Sphenacodontia

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Sphenacodontia
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Pennsylvanien tot recent
Haptodus garnettensis is een vroege sphenacodontiër
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia
Stam:Chordata
Klasse:Synapsida
Orde:Pelycosauria
Onderorde:Eupelycosauria
Onderorde
Sphenacodontia
Romer & Price, 1940
Dimetrodon grandis
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Sphenacodontia op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De Sphenacodontia[1][2] zijn een groep (onderorde) van uitgestorven Synapsida.

In 1940 benoemden Alfred Sherwood Romer en Llewellyn Ivor Price een onderorde Sphenacodontia. Die was opzettelijk parafyletisch bedoeld: afstammelingen die meer 'geavanceerd' waren, werden niet geacht er onder te vallen. Later werden zulke groepen als onlogisch afgewezen.

In 1992 definieerde Robert Rafael Reisz een clade, monofyletische afstammingsgroep, Sphenacodontia: de groep bestaande uit Haptodus, de Sphenacodontidae, de Therapsida en alle Synapsida nauwer aan deze taxa verwant dan aan de Edaphosauridae. Deze definitie had het nadeel dat ze allerlei ongedefinieerde termen bevat.

In 2011 definieerden Eli Amos en Michel Laurin een zuiver op soorten verankerde klade Sphenacodontia: de groep bestaande uit Haptodus baylei, Haptodus garnettensis en Sphenacodon ferox, en alle soorten nauwer aan deze verwant dan aan Edaphosaurus pogonias.

De Sphenacodontia hebben zich al in het Laat-Carboon afgesplitst: de meest basale sphenacodontiërs duiken dan op. Een basale vorm is Haptodus. Later, in het Perm, splitste zich een deelgroep af, wel de Sphenacodontoidea genoemd, bestaande uit de Sphenacodontidae en de Therapsida. Die laatste bestaan nog steeds want ze omvatten de zoogdieren. Ook de mens is een sphenacodontiër.

Basale sphenacodontiërs werden vroeger wel de 'Haptodontidae' genoemd. Vermoedelijk is dit een parafyletische groep, een reeks afsplitsingen van de hoofdstam. Behalve Haptodus zelf, uit het Carboon, zijn mogelijke basale vormen Ianthodon, Ianthasaurus, Eohaptodus, Palaeohatteria, Pantelosaurus en Tetraceratops uit het Perm. De positie van Cutleria is onzeker: soms wordt die in de Sphenacondontoidea gevonden. Er is de laatste jaren een groot aantal kladen gedefinieerd voor zowat ieder waarschijnlijk afsplitsingspunt. De afsplitsing van Ianthodon levert de Haptodontiformes op, en van Ianthasaurus de Sphenacomorpha. Die begrippen duiden dan ruimere groepen aan dan de Sphenacodontia en gaan ervan uit dat Ianthodon en Ianthasaurus géén sphenacodontiërs zijn. Cutleria markeert de Pantherapsida.

Een mogelijke stamboom toont het volgende cladogram.

Sphenacodontia 

Haptodus




Palaeohatteria



Pantelosaurus



Ianthodon




Cutleria


Sphenacodontoidea 

Therapsida


Sphenacodontidae 

Secodontosaurus




Cryptovenator




Sphenacodon



Ctenospondylus



Dimetrodon









Een kenmerk van latere Sphenacodontia is de teruggebogen beenplaat aan de achterste onderzijde van het angulare van de onderkaak. Bij moderne leden van de groep is dit een deel geworden van de gehoorgang van het oor. Bij basale vormen zal het die functie nog niet gehad hebben; vermoed is dat de plaat de aanhechting vormde voor sluitspieren. Haptodus en Ianthodon hebben de plaat nog niet maar bij Palaeohatteria en Pantelosaurus is een kleine plaat aanwezig. Bij de laatste heeft die ook een inkeping in de bovenrand, als bij de Sphenacodontidae en Therapsida.

Andere veranderingen die zich in het basale deel van de stamboom der Sphenacodontia voordoen, zijn een verlies van verticale richels van de tanden, een vermindering van het aantal tanden in de onderkaak, een langer raakvlak tussen het postorbitale en het squamosum, een diepere inkeping achter de oogkas, een kleiner pariëtaaloog, een sterkere uitholling van de wervelbogen, een vermindering van het aantal maxillaire tanden vóór de hoektand, een hogere voorste tak van het jukbeen, het verdwijnen van de interne tanden op het ploegschaarbeen en een bovenop ondieper worden van het surangulare.