor de dreigementen van het incassobureau met rechtszaken en beslagleggingen;
  • Veel slachtoffers hebben onvoldoende juridische kennis en verweren zich daardoor niet of verkeerd, waardoor ze zelfs bij de rechter in het ongelijk worden gesteld.

Juridische kwalificatie[bewerken | brontekst bewerken]

Juridisch gezien is echter in een dergelijke situatie lang niet altijd een rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen. Veel rechtsstelsels eisen dat aan een overeenkomst een wil ten grondslag ligt die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Wanneer sprake is van acquisitiefraude is er wel een verklaring, maar is de wil "gebrekkig" omdat de verklaring door bedrog tot stand is gekomen.

Bewijstechnisch staat de ondernemer echter minder sterk. Wat aan de telefoon is gezegd, is niet of moeilijk na te gaan, terwijl de malafide adverteerder wel een getekende overeenkomst aan de rechter over kan leggen. Wanneer de ondernemer bestrijdt dat er een overeenkomst is (bijvoorbeeld wegens het ontbreken van de wil hiertoe) zal hij dit moeten aantonen, wat hem in een lastige positie brengt. Verweert hij zich op andere gronden dan geeft hij daarmee impliciet toe dat er een overeenkomst is.

Een rechter zal in zo'n geval geneigd zijn, aan de hand van de bewijsstukken die hij ter beschikking heeft, de malafide adverteerder in het gelijk te stellen. Wel bestaat een neiging bij rechters om aan het bestaan van een overeenkomst zwaardere eisen te stellen wanneer iemand via de telefoon, bijvoorbeeld via cold calling is benaderd. Een beroep op een telefonische toezegging door een adverteerder wordt in principe dan ook niet gehonoreerd.

In een aantal gevallen wisten ondernemers succesvol de vordering bij de rechter te bestrijden, maar meestal betrof het hier gevallen waarin de gesprekken opgenomen waren en dus kon worden aangetoond dat de fraudeurs de ondernemers door misleiding tot tekenen hadden aangezet. Ook kan in sommige gevallen een beroep worden gedaan op het ontbreken van tekeningsbevoegdheid wanneer een onbevoegde tot tekenen is overgegaan onder druk van de malafide adverteerder en in de veronderstelling was dat de handtekening niet-bindend was. De adverteerder kan geen beroep doen op de goede trouw omdat hij zelf immers eenvoudig via het handelsregister had kunnen controleren of de tekenaar wel tekeningsbevoegd was.

Steunpunt acquisitiefraude[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland is het Steunpunt Acquisitiefraude (SAF), een door diverse marktpartijen opgezet landelijk meldpunt voor acquisitiefraude en advertentiefraude, opgericht. Dit steunpunt geeft indien gewenst, en tegen betaling van abonnementsgeld, juridische hulp en adviezen op het gebied van acquisitiefraude. Ook doet deze stichting waar mogelijk (met toestemming van de cliënt) aangifte van advertentiefraude of acquisitiefraude bij de juiste opsporings- en vervolgingsinstanties.

Kamervragen en cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

Op een schriftelijke vraag van enkele Tweede Kamerleden antwoordde staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken op 3 maart 2005:

Op basis van schattingen in 1998 door de Stichting Eerlijk Zaken Doen zou de jaarlijkse schade thans weleens € 200 miljoen kunnen bedragen. Dat bedrag is een optelsom van veel kleine en enkele grote bedragen. Er is een geval bekend van oplichting met een schade van € 0,8 miljoen en één met een schade van € 0,2 miljoen. Het is echter lastig hierover exacte uitspraken te doen; verschillende bronnen doen hierover verschillende uitspraken.[1]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Tweede Kamer der Staten-Generaal, Aanhangsel van de Handelingen, Vergaderjaar 2004–2005, pag. 2220. (Op te vragen via Officiële publicaties). Gearchiveerd op 6 december 2021.