Tweede Kamerverkiezingen 1853

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Tweede Kamerverkiezingen 1853
Datum 17 mei 1853
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 68
Opkomst 94,40%
Nieuwe kabinet Van Hall-Donker Curtius
Vorige kabinet Thorbecke I
Begin regeerperiode 19 april 1853
Opvolging verkiezingen
1852     1854
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De Tweede Kamerverkiezingen 1853 waren algemene Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 17 mei 1853.

Nederland was verdeeld in 38 kiesdistricten, waarin 68 leden van de Tweede Kamer gekozen werden.[1] Een kiezer bracht evenveel stemmen uit als er afgevaardigden in zijn kiesdistrict gekozen werden. Om gekozen te worden moest een kandidaat minimaal de districtskiesdrempel behalen.[2] De leden werden gekozen voor een termijn van vier jaar; om de twee jaar werd de helft van de Tweede Kamer vernieuwd.[3]

De verkiezingen werden vanwege de tussentijdse ontbinding van de Tweede Kamer gehouden voor alle 68 zetels. In zestien kiesdistricten[4] was een tweede verkiezingsronde benodigd tussen de twee hoogstgeplaatste (niet-direct gekozen) kandidaten uit de eerste ronde vanwege het niet-behalen van de districtskiesdrempel. Deze tweede ronde vond plaats op 31 mei 1853.

Aanloop[bewerken | brontekst bewerken]

De verkiezingen waren noodzakelijk geworden nadat de Tweede Kamer was ontbonden in verband met een regeringscrisis na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie.

Bij de grondwetsherziening van 1848 werd het in het kader van de scheiding van kerk en staat aan de Rooms-Katholieke Kerk toegestaan om zelf de kerkelijke indeling binnen Nederland vast te stellen. In 1853 werd dit recht toegepast, en paus Pius IX verdeelde Nederland in 5 bisdommen, waaronder een aartsbisdom in Utrecht. Onder de Nederlandse protestanten bestond veel afkeer tegen deze actie, wat culmineerde in de Aprilbeweging. De indiening van de klachten door de Aprilbeweging bij koning Willem III leidde tot een crisis tussen de koning en het kabinet-Thorbecke I, dat vond dat de koning de Aprilbeweging te positief en dus onvoldoende neutraal tegemoetkwam. Hierop trad het kabinet af; het werd op 19 april 1853 vervangen door het kabinet-Van Hall-Donker Curtius. Op 26 april 1853 werd de Tweede Kamer ontbonden.

Vanwege de ontbinding van de Tweede Kamer moest een nieuwe Tweede Kamer gekozen worden. Volgens de toentertijd geldende Kieswet was dat een uitzonderingssituatie: normaal werd elke 2 jaar de helft van de Kamer verkozen, en dus niet de Kamer als geheel. Ook was er door de voorafgaande crisis een duidelijke politieke vraag verbonden aan de verkiezingen, waar bij andere verkiezingen in de jaren 1850 en de eerste helft van de jaren 1860 de kiezers geacht werden de kandidaten niet naar politieke kleur maar naar competentie te beoordelen.

Uitslag[bewerken | brontekst bewerken]

De uitslag van de verkiezingen was als volgt:

Groepering[5] Zetels
1852[6] 1853 +/-
conservatieven  9/8 26 +18  
thorbeckianen  26/25 14 -11  
liberalen  17/18  9 -9 
antirevolutionairen  3  7 +4  
conservatief-liberalen  7  4 -3 
conservatief-katholieken  3  3 0
conservatief-protestanten  0  3 +3  
gematigde liberalen  3/2  2 0
vacatures[7][8]  -/2 - -2 
totaal 68 68 0

De uitslag van de verkiezingen was een grote nederlaag voor de thorbeckianen en de liberalen. Alleen de provincie Groningen en Twente bleven als liberale bolwerken overeind. 44 zetels kwamen terecht bij conservatieven en conservatief-liberalen die zich achter de Aprilbeweging hadden gesteld. Het conservatieve kabinet-Van Hall-Donker Curtius kreeg dus ruime steun in de Tweede Kamer. Desondanks werd het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie niet teruggedraaid; wel werd de Rooms-Katholieke Kerk in zijn bewegingsvrijheid beperkt door de invoering van de Wet op de kerkgenootschappen.

Gekozen leden[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1853-1854 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 40 leden herkozen. De stemmingen voor de overige 28 vacatures hadden de volgende resultaten:

  • in het kiesdistrict Amersfoort werd in de eerste ronde Johan van Reede van Oudtshoorn (antirevolutionairen) gekozen. Voor de tweede districtszetel was een tweede ronde nodig waarvoor ook de als tweede geëindigde Jacobus de Kempenaer zich geplaatst had. De Kempenaer was echter tevens kandidaat in het kiesdistrict Tiel[9], waar hij gekozen werd. Als gevolg hiervan verviel in Amersfoort de tweede ronde en was een naverkiezing nodig die op 6 juni 1853 gehouden werd. Daarin versloeg Frederik van Rappard (55,0%, conservatieven) de aftredende leden Adriaan Engelen (38,3%, liberalen) en Simon van Walchren (4,0%, conservatief-liberalen);
  • in het kiesdistrict Gouda werden Willem de Brauw (conservatief-protestanten) en Guillaume Groen van Prinsterer (antirevolutionairen) gekozen. Groen van Prinsterer was echter tevens kandidaat in het kiesdistrict Zwolle[9], waar hij eveneens gekozen werd en waaraan hij de voorkeur gaf. Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Gouda een naverkiezing gehouden. Daarin versloeg Mari Hoffmann (63,6%, conservatief-protestanten) de aftredende leden Gijsbertus van der Linden (16,0%, thorbeckianen) en Leonard Metman (14,4%, liberalen);
  • in het kiesdistrict 's-Gravenhage werd Julius Rijk (conservatieven) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Pieter Schooneveld (liberalen) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Maastricht werd Johan Rudolph Thorbecke (thorbeckianen) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Charles de Limpens (liberalen) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 14 juni 1853. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[11]

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]