Stubaier Alpen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Stubaier Alpen
Hoogste punt Zuckerhütl (3507 m)
Locatie Italië, Oostenrijk
Coördinaten 47° 5′ NB, 11° 10′ OL
Onderdeel van Centrale Alpen
Stubaier Alpen (Alpen)
Stubaier Alpen
Foto's
Gschnitzer en Pflerscher Tribulaun
Portaal  Portaalicoon   Aardwetenschappen

De Stubaier Alpen (Italiaans: Alpi dello Stubai) vormen een bergketen in de Oostelijke Alpen ten zuidwesten van Innsbruck. Het grootste deel van deze keten ligt in de Oostenrijkse deelstaat Tirol, een klein deel ligt ten oosten van Sterzing in het Italiaanse Zuid-Tirol. Een deel van de zuidelijke bergtoppen vormen de grens tussen Oostenrijk en Italië. De bergketen wordt begrensd door het Oberinntal in het noorden, door het Wipptal en de Brennerpas in het oosten, door het Ötztal en de bergpas Timmelsjoch in het westen en door de zijrivieren van de Passer en de Eisack in het zuiden. De hoogste bergtop is die van de Zuckerhütl (3507 meter). De Stubaier Alpen zijn bereikbaar vanuit het Stubaital, het Ötztal, het Gschnitztal en het Sellraintal.

Het noordelijke deel van de bergketen, rondom het Sellraintal, is weinig vergletsjerd. De hellingen van de Zischgeles, Lampsenspitze, Pirchkogel en Sulzkogel alhier vormen een geliefd skigebied. Het zuidelijke deel aan het einde van het Stubaital daarentegen, ook wel Hochstubai geheten, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van vele gletsjers.

De Stubaier Alpen bestaan grotendeels uit oergesteente, alhoewel in het oosten van de bergketen ook kalksteen boven op het oergesteente ligt (zoals bij de Kalkkögel, Serleskam en de Tribulaun-toppen). De berghut Innsbrucker Hütte ten oosten van de top van de Habicht, tussen het Stubaital en het Gschnitztal, bevindt zich precies op de scheiding tussen het kalksteen- en het oergesteente.

Bergtoppen[bewerken | brontekst bewerken]

Bergtoppen in de Stubaier Alpen:

  1. Zuckerhütl (Ital.: Pan di Zucchero), 3507 meter
  2. Schrankogel, 3502 meter
  3. Pfaffenschneid, 3498 meter
  4. Ruderhofspitze, 3473 meter
  5. Sonklarspitze, 3467 meter
  6. Wilder Pfaff, 3457 meter
  7. Wilder Freiger, 3418 meter
  8. Östliche Seespitze, 3416 meter
  9. Schrandele, 3392 meter
  10. Wilde Leck, 3361 meter
  11. Westliche Seespitze, 3354 meter
  12. Windacher Daunkogel, 3348 meter
  13. Stubaier Wildspitze, 3340 meter
  14. Schaufelspitze, 3333 meter
  15. Lisenser Fernerkogel, 3298 meter
  16. Breiter Grießkogel, 3295 meter
  17. Strahlkogel, 3288 meter
  18. Habicht, 3280 meter
  19. Östlicher Feuerstein, 3268 meter
  20. Botzer, 3250 meter
  21. Hoher Seeblaskogel, 3235 meter
  22. Lisenser Spitze, 3230 meter
  23. Hoher Nebelkogel, 3211 meter
  24. Agglsspitze, 3196 meter
  25. Stubaier Wildkarspitze, 3174 meter
  26. Jochköpfl, 3143 meter
  27. Pflerscher Tribulaun, 3096 meter
  28. Hohe Villerspitze, 3087 meter
  29. Acherkogel, 3010 meter
  30. Hochreichkopf, 3010 meter
  31. Zischgelesspitze, 3007 meter
  32. Schöntalspitze, 3002 meter
  33. Kraspesspitze, 2995 meter
  34. Zwölferkogel, 2988 meter
  35. Großer Trögler, 2902 meter
  36. Rietzer Grieskogel, 2884 meter
  37. Finstertaler Schartenkopf, 2855 meter
  38. Roter Kogel, 2832 meter
  39. Gaiskogel, 2820 meter
  40. Gamskogel, 2815 meter
  41. Schwarzhorn, 2813 meter
  42. Pockkogel, 2807 meter
  43. Kalkkögel (Schlicker Seespitze), 2804 meter
  44. Hohe Kreuzspitze, 2744 meter
  45. Serles, 2718 meter
  46. Neunerkogel, 2640 meter
  47. Hoher Burgstall, 2613 meter
  48. Zwölferspitze, 2562 meter
  49. Elferspitze, 2505 meter

Bergpassen[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Sonklarscharte, 3327 meter (Sölden naar Sterzing)
  2. Bildstockljoch, 3138 meter (Sölden naar Ranalt (gem. Neustift im Stubaital))
  3. Timmelsjoch (Ital.: Passo del Rombo), 2509 meter, Sölden naar Meran (Ital. Merano)
  4. Jaufenpas (Ital.: Passo di Monte Giovo), 2094 meter, Sterzing naar Meran
  5. Brennerpas (Ital.: Passo del Brennero), 1375 meter, Innsbruck naar Verona.

Van bovenstaande passen zijn de Timmelsjoch (alleen 's zomers), de Jaufenpas en de Brennerpas met de auto begaanbaar.