Otagoaalscholver

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Stewartaalscholver)
Otagoaalscholver
IUCN-status: Kwetsbaar[1] (2018)
Vliegbeeld van individu in lichte fase.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Suliformes
Familie:Phalacrocoracidae (Aalscholvers)
Geslacht:Leucocarbo
Soort
Leucocarbo chalconotus
(G.R. Gray, 1845)[2]
Originele combinatie
Graculus chalconotus
Verspreidingsgebied van de otagoaalscholver en de foveauxaalscholver
Afbeelding uit publicatie van Gray uit 1845 (donkere fase)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Otagoaalscholver op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De otagoaalscholver (Leucocarbo chalconotus, synoniem: Phalacrocorax chalconotus) is een vogel uit de familie van de Aalscholvers (Phalacrocoracidae). De vogel komt voor langs de oost- en zuidkust van het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

In de Nederlandse (en o.a. Engelse) naam is de vogel vernoemd naar de regio Otago. De vogel werd in 1845 door George Robert Gray onder de naam Graculus chalconotus geldig beschreven.[2]

Tot 2016 werden de otagoaalscholver en de nauw verwante "Stewart Islandaalscholver" van Stewarteiland en Straat Foveaux beschouwd als één soort. Volgens de resultaten van een uitgebreid onderzoek aan onder andere het mitochondriaal DNA blijkt dat deze ondersoort als een aparte soort kan worden beschouwd, de foveauxaalscholver (L. stewarti). Bovendien bleek uit het DNA-onderzoek dat de otagoaalscholver eigenlijk nauwer verwant is aan Onslows aalscholver (L. onslowi) van de Chathameilanden. Verder aanvullend morfolgisch onderzoek aan botresten van exemplaren uit museumcollecties ondersteunt de opvatting dat de foveauxaalscholver een aparte soort is. BirdLife International (IUCN) maakt dit onderscheid niet.

Het proces van soortvorming in drie soorten vond waarschijnlijk plaats in het Pleistoceen voor de mens op Nieuw-Zeeland arriveerde. Door de lagere zeespiegel vormden de kleine (rots)eilanden rond Stewarteiland één geheel. De otagoaalscholver kwam toen veel verder noordelijk langs de oostkust van het Zuidereiland voor. Vanaf hier werden toen de Chathameilanden gekoloniseerd door aalscholvers uit Otago. De veel zuidelijker voorkomende foveauxaalscholver raakte geïsoleerd op de eilanden aan de zuidkust en rond Stewarteiland.[3][4]

Herkenning[bewerken | brontekst bewerken]

Deze aalscholver is 65 tot 71 cm lang. De vogel is dimorf, dat wil zeggen dat er twee kleurvarianten bestaan, een zwart-wit gekleurde (20 tot 30% van de populatie) en een egaal bronskleurige variant (70 tot 80%). De eerste variant is zwart van boven en heeft een witte borst en buik en een brede, witte vleugelstreep. De andere kleurfase is zwart met een groenblauwe metaalglans in het verenkleed (bij de foveauxaalscholver is het percentage bonte exemplaren 50 tot 60%). Beide vormen van de ortagoaalscholvers broeden samen. Het zijn relatief grote, forse vogels, 65- 71 cm. Ze zijn gemiddeld iets groter dan de foveauxaalscholver De poten zijn roze en aan de snavelbasis zitten oranje lellen.[5]

Kolonie met otagoaalscholvers (lichte en donkere fase broeden samen).

Verspreiding en leefgebied[bewerken | brontekst bewerken]

Deze soort is endemisch in Nieuw-Zeeland en broedt op de oostkust van Otago in tot in het zuiden van het Zuidereiland Ze broeden in kolonies van 10 tot 500 broedparen op eilanden of aan de kusten van het Zuidereiland, waar ze van zeewier en takjes nesten maken.

Status[bewerken | brontekst bewerken]

De otagoaalscholver heeft een beperkt broedgebied en daardoor is de kans op uitsterven aanwezig. De populaties op het Zuidereiland zijn voor 99% sinds 1800 uitgeroeid en zijn genetisch weinig divers. Volgens een artikel in de Otago Daily Times uit 2016 waren er minder dan 2500 individuen over en beschermingsmaatregelen zijn noodzakelijk.[4][6] De IUCN schatte in 2018 de populaties van otagoaalschovers en foveauxaalscholvers samen op een totaalaantal van 3300 tot 5300 individuen. De populaties van beide soorten worden als kwetsbaar beschouwd.[1]